71 Volgens het oordeel van de meerderheid is er dan ook geen enkele afdoende reden, waarom Uwe Vergadering, destijds bekend met de elders bestaande regelingen, op haar besluit van 1915 zou moeten terugkomen en de uitgaven voor de gemeente na de toen tot stand-gekomen verhooging ander maal zou moeten vermeerderen. Op grond van het bovenstaande geven wij^U mitsdien als College in overweging niet in te gaan op de verzoeken van Curatoren van het Gymnasium en van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs, om andermaal veran dering te brengen in de salarisregeiing van den rector van het Gymnasium en van den Directeur van de Hoogere Bur gerschool voor Jongens. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, den 13 Maart 1918. Toen wij in het jaar 1915 het College van B. en W. moch ten adviseeren omtrent een nieuwe salarisregeling voor de Leeraren van ons Gymnasium, stelden wij U o.a. voor om de periodieke verhoogingen voor den Rector anders teregelen dan voor de Leeraren. Volgens ons oorspronkelijk voorstel toch zou de Rector ontvangen 4 en de Leeraren 6 driejaar- lijksche verhoogingen. In ons tweede voorstel werd dit aldus gewijzigd: 5 tweejaarlijksche verhoogingen voor den Rector en 7 voor de Leeraren. Wij stonden nl. op het standpunt dat het billijk en gewenscht was, dat een Rector, die in het algemeen, eerst op lateren leeftijd als zoodanig benoemd wordt, spoediger zijn maximum moet kunnen bereiken dan een Leeraar die gewoonlijk reeds op jeugdigen leeftijd in dienst treedt. Trouwens, wij bleven daarmede geheel in de lijn van de toen geldende Verordening, volgens welke de Rector na 10, de Leeraren eerst na 18 jaar op hun maximum kwamen te staan. Tot onze spijt hebben B. en W. echter dit ons standpunt niet gedeeld en voorgesteld de periodieke verhoogingen van Rector en Leeraren gelijk te maken, met welk voorstel Uw Raad zich vereenigd heeft, nadat een poging van Mr Carpentier Alting om de Verordening in onzen geest gewijzigd te krijgen, was mislukt. De Rector ontvangt dientengevolge eerst zijn maximum wanneer hij 15 jaar in functie is geweest. De onlangs door Uwen Raad vastgestelde Verordening be treffende de wedden van de ambtenaren in dienst der Gemeente Leiden geeft ons aanleiding en vrijmoedigheid thans op deze aangelegenheid terug te komen. Daarbij is toch het o.i. juiste stelsel gevolgd, dat de Directeuren, Hoofden van Dienst, be trekkelijk spoedig hun maximum moeten kunnen bereiken. De Commissie ad hoe motiveert dit op blz 27 van haar Rapport aldus: «Aangenomen mag worden dat een Directeur een korteren »of langeren diensttijd achter den rug heeft voor dat hij tot «Hoofd van Dienst benoemd wordt. Van daar dat de afstand «tusschen zijn minimum en maximum niet te groot mag zijn «opdat ook voor een Directeur de kans, dat hij zijn maximum «bereikt, blijve bestaan." Dit stelsel is door Uwen Raad aanvaard en het aantal jaren waarin de Directeuren hun maximum kunnen bereiken, is gesteld op 9. Hierdoor is nu echter, naar onze bescheiden meening, de onbillijkheid die er o.i. reeds gelegen was in de voor den Rector getroffen regeling omtrent zijne periodieke verhoo gingen, nog grooter geworden en is er dus, naar onze wijze van zien, alles voor te zeggen om het thans voor de ambte naren aangenomen stelsel ook toe te passen op den Rector die, wat dit betreft, volkomen op één lijn te stellen is met bedoelde Directeuren. In Uwe vergadering waarin de nieuwe salarisverordening is aangenomen is door den Heer Hoogen- boom terecht hierop de aandacht gevestigd. Waar ook in andere Gemeenten de regeling van de perio dieke verhoogingen van den Rector gunstiger is dan hier ter stede bij de behandeling van de verordening is er destijds op gewezen dat in .geen enkele andere plaats het aantal jaren waarin de Rector zijn maximumwedde kan be reiken, hooger is gesteld dan op 10 daar komt het ons niet alleen voor den betrokken ambtenaar billijk, maar ook in het belang van onze Inrichting gewenscht voor, dat ten deze eene verandering in de Verordening wordt gebracht. Om deze redenen zouden wij het zeer op prijsstellen wan neer Uw College termen zou* kunnén vinden de Verordening van 15 Juli 1915 in dien zin te wijzigen, dat den Rector worden toegekend 5 tweejaarlijksche verhoogingen van f 200. zoodat hij na 10 jaar in het genot van zijn maximumwedde gesteld wordt. Curatoren van het Gymnasium te Leiden: S. G. de Vries, Voorzitter. M. B. Vos. Secretaris. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Leiden, 19 Maart 1918. Met belangstelling namen wij kennis van het door Curatoren van het Gymnasium alhier tot Uwen Raad gerichte verzoek, om de Verordening van den 15011 Juli 1915, tot regeling der jaarwedden van den Rector en de leeraren van het Gymna sium te wijzigen in dien zin, dat den Rector worden toege kend 5 twee-jaarlijksche verhoogingen van ƒ200.zoodat hij na 10 jaar in het genot zijner maximum-wedde gesteld wordt. De aangevoerde argumenten welke, naar onze meening, geheel toepasselijk zijn ook op eene door ons gewenschte wijziging in de periodieke verhoogingen der jaarwedde van den Directeur der Hoogere Burgerschool voor Jongens, zijn o.i. van dien aard, dat daaraan niets behoeft te worden toe gevoegd. Slechts zouden wij dit nog willen opmerken dat, waar het rapport der Raadscommissie van den 25en October 1917 van de door haar voorgestelde salarisregeling het onder wijzend personeel uitsluit, dit alleen geschiedde omdat hare opdracht deze uitsluiting wilde en dit dus geen reden behoeft te zijn om bepalingen dier regeling,'voor zoover dat dienstig en noodig blijkt, niet ook van toepassing te doen zijn op met name genoemde categorieën van bedoeld personeel. Wij hebben mitsdien de eer Uw College in overweging te geven art. 1 der Verordening van den 15en Juli 1915 (Gemeente- Blad n°. 8), houdende regeling van de jaarwedden der leer aren aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens te Leiden aldus te wijzigen, dat de jaarwedde van den Directeur, wanneer deze, hetzij te Leiden hetzij elders 2, 4, 6, 8 en 10 jaren als zoodanig is werkzaam geweest, telkens met /200.wordt verhoogd. De Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs. Aug L Reimeringer, Voorzitter. H A Sypkens, Secretaris. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 99. Leiden, 19 April '1918. In Uwe Vergadering van den llen April j.l. werd, ter voor ziening in de vacature, ontstaan door het overlijden van den heer H. C. van der Heijde, tot lid der Commissie voor de Bewaarscholen alhier benoemd, de heer W. Draaijer, oud- leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens in deze gemeente. De heer Draaijer heeft evenwel medegedeeld, dat hij die benoeming niet aanneemt. In verband hiermede hebben wij thans de eer U, met ver wijzing naar nevensgaande aanbeveling der Commissie voor de Bewaarscholen, de navolgende nieuwe voordracht aan te bieden voor de benoeming van een lid dier Commissie: 1°. J. BAAK, schoolopziener in het Arrondissement Leiden; 2°. H. PEL, fabrikant te Leiden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 17 April 1918. Naar aanleiding van het bedanken van den Heer W. Draaijer voor zijne benoeming tot lid van de Commissie voor de Bewaarscholen, heeft deze Commissie de eer, bij Uw College eene nieuwe aanbeveling in te zenden als bedoeld in Art. 15 harer Instructie 1. De Heer J. BAAK, schoolopziener in het Arrondissement Leiden 2. De Heer H. PEL, fabrikant alhier. De Commissie voornoemd, J. A. van Hamel Voorzitter M. van Wamelen, -Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. N°. 100. Leiden, 19 April 1918. Onder overlegging van bijgaand verzoek van Mevr. E. van der Heijdenvan Unen, om eervol ontslag uit hare betrekking van onderwijzeres aan de openbare Jongensschool 2e klasse alhier, en onder mededeeling, dat tegen inwilliging daarvan bij ons College geen bezwaar bestaat, geven wij U in over weging aan Mevr. E. van der Heijdenvan Unen, op haar verzoek eervol ontslag uit hare hierboven genoemde betrekking te verleenen, en dat ontslag te doen ingaan op 1 Mei 1918. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 19