DONDERDAG 11 APRIL 1918. 95 Burgemeester en Wethouders zeggen heel diplomatischde prijs is niet al te hoog. Ze erkennen dus ook, dat de prijs hoog is. - Wanneer ik mij afvraag, of wij dat terrein in de afzienbare toekomst noodig hebben, dan moét ik daarop een ontkennend antwoord geven. De vrees bestaat, hoor ik, dat het terrein zei worden in genomen voor eene fabriek of iets dergelijks. Die vrees deel ik niet, te meer, omdat de gemeente bij den verkoop van dat terrein voorwaarden kan stellen, vooral omdat het ligt naast het gemeentelijk Archief. Ook geloof ik, dat men daar niet zal gaan bouwen, omdat de gevraagde prijs in de eerste plaats voor een fabriek te hoog is en'in de tweede plaats, kan men in de gemeente aan het water betere plaatsen goedkooper vinden. Het lijkt mij, vooral waar de man degemeente het terrein heeft aangeboden, ongewenscht, om voor den gevraagden hoogen prijs toe te happen. Ik zou Burgemeester en Wethouders willen vragen, mij duidelijk te maken, of dat terrein wel aangekocht moet worden, om eventueel binnen afzienbaren tijd het Archief te vergrooten. Ik meen echter, dat zoo noodig voor de vergrooting van het Archief dat terrein niet noodig is, omdat het Archief aan beide zijden nog uitgebouwd kan worden. Dat terrein wordt dus alleen gekocht omdat de gemeente te zijner tijd de beschikking over dat stuk grond wil hebben. Waanneer dat zoo is, dan meen ik, dat het nu in het geheel de tijd niet is, om dat terrein te koopen, omdat het later misschien voor een kleiner bedrag zal kunnen worden gekocht. Voorshands kan ik dus niet medegaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer van Romburgh. M. de V. Ook ik kan mij niet vereenigen met het voorstel om dit huis aan te koopen. In de eerste plaats vind ik den gevraagden prijs abnormaal hoog. In een van de stukken, ik geloof in een schrijven van den Directeur van Gemeentewerken staat, dat de geschatte huurwaarde van het benedenhuis is 400. Ik wil er den Raad op wijzen, dat een particulier geen huurwaarde mag schatten, dat moet de Huurcommissie doen. Ik kan den heeren wel mededeelen, dat er een aanvrage bij de Huurcommissie is ingekomen, om de huurwaarde te schatten, maar ik mag als lid van de Huurcommissie in openbare zitting niet mededee len hoeveel de huurwaarde is. Maar gezien de huurwaarde waarop de Huurcommissie het benedenhuis geschat heeft en den prijs, die gevraagd wordt, kan ik mij met het voorstel niet vereenigen. De heer Wilmer. M. de V. Ik wil mij, voorloopig althans, aansluiten bij hetgeen gezegd is ,door den heer Sijtsma. Het lijkt mij toch een zeer dure assurantie tegen brandgevaar, wanneer de gronden in de onmiddellijke nabijheid van het Archief moeten worden opgekocht. Wanneer de gemeente (omdat er toch in onze gemeente meerdere gebouwen zijn, die ongeveer dezelfde waarde hebben als het Archief en waar voor men ook moet zorgen, dat er geen licht ontnomen wordt) de terreinen in de nabijheid van al die gebouwen moest aankoopen, dan zou de gemeente daardoor op hooge kos ten gejaagd worden. Als motief wordt verder aangevoerd, dat het terrein noodig is, om eventueel het Archief te vergrooten. Wanneer dat argument in normale omstandigheden werd aangevoerd, dan zou daarvoor veel te zeggen zijn. Wat het Gemeentebestuur zich in normale omstandigheden kan veroorlooven zonder al te royaal te zijn, kan het in deze abnormale omstandigheden nog niet doen. Mijnheer de Voorzitter, is waarschijnlijk de eerste, die zal zeggen, dat de gemeentelijke schatkist niet onuitputtelijk is, en dat de uitgaven, die met het oog op die abnormale omstandigheden worden geëischt, zeer groot zijn. De mogelijkheid bestaat, dat deze uitgaven voor den komen den tijd nog veel grooter zullen worden, om te voorzien in de dringende behoeften noodig voor het onderhoud van de bevolking. Men kan zeggen, dat men het eene kan doen en het andere niet behoeft na te laten. Maar, waar Wij weten, dat onze gemeentefinanciën niet heel sterk zijn, daar komt het mij gewenscht voor, dat juist met het oog op de naaste toekomst, het voorstel tot aankoop van het terrein niet wordt aangenomen, tenzij Burgemeester en Wethouders den Raad afdoende redenen kunnen voorleggen, waarom aankoop inder daad noodig zou zijn. De heer van der Lip. M. de V. Het heeft mij verbaasd, dat tegen dit voorstel door drie sprekers oppositie is gevoerd. Wij moesten ons mijns inziens gelukkig achten, dat wij in de gelegenheid zijn het terrein, waarom het hier gaat, te koopen. Al langen tijd heeft de Commissie voor het Oud- Archief het oog op dit terrein gevestigd gehad. Vroeger is er ook wel eens over aankoop onderhandeld, maar men is toen tot geen resultaat kunnen komen. Wat is het geval? Het Archiefgebouw is op den duur te klein. Er zal dus mettertijd uitbreiding aan moeten worden gegeven en nu is er geene andere uitbreiding mogelijk dan naar den kant van dit terrein. Nu zegt de heer Sijtsma wel, dat uitbreiding aan beide kan ten van, dus naast het gebouw mogelijk is, maar dit moet ik beslist tegenspreken. Wanneer het Archiefgebouw moet worden uitgebreid, dan is dit het terrein dat hiervoor als 't ware is aangewezen. Bovendien bestaat de mogelijkheid, dat, wanneer dit terrein in andere handen overgaat, wij daarvan de nadeelige gevolgen zullen ondervinden. Er is gesproken over brandgevaar, dat dan ontstaan kan, zekermaar een nog grooter gevaar acht ik de lichtbetimmering. De achterkant van het Archiefgebouw is vol ramen. Wanneer nu iemand anders het perceel van Verhoog koopt en den tuin gaat vol bouwen, komt het Archiefgebouw geheel in het donker. Wie ter plaatse een onderzoek heeft ingesteld, zal moeten erken nen, dat het voor de gemeente van het allergrootste belang is, dat terrein in eigendom te verkrijgen. Men vindt den prijs wat hoog. Ik ben op dat gebied geen deskundige, maar per sonen, die er wel over kunnen oordeelen, achten den prijs niet van dien aard, dat men hierom van den aankoop zou moeten afzien. Het betreft hier een tamelijk groot huis met een flinken tuin, waarvoor de gevraagde prijs niet al te hoog wordt geacht. Wat betreft hetgeen de heer van Romburgh heeft gezegd over de huurwaarde van hét huis, ik geloof, dat wij ten deze met de Huurcommissie niets te maken hebben. Het geldt hier slechts eene raming van de huur die getrokken zal worden. Wanneer men een huis wil koopen en de eigenaar woont er in, dan vraagt men, wat het huis aan huur zal kunnen opbrengen, en dan hoeft men geen rekening te hou den met. de bijzondere omstandigheden waaronder wij thans leven door de Huurcommissiewet die van tijdelijken aard is. Het betoog van den heer Wilmer is mij niet duidelijk. Op die manier kan men elk voorstel tot aankoop afketsen door de vraag te stellenzouden wij dit bedrag niet liever be steden voor de volksvoeding. Als men zoo redeneert, kan men geen enkelen aankoop meer doen. De heer Sijtsma heeft er op gezinspeeld, dat de heer Ver hoog bij de Commissie van het Oud-Archief zou zijn gekomen met de vraag, of de gemeente dit terrein niet zou willen koopen. Ik geloof niet dat dit iets ter zake doet, maar ik spreek dit tegen. Dit is niet het geval geweest. De Archivaris heeft zich tot den heer Verhoog gewend, omdat hij vernomen had, dat dit terrein in de courant te koop was aangeboden. Ik blijf er bij, dat het onverantwoordelijk zou zijn, wanneer wij er niet toe zouden overgaan dit perceel, dat wij voor eene eventueele uitbreiding van het Archiefgebouw zeiven noodig zullen hebben, aan te koopen, terwijl hierdoor bovendien zal worden voorkomen, dat bet Archiefgebouw aan den achter kant in het donker wordt gezet. De heer Botermans. M. d. V. Het huis is niet goedkoop voor 15.000.ik heb de waarde geschat op ongeveer ƒ12.000de gevraagde prijs is dus ongeveer 3000te hoog. maar die ƒ3000.die het huis meer kosten, wegen wel op tegen het groote belang, dat de gemeente heeft, wanneer ze in het bezit komt van het huis. Wat moet er van het Archiefgebouw terecht komen, wanneer de eigenaar het verkoopt voor 1000.— minder aan iemand, die daar een drukkerij plaatst? Niet alleen wordt dan de uitbreiding van het Archief gebouw belemmerd, maar het wordt ook aan de achterzijde in het donker gezet. De ƒ3000.die meer betaald moeten worden wegen wel op tegen het groote belang, dat de gemeente door aankoop verkrijgt. De heer Sijtsma, M. d. V. Ik ben noch door den heer van der Lip noch door den heer Botermans overtuigd, dat aankoop van het terrein voor de gemeente noodzakelijk is. Ik ben het echter niet eens met den heer Wilmer, dat wij dergelijke zaken niet moeten doen, omdat wij het geld beter kunnen gebruiken voor de voedselvoorziening, deze vergelijking gaat niet op; ik ben het echter wel met hem eens, dat wij met het uitgeven van bedragen zoo zuinig mogelijk moeten handelen en niet iets gaan koopen, wat de gemeente in de naaste toekomst, binnen afzienbaren tijd, niet bepaald noodig heet. De heer van der Lip zeide, dat de gemeente reeds lang heeft uitgezien naar dat terrein. Mij is echter medegedeeld, dat dat terrein tegen een veel lageren prijs aan de gemeente was aangeboden, maar toen is het aanbod niet geaccep teerd; toen achtte men het niet noodzakelijk, om het te koopen. Ik wil het College van dezen tijd geen verwijt daarvaD maken, maar toen vond men het dus voor de gemeente niet bepaald noodig. De vrees, dat het Archief ingebouwd zal worden en dat het brandgevaar grooter zal worden, deel ik niet. Het terrein heeft reeds lang renteloos gelegen. Men heeft daarop toen de aandacht van de gemeente gevestigdde heer van der Lip mag wel zeggen, dat dat geschiedde door den Archivaris,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 13