DONDERDAG 14 MAART 1918.
69
meenen toch, dat er met het werk dient te worden aangevangen.
De Raad heeft derhalve hiertoe zelf besloten.
De heer Botermans. M. d. V. U zegt wel, dat de Raad
hiertoe heeft besloten, maar ik ben er toen tegen geweest.
Ik heb toen aan deri Wethouder gevraagd, of de f 26000.
reeds bijeen waren. De Wethouder heeft gezegd, dat hij hoopte,
dat zij bijeen zouden komen. Ik heb het gevaarlijk gevonden
op deze wijze met het werk een aanvang te maken. Ik stel
dan ook voor de zaak te laten rusten. Ik ben bang, dat de
posten nog belangrijk hooger zullen worden dan waarop
gerekend is geworden. Laat men daarom wachten tot alles
gereed is, dan kan men zien, wat het eindcijfer zal zijn, wat
zeer zal tegenvallen.
De heer Fokker. M. d. V. Ik kan helaas het advies van
mijn partijgenoot niet opvolgen om verder over deze zaak
niet te spreken. Wanneer ik mij wel herinner, behelsde het
Raadsbesluit door U genoemd, niet de kwestie van het bijeen
brengen van de 5%, maar het betrof de kwestie of hangende
de onzekerheid of het Rijk een voorschot zou willen verleenen
de gemeente toch zou doorgaan. Dat de 5% niet zouden
behoeven bijeengebracht, was niet in debat. De Wethouder
heeft er toen opgewezen, dat wij de vereeniging vast hadden,
omdat het contract nog moest worden gesloten. Ik ben blij
dit te hebben vernomen. Burgemeester en Wethouders zullen
derhalve wanneer het contract met deze vereeniging zal
worden gesloten, niet afzien van de bepaling van het bijeen
brengen van de 5%. Toentertijd ben ik de eenige niet geweest,
die tegen het aannemen van het voorstel van Burgemeester
en Wethouders heb gewaarschuwd. Uit het debat thans zullen
Burgemeester en Wethouders hebben kunnen zien, dat zij
niet den geheelen Raad achter zich zullen hebben als zij te
gemakkelijk hierover zouden willen heenstappen.
De heer Huurman. M. d. V. Veel van wat ik had willen
zeggen, is reeds door den heer Fokker gezegd. Toen de Raad
besloot met de uitvoering van dit plan te beginnen, was
men bevreesd dat het Rijk het gevraagde voorschot niet zou
willen geven. Dit risico achtte ik evenwel heel wat geringer
dan die betreffende het bijeenbrengen van de 5°/0 door de
Vereeniging. Ik hoop, dat het haar gelukken zal, maar ik
vrees, dat men daarmede heel wat moeite zal hebben. Ik zou
in overweging willen geven, dat wij in het vervolg eischen,
voor met het bouwen begonnen wordt, eerst de 5°/0 bijeen
moet zijn gebracht. Hierdoor zal men op de Vereeniging een
drang uitoefenen om er voor te zorgen, dat het geld er komt.
Wanneer de gemeente subsidie verleent voor het bewuste
bedrag bijeen is, zullen zij zich minder moeite geven. Ik
vrees er dan ook zeer voor, dat bij deze bouwerij de 5 °/0 er
nimmpr komt.
De Voorzitter. Ik wil er op wijzeD, dat de 5% er moeten
zijn, alvorens het contract kan worden aangegaan. Maar
zoover zijn wij nog niet. De heer Huurman heeft er terecht
op gewezen, dat de Raad besloten heeft uitvoering te geven
aan het plan, hoewel het Rijk nog niet had verklaard het
gevraagde voorschot te zullen verleenen. Men mocht aanvangen
met het werk zonder voorschot van het Rijk en zonder dat
de 5% waren bijeen gebracht, maar dit laatste moest er zijn,
wanneer het contract met de Vereeniging zou worden gesloten
De heer van der Pot. M. d. V. Ik wil er toch nog even
den nadruk op leggen, ook in verband met hetgeen de heer
Fokker heeft gezegd, dat Burgemeester en Wethouders het
absoluut niet in handen hebben om de voldoening aan deze
voorwaarden te bevorderen. Dat is een kwestie, die afhangt
van den ijver van de bestuursleden dezer vereeniging en van
de bereidwilligheid van ingezetenen, om door het nemen van
obligaties deze vereeniging te steunen. Wanneer men in die
richting werkzaam wil zijn, zal dat buitengewoon op prijs
worden gesteld. Misschien kunnen ook Raadsleden in die
richting iets in het belang der zaak doen.
Wat betreft het risico is door den heer Huurman de op
merking gemaakt, dat het andere risico niet zoo groot was;
dat is niet juist. Het ging toen om een zeer aanzienlijk bedrag.
De gemeente heeft het voorschot toegekend, zonder dat zij
zeker was, dat het Rijk het voorschot zou geven en zonder
dat bekend was onder welke voorwaarden dat zou geschieden.
Dat is gelukkig voor de gemeente goed terecht gekomen,
want de gemeente heeft het bedrag op aannemelijke condities
gekregen en is dus beloond voor haar voortvarendheid.
Wat nu het punt betreft, waarover heden zoo druk gesproken
wordt, daarin zit niet zoo'n groot risico, als men schijnt te
denken, want in de exploitatierekening is ook opgenomen een
bedrag voor rente en aflossing van deze 5% van het bouw-
kapitaal. Het allerergste zou kunnen zijn dat de gemeente
zou moeten zeggen ik zou dit niet graag willen voorstellen,
maar wil het alleen even als mogelijk stellen ik neem
die obligaties zelf tot een bedrag van 5®/o en daarvoor betaalt
ge mij dezelfde rente en aflossing als van het gewone voor
schot. Om die reden is dan ook de bedoelde voorwaarde niet
gesteld. De eisch, dat 5% van het kapitaal elders geplaatst
moet worden is niet voornamelijk gesteld, om de Gemeente
van een deel van het risico te ontlasten, maar om ook parti
culieren belang te geven bij een goeden gang van zaken in
deze vereeniging.
De heer Huurman. Er is eerst ƒ4000.— bijeen.
De heer van der Pot. Dat doet er niet toe. Financieel risico
zit daarin voor de gemeente mijns inziens zoo goed als niet.
De beraadslaging wordt gesloten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeen
komstig het praeadvies besloten.
XI. Praeadvies op het vei;zoek van de N. V. voorheen
R. M. Beuth en Zoon, om vergunning tot het overbouwen
van een gedeelte der Zegersteeg, ter verbinding van de perceelen
Kaiserstraat Nis. 29 en 31, en op het naar aanleiding van
dat verzoek ingediend adres der Diakenen der Nederlandsch
Hervormde Gemeente, alhier.
(Zie Ing. St. No. 54.)
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter. Zooals de heeren weten, luidt het praeadvies
van Burgemeester en Wethoudersom het verzoek af te wijzen.
De heer Fokker. M. d. V. Ik heb met groot leedwezen
van dit praeadvies kennis genomen. De heeren zeggen nu
wel: »nou", maar ik heb toch werkelijk met groot leedwezen
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders kennis
genomen. Ik zo.u willen voorstellen, en ik zal dat voorstel
ook indienen om op het adres van de Vennootschap in
te gaan en haar het gevraagde verlof te verleenen. Wanneer
ik naga de bezwaren, die tegen het verzoek zijn ingebracht,
dan ,vind ik die tamelijk overdreven. Gelukkig sta ik hier
niet alleen, maar kan mij scharen naast het rapport van den
Directeur van Gemeentewerken, die de zaak heeft onderzocht
en die de bij uitstek deskundige adviseur van het het college
van Burgemeester en Wethouders is, een adviseur op wien
zij zich in deze vergadering herhaaldelijk en met succes
beroepen. Wanneer ik mij nu ook eens op dienzelfden
deskundige beroep, dan zou ik willen zeggen, dat het bezwaar,
dat er zóó. een verschrikkelijke tocht zou komen, dat de
invloed daarvan merkbaar zou zijn bij het hoekperceel, niet
gegrond is. Ik geloof niet, dat het zoover zal gaan en ik geloof
met den Directeur dat die woningen licht en lucht genoeg
krijgen, omdat die woningen betrekkelijk laag zijn.
De deskundige Directeur acht het zeer wel mogelijk, dat
de tocht zal verminderen, wanneer de steeg zal zijn overwelfd,
hoewel door de tegen-adressanten beweerd is geworden, dat
de tocht in de steeg zal vermeerderen.
Evenmin is de Directeur bang voor verontreiniging. Wanneer
men hier te maken had met een nauw slop, zou men hiervoor
bevreesd kunnen zijn, maar, waar men hier te maken heeft
met eene tamelijk breede steeg, is ook naar mijn oordeel
het gevaar van verontreiniging niet zoo groot. En wat staat
hier tegenover? Wij hebben hier te maken met een bloeiende
industrie, die zich ook mag verheugen in de belangstelling
van de stedelijke autoriteiten en hunne bijzondere aandacht
waardig bleek. In de courant toch heb ik gelezen, dat de
Burgemeester deze fabriek nog onlangs heeft bezocht en zijne
ingenomenheid heeft betuigd met wat hij heeft gezien. Daaraan
heeft men evenwel bitter weinig, wanneer men ter uitbreiding
van zijn bedrijf de hulp inroept van Burgemeester en Wet
houders, maar Burgemeester en Wethouders weigeren hun
steun te verleenen. Nog niet lang geleden werd er ook in
een missive van de Kamer van Koophandel tot onzen Raad
gericht op gewezen, dat men de Leidsche industrie moet
steunen en nu de gelegenheid zich daarvoor voordoet, adviseeren
Burgemeester en Wethouders van welk college nota bene de
secretaris van de Kamer van Koophandel deel uitmaakt, op
het verzoek van adressant niet in te gaan, op grond van
bezwaren, die door den Directeur van Gemeentewerken geheel
ongegrond worden geacht. Het is misschien niet gewenscht
het verzoek geheel en al in te willigen, maar de overdekking
toe te staan over een breedte van 8 M. in plaats van 10 M.
Ik heb dan ook de eer mede namens den heer Hoogenboom
dienaangaande een voorstel te doen.
De Voorzitter. Bij mij is ingekomen het volgende voorstel
van de heeren Fokker en Hoogenboom luidende:
»De ondergeteekenden hebben de eer voor te stellen aan de
Naamlooze Vennootschap, voorheen R. M. Beuth en Zonen ver
gunning te verleenen tot het overbouwen van de Zegersteeg
teneinde de beide hoekperceelen Kaiserstraat 29 en 31 op de
eerste verdieping te kunnen verheefen, als verzocht in het