DONDERDAG 14 MAART 1918. De heer van Gruting. M. d. V. Nog een enkel woord. Er bestaat in de Gezondheidscommissie nog eene sub-com missie, die de besmettelijke ziekten heelt te behandelen. Tot die sub-commissie behoor ook ik. Waar nu in de sub-com missie wel is behandeld geworden het rapport van den heer Kapsenberg, maar niet het voorstel van Burgemeester en Wethouders, daar kan ik dus gerust zeggen, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet in de Gezondheids commissie is behandeld, en daarover is derhalve ook geen rapport uitgebracht. De heer van der Lip meent gelijk te hebben met hetgeen hij zooeven heeft beweerd, ik voor mij geloof, dat ik gelijk heb. De heer Fokker. M. d. V. Ik wil slechts opmerken, dat wij met de sub-commissie niets te maken hebben. Wanneer wij rapport hebben ontvangen van de Gezondheidscommissie, dan hebben wij dit als een rapport van die Commissie te be schouwen. Met de vraag of in dit geval de sub-commissie van de Gezondheidscommissie had moeten worden gehoord, daarmede hebben wij hier niets te maken. Daarover moeten de heeren in de Gezondheidscommissie dan maar een rob bertje vechten. De heer van der Lip. M. d. V. Het standpunt van den heer van Gruting wordt mij hoe langer hoe onverklaarbaarder. Formeele bezwaren toch kan hij niet doen gelden, aangezien, zooals ik reeds heb opgemerkt, de Gezondheidscommissie gehoord is, en materieele bezwaren kan hij evenmin hebben, want de Gezondheidscommissie is van alles op de hoogte en heelt ons van advies gediend. De Gezondheidscommissie heeft kennis genomen van het rapport van den heer Kapsenberg, waarin ook wordt voorge steld om tijdelijk de cholera-barak van het Caecilia-gasthuis in te richtenvoor verpleging van nekkramplijders, wat wij thans voorstellen. Wanneer Burgemeester en Wethouders met een geheel ander plan waren gekomen, dan zou er misschien voor het standpunt van den heer van Gruting nog iets te zeggen zijn, maar Burgemeester en Wethouders hebben niets anders gedaan dan uit het rapport van den heer Kapsenberg over genomen, wat zij na verhoor van de Gezondheidscommissie en de Commissie voor de reorganisatie van de geneeskundige dienst wenschelijk achtten. De Gezondheidscommissie heeft precies geweten, wat de heer Kapsenberg voorstelde. Bij dit voorstel hebben Burge meester en Wethouders zich aangesloten, en daardoor zijn zij, wat natuurlijk hun recht was, afgeweken van het advies van de Gezondheidscommissie die aan het bouwen van barakken de voorkeur gaf boven de inrichting van het Cholera-hospitaal. Waarom en waarover moet nu de Gezondheidscommissie nog nader gehoord worden Ik herhaal het, het is mij niet duidelijk. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer van Gruting wordt in stemming gebracht en verworpen met 21 tegen 6 stemmen. Tegen stemmen de heeren: Sijtsma, Jaeger, A. Mulder, van Romburgh, Knappert, Reimeringer, Sasse, Wilmer, Timp, van Hamel, Bots, van der Lip, van der Pot, Fokker, Boot, Pera, J. P. Mulder, Briët, Eerdmans, van Tol «n Zwiers. Vóór stemmen de heerende Boer, Hoogenboom, Huurman, Botermans, van Gruting en van der Eist. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeen komstig het praeadvies besloten. X. Voorstel tot wijziging van het Raadsbesluit van 26 Juli 1917, inzake het aanvragen en aanvaarden van een voorschot met bijdrage ten behoeve van den bouw van 118 woningen aan den Zijlsingel door de Woningbouwvereeniging «Eensgezindheid" en tot vaststelling van den desbetrefïenden begrootingsstaat. (Zie Ing. St. No. 60.) De beraadslaging wordt geopend. De heer van Romburgh. M. d. V. Ik zou naar aanleiding van dit voorstel een paar vragen willen doen. In de eerste plaats zou ik willen vragen, of de 5% door de vereeniging reeds is bijeengebracht. Ik heb toch gehoord, dat dit nog niet het geval is. Verder zou ik willen vragen, wie de rente van het geld betaalt, dat door de gemeente is voorgeschoten vanaf den dag dat aangevangen is met den bouw, totdat het subsidie door het Rijk wordt uitbetaald. De heer van der Pot. M. d. V. Op de eerste vraag van den heer van Romburgh kan ik antwoorden, dat wat hij gehoord heelt, inderdaad juist is. De vereeniging heeft de 5% nog niet bij elkaar. Wat de tweede vraag betreft, is in de rekening een post opgenomen voor het renteverlies. Dat is een vaste post, die op dergelijke rekeningen voorkomt en daarop staat een zeker bedrag voor renteverlies tot aan het begin van de exploitatie. De heer van Romburgh. M. d. V, Naar aanleiding van het eerste antwoord van den heer van der Pot zou ik willen vragen, of het geen bezwaar is, dat die 5% van het kapitaal nog niet bijeen is. De heer van der Pot. Op een gegeven oogenblik moet die 5«/0 er natuurlijk zijn. De Raad kan natuurlijk daarop terug komen en een andere regeling met die vereeniging treffen, maar daarvan is op dit oogenblik geen sprake. De vereeniging is bezig met pogingen om het zoo ver te krijgen, dat zij aan den gestelden eisch kan voldoen. De heer Huurman. M. d. V. Bestaat er gegronde hoop, dat de 5% bijeenkomt? Ik meen, dat er nog geen 2% aanwezig is. Hoe zal het dan moeten gaan, als de huizen gereed zijn, betrokken worden en de 5% nog niet bijeen gebracht is? De heer van der Pot. M. d. V. Dat niet gewacht kon worden op het bijeenzijn van die 5% voor men ging bouwen, moet den Raad duidelijk zijn. Het geheele plan is met spoed doorgezet, ten einde in de groote behoefte aan woningen te voorzien. De gemeente heeft toch wel zwaardere risico's op zich genomen, waarvan gelukkig achteraf is gebleken, dat de gemeente die niet ten onrechte heeft aangedurfd. Ik kan den heer Huurman mededeelen, dat ik nog zeer onlangs een onder houd had met bestuursleden der vereeniging «Eensgezindheid" en deze deelden mij mede, dat zij druk bezig zijn. Ook ik heb hun nog eenige kanalen gewezen, om het kapitaal uit te breiden. Men is dus bezig te trachten, om aan de gestelde eischen te kunnen voldoen op het tijdstip, dat dat noodig zal zijn. Mocht de vereeniging daarin niet slagen, dan zal men met andere voorstellen bij den Raad moeten komen. Op het oogenblik is daarvoor geen reden. Het is in dit stadium van de zaak zeer moeilijk te zeggen, of men gegronde hoop kan koesteren, dat de vereeniging het kapitaal kan bijeen brengen. Andere vereenigingen die gebouwd hebben en aan wie ook een dergelijke eisch is gesteld, hebben daarmede ook moeite gehad en hebben gesputterd, maar tenslotte zijn ze er toch gekomen. Ik hoop en vertrouw, dat deze vereeniging daarin eveneens zal slagen. De heer Huurman. Maar die bedragen waren veel kleiner. De heer van der Pot. Zeker, daarin hebt U volkomen gelijk. De heer Fokker. M. d. V. Wat zal rechtens de toestand zijn, als die vereeniging niet slaagt in het bijeenbrengen van dat bedrag? Men is nu gaan bouwen en de geachte Wethouder zeide, dat het den Raad wel duidelijk zou zijn, dat daarmede niet gewacht kan worden. Dat is juist, maar of nu gebouwd moest en mocht worden door een vereeniging, die niet aan den eisch voldeed, laat ik in het midden. Ik begrijp echter niet, welk besluit de Raad later moet nemen, want dan zal de Raad feitelijk voor een fait accompli zijn gesteld. Misschien zal de Raad dan wel met een eventueel voorstel medegaan en zeggenWij hebben dien eisch wel gesteld, daaraan wordt niet voldaan, maar wij zullen dat toch maar slikken. Daar voor zou ik echter zeer weinig gevoelen. Wat stelt de Wethouder zich voor, dat het andere voorstel, dat gedaan zou worden, zal behelzen? Dat zou ik gaarne van hem vernemen. De heer van der Pot. M. d. V. Daaromtrent heb ik wel een denkbeeld, maar ik acht het voorbarig hierover thans mij uit te laten, nu de vereeniging nog bezig is met pogingen om aan de gestelde voorwaarden te voldoen. Men moet niet vergeten, dat de gemeente het heft in handen heeft, aangezien het contract, waarop de geheele financieële regeling berust, nog moet worden gesloten. Op het oogenblik, dat het contract wordt gesloten, moet aan de gestelde eischen kunnen worden voldaan. Het is in het belang van de vereeniging, dat zij er voor zorgt, dat op dat tijdstip het bedrag bijeen is. De Voorzitter. Ik wil er den heer Fokker op wijzen, dat door den Raad besloten is aan de Vereeniging vergunning te geven om te gaan bouwen. Den 26en Juli 1917 is besloten door den Raad in afwijking van het Raadsbesluit van 1 Maart Burgemeester en Wethouders te machtigen toestemming te geven aan de Vereeniging om ter uitvoering van haar bouwplan tot aaubesteding en gunning van het werk over te gaan. Het is toen gebeurd met de bedoeling om werk te verschaften. Men heeft gezegd: al staat het wat op losse schroeven, wij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 6