DONDERDAG 14 MAART 1918. 79 en den Raad op zal aandringen, dat een vaste loonsverhooging ingaat met 1 October, zoodat wij niet een tijdelijke loons verhooging krijgen op 1 September, maar een definitieve loonsverhooging op 1 October. Of er dan een toeslag zal worden gegeven, zou afhangen van de tijdsomstandigheden. Wanneer na Burgemeester en Wethouders komen met een voorstel, dat aan de gemeente 14000.meer zal kosten dan de vroegere duurtetoeslag, daar zal men toch niet kunnen zeggen, dat dit voorstel van schriel heid getuigt. Eerst is er gevraagd geworden om een duurte toeslag; toen die gegeven was, vroeg men om eene definitieve loonsverhooging en nu die er eenmaal is, wordt er weer een toeslag verlangd als correctief voor de prijsstijging van schoenen, kleeding en levensmiddelen. Door de Commissie ad hoc is voorgesteld geworden het minimumloon te bepalen op 12.60. Burgemeester en Wet houders hebben toen er nog 5 opgelegd en voorgesteld het loon te brengen op 13.20. Burgemeester en Wethouders hebben toen het oordeel gevraagd van de afgevaardigden der verschillende organisatiën, die 13.20 te laag vonden en vroegen ƒ13.80. Burgemeester en Wethouders hebben evenwel eene verhooging tot ƒ13.20 voldoende geoordeeld. In verband ook met den toeslag, dien Burgemeester en Wethouders van plan waren te geven. Burgemeester en Wethouders zijn tot dit voorstel gekomen op de volgende wijze. Aan de gehuwden wenschten zij te geven een bed rag gelijk aan 2 periodieke verhoogingen en aan de ongehuwden 1, dus repec- tievelijk 1.20 en 60 cent. Voor de 4 weken werd dit een bedrag van 4.80 en 2.40, welke bedragen Burgemeester en Wet houders in hun voorstellen hebben afgerond tot 5.en ƒ2.50. Het minimumloon voor de gehuwden wordt derhalve ƒ14.40 behalve den kindertoeslag en voor de ongehuwden 13.80. Zelf hebben de organisatiën gevraagd om een loon van ƒ13.80 en dan zou er niet meer over een duurtetoeslag worden gesproken. Dit gesprek heeft in December plaats gehad. Oorspronkelijk was er door de organisatiën gevraagd eene verhooging van 15 Wij hebben toen gemeend, dat eene verhooging van 5% voldoende was. Nu komt er bij een toeslag van 10 zoodat wij nu ook zijn gekomen tot eene verhooging van 15%, wat door de werklieden was gevraagd. Nauwelijks echter was dat klaar, of er komt een geheel nieuw verzoek, waarin voor ieder ƒ200.meer werd verzocht. Daarbij werd niet gevraagd, of er veel of niet veel noodig was. Wij laten ook de pensioenen varen, want zooals de heeren weten, zijn de pensioengrondslagen zeer verschillend. De directeur van de Kweekschool, die gepensioneerd is, heeft van den hoofdcursus, waarbij hij niet onder het rijkspensioen valt, een pensioen van 78.— en die zou dan ook 200.— er bij krijgen. Het gaat niet aan, dat men met dergelijke verzoeken tot ons komt. De heeren zullen nu gezien hebben, dat Burgemeester en Wethouders een systeem hebben gevolgd, dat aan alle billijke verwachtingen voldoet. Men wil echter altijd iets anders, doch het systeem van Burgemeester en Wethouders is goed doorzien en daarop valt niets aan te merken. Wij weten thans niet wat voor tijden komen. Wanneer men de prijzen der levensmiddelen, gelijk ik reeds heb betoogd, vergelijkt met de stijging van de loonen, plus de duurtetoe- slagen, dan kan men niet zeggen, dat hier geen aanzienlijke loonsverhooging heeft plaats gehad. Dat men bij het Rijk anders oordeelt, spreekt van zelf, want daar heeft geen trakte- mentsverhooging plaats gehad. De rijksregeling betreffende den duurtetoeslag bedoelt eigenlijk een tijdelijke loonsverhooging, totdat een definitieve loonsverhooging heeft plaats gehad. Indien hier niet had plaats gehad de verhooging, die voorgesteld is door de Commissie ad hoe en door Burgemeester en Wet- houdersgeamendeerd, dan zouden Burgemeester en Wethouders met een andere duurtetoeslag moeien zijn gekomen en dan zouden wij ook veel hooger zijn gegaan dan hier. Dan zou de duurtoeslag ook niet gegaan moeten zijn tot ƒ2000.— maar zeker tot een traktement van 3000.De hoogere ambtenaren hebben ook een aanzienlijk percentage meer gekregen, al kan het wel zijn, dat niet allen 40 meer hebben. Maar hoeveel menschen hebben dat in de tegenwoordige maatschappij? Niet iedereen is er beter aan toe gekomen. Wij moeten dus niet medegaan met het amendement, omdat, na de tot stand gekomen loonsverhooging, het niet noodig is den duurtetoeslag uittestrekken tot hen, die meer dan ƒ1500.— respectievelijk ƒ1000.verdienen. Nu zullen de heeren zeggen: Waarom zijt gij dan toch zelt hooger gegaan Omdat de loonen gestegen zijn zouden anders vele menschen, die vroeger duurtetoeslag hadden, daarvan verstoken blijven. Men kan zeggen, dat im grossen Ganzen iemand die ƒ1200.— verdiende thans ƒ1500.heeft en dat iemand, die vroeger ƒ1000.— had, nu 1300.heeft. Dan zou een dergelijk persoon zijn toeslag verloren hebben en er weinig op zijn vooruitgegaan. Ik zou den heeren dan ook niet willen aanraden, het amendement aan te nemen, om een hoogere salarisgrens te bepalen. Het amendement kan trouwens, zooals het daar ligt, niet worden aangenomen, want dan zouden wij krijgen, dat wij een toeslag gaven tot ƒ2000.— loon, maar bij 1800.(de grens voor het inkomen, zie sub 4° van het praeadvies) zouden moeten ophouden. Wij hebben het inkomen nu ƒ300.— hooger gesteld dan het loon, omdat wij gezegd hebbenhet is soms zoo hatelijk, dat menschen die uit vroeger tijd een klein pensioentje hebben, den duurte toeslag zouden kwijtraken. Wij hebben gevolgd het systeem, dat nu ook bij het Rijk is aangenomen, waarbij het inkomen hooger is gesteld dan de loongrens, zoodat men niet, als men iets van zich zelf heeft, een spaarduitje of een pensioentje, daardoor buiten den duurtetoeslag zou vallen. Wat betreft hetgeen de heer Knappert heeft gezegd, nog het volgende. Ik ben het met hem eens, dat de duurte voor de verpleegsters is gelegen in schoeisel en kleeding, ofschoon hare kleeding niet zoo duur is. Hiervoor hebben zij evenwel loonsverhooging gekregen. Men kan nu toch niet aan iedereen een toeslag gaan geven. Iemand, die vroeger wellicht ƒ1000 verdiende, verdient er thans ƒ1300, maar door de duurte is hij misschien toch wel 50 achteruit gegaan. De duurte wordt door de gemeente zooveel mogelijk vergoed, maar dit is niet in een goudschaaltje af te wegen. Men moet bovendien niet vergeten, dat de verpleegsters niets geen moeite hebben om aan eten te komen. Men heeft tegenwoordig niet te maken alleen met de duurte, maar ook met de schaarschte. Vele menschen, die het goed kunnen betalen, kunnen niet aan eten komen. In andere steden heeft men toch gezien, dat de broodwagens worden geplunderd. De menschen willen wel geld betalen, maar zij hebben geen bons. Een groot voordeel van een gesticht is, riat men van deze misère niets bemerkt. In vele opzichten zijn de verpleegsters bevoorrecht. Met al het gescharrel van de huisvrouw hebben zij niets te maken. Wat betreft het voorstel van den heer Sijtsma nog dit. De kosten verbonden aan het voorstel om de verhooging te bepalen op ƒ6.bedragen ƒ9000.en de verhooging van de grens tot ƒ2000.— zal aan de gemeente op ƒ4000.—komen te staan. De meerdere kosten van het voorstel van den heer Sijtsma bedragen 13000.De nieuwe salarisregeling heeft aan de gemeente gekost ruim 1% ton; wanneer deze toeslag er dan nog bij komt, zal het totaal bedragen ongeveer 2 ton. Ik geloof niet te overdrijven, wanneer ik zeg dat aan traktementsverhooging er in den tijd, dat ik hier Burgemeester ben, meer is uitgegeven dan de geheele hoofdelijke omslag bedroeg toen ik hier kwam. In het geheel bedraagt de verhooging wel een 3V2 a 4 ton, dat was de geheele hoofdelijke omslag in 1910. Men zal dus niet kunnen zeggen, dat er niet genoeg is gedaan. Dat men evenwel nooit tevreden is, is zeer bekend. Eerst hebben wij gekregen een verzoek om verhooging van 15% plus2V2% voor ieder kind. Datstukisnauwelijksingediend, oferkomtal weer een ander verzoek namelijk om het traktement van iedereen met ƒ200 te verhoogen. Men moest van die zijde ook eens den noodigen ernst betrachten en begrijpen, dat men maar niet een actie moet voeren en alle billijkheid uit het oog verliezen. Met het oog op de getallen door mij genoemd, zal ik deze lijst voor de leden ter inzage leggen in de Leeskamer, dan zal men zien, dat gemiddeld ten minste de lagere ambtenaren eene verhooging hebben ontvangen van 50%. De heer van der Elst. M. d. V. Eene enkele opmerking naar aanleiding van hetgeen de heer Pera heeft gezegd. De heer Pera heeft er over geklaagd, dat wanneer ons voorstel wordt aangenomen, de burgerij weer zal moeten bloeden. Dit is wel heel onaangenaam, maar het geldt van bijna alle crisis- uitgaven, die de Raad moet voteeren. Hiertegenover zou ik willen opmerken, dat waar door parti culiere patroons een duurtetoeslag wordt gegeven deze even redig moet zijn aan den duurtetoeslag door de gemeente gegeven. Wanneer het noodig blijkt een duurtetoeslag te geven, dan mag de gemeente zich hieraan mijns inziens niet onttrekken. Mijnheer de Voorzitter, U heeft er met tal van voorbeelden op gewezen, dat de loonen in den Iaatsten tijd schrikbarend naar boven zijn gegaan, terwijl de prijs der levensmiddelen met gemiddeld 40% is gestegen. Dat getal is hooger dan ik gelezen heb in een artikel in de Nieuwe Rotterdamsche Courant. In alle geval blijkt het loon naar boven te zijn gegaan ongeveer evenredig aan de prijsstijging der verschillende ar tikelen. Ik wil er evenwel op wijzen, dat toen wij tot loons- herziening overgingen, de loonen betrekkelijk laag waren. Wanneer, Mijnheer de Voorzitter, Uwe redeneering juist is, dan is het voorstel van Burgemeester en Wethouders incon sequent, want, wanneer de loonen 50 a 60 zijn verhoogd, terwijl de prijs der levensmiddelen met 40 is gestegen, dan zou een duurtetoeslag niet noodig zijn. De Voorzitter. Ik heb gezegd, dat deze getallen betreffen het loon plus den toeslag.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 17