DONDERDAG 14 MAART 1918.
77
zaak hier ter sprake kwam, is terecht gezegd, dat in een ge
meente als Leiden de tram een luxe-vervoermiddel is. Ineen
gemeente als deze met korte afstanden wordt, enkele uitzonde
ringen daargelaten, de tram geheel uit luxe gebruikt, zonder
dat het gebruik bepaald noodzakelijk is. Nu zie ik niet in
de noodzakelijkheid, dat uit de gemeentekas een som van
ƒ6000.zou worden gegeven om de menschen, die van de
tram gebruik maken, dat gemakkelijker te maken door hun
een zekeren toeslag te geven op het tarief, want daarop
komt de zaak neer. Nu zegt de heer Eerdmans, dat de menschen
toeslag zouden krijgen van de gemeente, doordat zij niet
de volle kosten betalen, die de tram moet maken ter wille
van de exploitatiekosten. Dat- de tram dat niet van hen
vraagt heeft zijn goede oorzaak, omdat zij voelt, dat zij, als
zij hooger ging, de meerdere baten niet zou krijgen, omdat
in een1 gemeente als deze dan nog veel meer menschen niet
van de tram gebruik zouden maken. Zij gaat eenvoudig zoo
ver als zij, met haar voelhorens, meent dat zij kan gaan, om
nog een deel van haar meerdere exploitatiekosten te dekken.
Hoe zij de rest zal dekken, laat ik in het midden, maar zoo
ver meent zij het te kunnen verhalen op de passagiers en
dat lijkt mij de meest rationeele manier. Wij hebben de
tram aan den eenen kant en de passagiers, aan den anderen
kant en iederen keer, dat menschen in de tram stappen,
sluiten zij overeenkomsten. Deze zijn gebaseerd op de kosten,
die de Maatschappij heeft en de gemeente staat als belang
stellend toeschouwer daarbij.
De beraadslaging wordt gesloten.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
gewijzigd praeadvies besloten.
XIV. Voorstel:
a. om goed te keuren dat over het jaar 1917 voor normale
uitbreidingen der Gasfabriek 113.500.en der Elec-
triciteitsfabriek 157.300.— is besteed
b. om in verband met de sub a bedoelde uitbreiding het
uitbreidingskapitaal der Gasfabriek aan te vullen met
ƒ115.000.en dat der Electriciteitsfabriek met^60.000.
c. tot verhooging van het bedrijfskapitaal der Electriciteits
fabriek met ƒ100.000.
d. tot vaststelling van den desbetreffended begrootingsstaat.
(Zie Ing. St. No. 56.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.
XV. Voorstel om Commissarissen der Stedelijke Fabrieken
van Gas en Electriciteit bevoegd te verklaren de stroom-
levering aan de N.-Z. Holl. Tramweg-Maatschappij, de gemeente
Woubrugge en de gemeenten Alphen, Oudshoorn en Aar-
landerveen tegen een ander tarief dan het gecontracteerde
te berekenen.
(Zie Ing. St. No. 57.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van der Elst. Aan het slot van het praeadvies
van Burgemeester en Wethouders wordt gezegd: »Sleehts
zal, naar ons nog uit een mededeeling van commissarissen
is gebleken, deze bevoegdheid ook voor het afgeloopen dienst
jaar dienen te worden verleend." Ik heb den indruk ge
kregen, alsof commissarissen 15 maanden te laat zijn ge
komen met dezen brief, want 1917 is al afgeloopen. De
bevoegdheid, die de Raad heeft, bestaat niet meer, want het
jaar is al voorbij.
De heer Fokker. M. d. V. Ik wil even antwoorden op
hetgeen de heer van der Eist heeft gezegd, die een weinig
vriendelijke opmerking plaatst aan het adres van commissa
rissen, die zooveel maanden te laat zouden zijn gekomen. De
bedoeling is deze, dat, wanneer het noodig zou zijn de
rekening voor den stroom over 1917, in verband met de
kolenclausule, te veranderen en een zekere remissie te geven
aan contractanten, de commissarissen daartoe de bevoegdheid
zullen hebben. Aangezien die berekeningen eerst in dezen tijd
worden gemaakt, is de bevoegdheid daartoe ook eerst nu
noodig. Commissarissen hebben niet kunnen voorzien, dat de
kolenclausule tot de gevolgen aanleiding zou geven, die nu
gebleken zijn, zoodat er geen aanleiding was voor commissa
rissen om dit voorstel eerder aan den Raad te doen. Ik ge
loof niet, dat wij daarmede te laat zijn gekomen en acht het
verwijt onverdiend.
De heer Hoogenboom. M. d. V. De toelichting op punt 15
is in zooverre niet duidelijk, dat het voor ons niet zeker is
of dit voorstel zal leiden tot verlaging of verhooging van het
tarief. De consequentie van bet voorstel is voor ons niet
duidelijk. Ik wil met deze opmerking volstaan en hierover
thans geen inlichting verzoeken, omdat dit een punt is, dat
wellicht beter niet in eene openbare zitting is te bespreken.
De heer Fokker. M. d. V. Ik kan den heer Hoogenboom
slechts dit antwoorden, dat slechts die wijzigingen zullen
worden aangebracht, die noodig en billijk blijken te zijn.
De belangen van de gemeente zullen evenzeer als die van
contractanten in het oog worden gehouden.
(De heer Huurman verlaat de vergadering.)
De beraadslaging wordt gesloten'.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
praeadvies besloten.
XVI. Voorstel tot toekenning van een duurtetoeslag aan
verschillende categorieën van ambtenaren, beambten en werk
lieden in dienst der gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. No. 56.)
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter, üp dit voorstel is een amendement ingediend
door de heeren Sijtsma en van der Eist, luidende aldus:
ïOndergeteekenden hebben de eer met betrekking tot
No. 16 der agenda voor de vergadering van Donderdag 14
Maart a.s. voor te stellen: dat in punt lo. van het voorstel
van Rurgemeester en Wethouders opgenomen in «Ingekomen
Stukken" No. 49 in plaats vanvbeneden f 1500.per jaar
c29.per week)" worde gelezen: 2000.per jaar
{f39.per week)" en voor: beneden f 1000.— per jaar
(f 19.per week)" worde gelezeni>f 1200.—per jaar (f 23.
per week.)"
Voor het onder A genoemde: in plaats van f 5.6.
worden gelezen en voor het onder B genoemde: in plaats
van ƒ2.50 ƒ3.—."
Wenscht een van de heeren dit amendement nog toe te
lichten
De heer Sijtsma. M. d. V. Een enkel woord ter toelichting
van mijn amendement. Ik wil beginnen met mijn veront
schuldiging aan te bieden voor het wat laat indienen van dit
amendement. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
heeft ons tijdig bereikt en toch zijn wij eerst een van de
laatste dagen met dit amendement gekomen. Dit is niet ge
weest het gevolg van nalatigheid, maar van het feit, dat wij
gevoelden hier voor een groote moeilijkheid te staan.
Naar den eenen kant den blik richtend meenden wij, dat
een verhooging van den toeslag zeer noodig zou zijn, naar
de andere zijde ziende, begrepen wij, dat de gemeente een
groot bedrag voor dit doel zal hebben te voteeren. Wij heb
ben daarom geaarzeld met dit amendement te komen. Ik had
liever gezien, dat een ander er mede gekomen was. Toen dat
niet gebeurde, hebben wij zelf dit amendement ingediend.
Het geldt hier slechts een quaestie van meer of minder.
Men kan er verschillend over denken, of men eindigen moet
bij 1500 of bij 2000Iemand met een inkomen van
2000 kan men nog wel meer behoefte hebben aan toeslag
dan iemand met minder inkomen. Wij hebben nu gemeend
dat de grens op 2000 moest worden gesteld. Dit zal aan de
gemeente wel wat meer kosten, maar het is niet te ontkennen,
dat menschen met een inkomen van ongeveer 2000 in vele
gevallen nog het moeilijkst rond kunnen komen.
Zij zijn, om een populair spreekwoord te gebruiken, te
groot voor een servet en te klein voor een tafellaken en
worden in vele gevallen tot het laatste gerekend.
Daardoor hebben ze het moeilijk. Ze willen hunne kinde
ren gaarne een behoorlijke opvoeding geven, moeten wat stand
ophouden, worden in de belasting nogal aangepakt, kortom
zij hebben het in dezen duren tijd soms nog moeilijker dan
een werkman. Daarom meenen wij te moeten voorstellen den
grens te bepalen op 2000, al zou ik nog liever hooger zijn
gegaan, wanneer hieraan voor de gemeente geen financiëele
bezwaren waren verbonden waarvoor wij terugdeinsden. In
ieder geval lijkt mij dit voorstel toe te zijn een kleine ver
betering, die niet mag worden nagelaten.
Nu is het waar en dat hebben Burgemeester en Wet
houders terecht ook doen uitkomen dat eerst kort geleden
een loons- en salarisregeling hier is ingevoerd, die de mee
sten in een betere positie heeft gebracht. Maar het is in den
treure reeds gezegd, ook door de Salaris-commissie uit den
Raad zelf, dat die regeling gelden moet voor normale omstan
digheden. Dat is ook haast wel te begrijpen. Wanneer de
Commissie ad hoe een regeling aan den Raad had moeten
voorstellen voor dézen tijd, dan zou men niet met een begin
salaris van 12.50 hebben durven komen. Men heeft dus
deze regeling te beschouwen als eene voor normale tijden, en
Burgemeester en Wethouders hebben dat tot op zekere
hoogte gevoeld, doordat zij met het voorstel tot het geven
van een duurtetoeslag zijn gekomen. Nu is het een meevaller
geweest, dat de Leidsche werklieden en een deel der ambte-