DONDERDAG 14
MAART 1918.
75
neming een bedrag van 25.— per jaar op den duur kan
dragen voor al deze vijf kiosken. Ik geef dus den Raad in
overweging, de voorgestelde f125.voor de gemeente te
incasseeren, daar dat bedrag toch in ieder geval mede
genomen is.
De heer Fokker. M. d. V. Ik wensch mij nog even te
verdedigen tegen het verwijt van den heer Sijtsma. Ik heb
mij verheugd getoond, dat Burgemeester en Wethouders een
andere richting hebben ingeslagen. Ik heb ook niets tegen
het plaatsen van deze kiosken, maar heb alleen gevraagd, of
het geen overweging zou verdienen, om te trachten meer
gegadigden te krijgen, om er voor de gemeentelijke schatkist
meer uit te kloppen. Ik zal mij dan ook niet tegen dit voor
stel verklaren en zal mij verheugen, wanneer ik er aan kan
medehelpen, om deze f125.voorde gemeente te incasseeren.
De heer van Hamel. M. d. V. Ik wilde er even nog aan
herinneren hoeveel moeite het gekost heeft, om ruim veer
tien jaar geleden de kiosk aan de Hoogstraat weg te
krijgen. Dat was een heele toer, doch eindelijk is die tot ons
aller vreugde verdwenen, doch dat heeft veel geld gekost en
ellende en nkdeel voor de gemeente gebracht, terwijl vele
menschen daarvan verdriet hebben gehad. Ik heb dit ook
nog in de zitting van April 1904 gememoreerd. Veertien jaar
geleden hebben Burgemeester en Wethouders een ander
standpunt ingenomen dan tegenwoordig. Destijds hebben alle
autoriteiten daar tegen gewaarschuwd en gelukkig heeft de
Raad toen het verzoek afgewezen. De plek, die van Zwicht
daarvoor aanwees, werd met 25 tegen 5 stemmen als onge
schikt van de hand gewezen. Ik meen ook, dat het in de
zelfde lijn zal liggen dat nu weer te doen.
De heer van der Lip. M. d. V. De heer van Hamel merkt
op, dat het indertijd zooveel moeite heeft gekost om de kiosk
op de Hoogstraat weg te krijgen. Ik wil dat gaarne op zijn
gezag aannemen, maar begrijpen doe ik het niet. In ieder
geval kan dit nu niet als argument dienen. Wij verhuren den
grond wel voor 3 jaar, maar wij kunnen van onzen kant
iedere drie maanden de huur doen eindigen. In hoeverre zal
er dan moeite bestaan om ze weg te krijgen? Wanneer—dit
naar aanleiding van het gesprokene door den heer Wilmer
er in de kiosken allerlei verderfelijke lectuur wordt verkocht,
dan zal de gemeente, ook al zou dat niet vallen onder het
bereik van de Strafwet, zeker niet aarzelen om van dat recht
van tusschentijdsche opzegging gebruik te maken Ik acht
dan ook de bezwaren tegen dit voorstel aangevoerd, ongegrond.
De Voorzitter. Het lijkt mij het beste, thans de verschillende
punten in stemming te brengen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer van Hamel op sub 1° van
het voorstel wordt in stemming gebracht en verworpen met
16 tegen 4 stemmen.
Tegen stemmen de heerenSijtsma, Jaeger, Knappert,
Reimeringer, van der Lip, Hoogenboom, van der Pot, Fokker,
Huurman, Boot, Botermans, van Gruting, J. P. Mulder,
Eerdmans, van Tol en van der Eist.
Vóór stemmen de heeren: van Hamel, Bots, Peraen Zwiers,
Het eerste gedeelte van het voorstel van Burgemeester en
Wethouders wordt in stemming gebracht en aangenomen
met 13 tegen 7 stemmen.
Vóór stemmen de heerenSijtsma, Jaeger, Reimeringer,
van der Lip, Hoogenboom, van der Pot, Fokker, Huurman,
Boot, Botermans, van Gruting, Eerdmans en van der Eist.
Tegen stemmen de heeren: Knappert, van Hamel, Bots,
Pera, J. P. Mulder, van Tol en Zwiers.
Het amendement van den heer van Hamel op sub 2° van
het voorstel wordt in stemming gebracht en verworpen met
15 tegen 5 stemmen.
Tegen stemmen de heeren: Sijtsma, Jaeger. Knappert,
Reimeringer, van der Lip, Hoogenboom, van der Pot, Fokker,
Huurman, Boot, Botermans, vari Gruting, J. P. Mulder,
Eerdmans en van der Eist.
Vóór stemmen de heerenvan Hamel, Bots, Pera, van Tol
en Zwiers.
Het tweede gedeelte van het voorstel van Burgemeester en
Wethouders en daarna het geheele voorstel wordt zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
XIII. Praeadvies op het nader verzoek van de N. Z. Holl.
Tramweg-Maatschappij om tot wederopzeggens goed te keuren,
dat, in afwijking van het bepaalde in art. 29 der concessie
voorwaarden, de twee-rittenkaarten a 10 ets. op de stadstram
tijdelijk worden afgeschaft.
(Zie Ing. St. No. 51.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Hoogenboom. M. d. V. In de vergadering van
20 December 1917 heb ik behoord tot de leden die gestemd
hebben voor het voorstel van den heer Eerdmans, om het
verzoek tot afschaffing van de twee-ritten-kaarten niet in te
willigen, doch het tarief daarvan te verhoogen van tien op
twaalf en een halve cent. De toelichting, die nu door het
Bestuur van de Noord-Zuid-Hollandsche Tramwegmaatschappij
in de stukken door het overleggen van de exploitatie-reke
ning wordt gegeven, heeft mij op een paar punten bekeerd.
In de eerste plaats wat betreft het punt, alsof de stadslijn
een voordeelige exploitatie voor deze Maatschappij zou zijn.
De exploitatierekening geeft aan, dat de bruto ontvangsten
over 1916 zijn geweest f63.900.—, terwijl de exploitatiekosten
bedroegen f52 400.zoodat er een bruto winst zou zijn van
f 11.500.Maar wanneer men in aanmerking neemt, zooals
in de stukken staat, de afschrijving en de rente van het
kapitaal, dat in het stadsnet is gestoken, welke tezamen
neerkomen op een bedrag van f 38000.dan verandert die
brutowinst in een tekort van ƒ26.500.—. In de tweede plaats
heeft en in 1917 zal dat in nog sterkere mate het geval
zijn de bekende kolenclausule er toe medegewerkt, dat de
exploitatiekosten van de Maatschappij, vooral in het jaar 1917,
nog belangrijk hooger zullen zijn.
De kolenclausule komt hierop neer, dat voor elke cent,
waarmede een K.G. kolen in prijs stijgt, boven den prijs van
ƒ9.— per 1000 K.G. de prijs van een K.W.U. met twee cent
wordt verhoogd. Wanneer wij nu den exorbitant hoogen
kolenprijs van 1917 van 49.— per 1000 K.G. in aanmerking
nemen, dan is er ontstaan een stijging van 4 cent per K.G.
steenkolen, zoodat het K.W.U. met 8 cent is verhoogd. Dit
brengt, in verband met het K.W.U.-verbruik per jaar van
255.000 K.W.U. een meerdere kosten voor de Maatschappij
mede van f20.400.—, dus rond f20.000.—. Nu kwam het
mij aanvankelijk met den heer Eerdmans voor, dat afschaffing
van de twee-ritten-kaarten van 10 cent en het eenvoudig
invoeren, dat voor twee-ritten-kaarten twee kaarten van 7a
cent moeten worden genomen, dus neerkomende op een ver
hooging met 50 zeer hoog en daarom buitensporig was.
Wanneer men echter de cijfers, die ik nu gegeven heb, nagaat,
dan valt in het oog, dat de prijsverhooging met 50 voor
twee ritten niet zoo hoog mag worden geacht, in de eerste
plaats omdat die 50 verhooging voor twee-ritten geen 50
meerdere inkomsten brengt, daar de inkomsten uit de enkele
reizen dezelfde blijven, want het tarief voor enkele ritten is
niet verhoogd. De Maatschappij verwacht, dat de meerdere
inkomsten slechts 36 meer zullen bedragen, indien het
vervoer op de stadslijn het zelfde blijft. Nu heeft de practijk
in andere plaatsen, ook aan deze Maatschappij, geleerd, dat
bij een verhooging in prijs de inkomsten niet hetzelfde per
centage omhoog gaan, maar, als gevolg van minder vervoer,
ongeveer met de helft daarvan, zoodat in plaats van 36
meerdere inkomsten slechts 18 meerdere inkomsten zijn
te verwachten, wat voor de Maatschappij, die een opbrengst
had van 64.000.in 1916, zou beteekenen een vermeerdering
van f 11.520dus rond f 12 000.—. In 1917 zou dus de
afschaffing van de twee-ritten-kaarten een meerdere inkomst
hebben kunnen opleveren van f 12.000.—maar aangezien de
kolenclausule f 20.000.meer eischte, komt bij het tekort
van f26.500.—nog een tekort van ƒ8000.Alles bij elkander
genomen geloot ik, dat het aan de Maatschappij toekomt, dat
men haar in deze ter wille is en tot afschaffing der twee-
ritten-kaarten overgaat.
Er is echter een punt, waarop ik meen, dat de Maatschappij
toch in zekeren zin een kleine compensatie kon geven tegen
over deze tegemoetkoming van den kant der gemeente. De
Maatschappij geeft voor de lijnen buiten de stad zoogenaamde
ambachtskaarten uit met de bedoeling om aan ambachtslieden
en werklieden in de stad, die in de buitengemeenten moeten
werken, een goedkoop vervoer te verzekeren.
Het tarief van de ambachtskaarten en van de abonnementen
op de buitenlijnen is ook verhoogd, maar niet in de zelfde
verhouding, niet met 50%, maar met 25%. Nu zouden wij
mijns inziens wel eerie kleine compensatie van de Maatschappij
kunnen krijgen, wanneer wij aan de voorwaarden door
Burgemeester en Wethouders gesteld, deze toevoegdendat
vóór 8 uur 's morgens zoogenaamde vroeg-twee-ritten-kaarten
van 10 cent in de tramwagens verkrijgbaar worden gesteld,
waarbij de gebruiker voor den tweeden rit vrij is in het
tijdstip, waarop hij daarvan, op den datum waarop de kaart
geldt, gebruik wil maken. Onder anderen wordt dan aan
f