74
DONDERDAG 14 MAART 1918.
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van
punt XII der agenda.
De Voorzitter. Het woord is aan den heer Fokker.
De heer Fokker. M. d. V. Er zijn van middag in den breede
bezwaren ontwikkkeld tegen de kiosken door den heer Wilmer,
die hedenavond niet tegenwoordig kan zijn. Ik zal daarover
niet te veel zeggen, omdat de heer Wilmer daarop niet kan
repliceeren, maar toch wil ik iets in het algemeen opmerken.
Mij is ter oore gekomen, dat men er prijs op stelde, hier ter
stede kiosken te exploiteereri, om van een bepaalde lichting
literatuur onder de bevolking te brengen. Ik bedoel nu niet
de pornografische literatuur, waarvan de heer Wilmer heden
middag sprak, maar de literatuur van sommige oorlogvoerende
landen, die meenen, dat zij hier door het verspreiden van een
bepaalde literatuur een zekere stemming kunnen wekken. Nu
weet ik niet, of achter deze aanvrage een dier landen zit,
maar als wij dit toestaan, zouden wij straks aanvragen kunnen
krijgen van anderen, die hier ook kiosken willen plaatsen en
daarvoor eveneens f 25.per jaar willen betalen. Er schijnt
dus liefhebberij voor deze zaak te zijn. Anderzijds gevoel ik
het bezwaar, dat ingezetenen niet wisten dat Burgemeester
en Wethouders van meening zouden veranderen en de plaat
sing van kiosken wilden bevorderen, gelijk zij die vroeger
altijd bestreden hebben. Ik zou deze menschen gaarne in de
gelegenheid willen stellen, om voor de plaatsing van kiosken
in te schrijven en te publiceeren, dat er gelegenheid is in de
gemeente Leiden kiosken te plaatsen en dat gegadigden zich
met opgave van de te besteden som bij Burgemeester en
Wethouders moeten aanmelden. Dan kunnen wij zien of wij
er nog iets meer uit kunnen kloppen.
M. d. V. Ik gevoel ook niets voor de principieele bezwaren
van den heer Wilmer. Indien er werkelijk verkeerde dingen
in de kiosken worden opgehangen, zal de politie wel actief
genoeg zijn om dat tegen te gaan. Wat in den Haag gebeurt
zal wel niet strafbaar zijn, want anders zou de Haagsche
politie dat zeker wel tegengaan. Het zou daarom mijns inziens
beter zijn, deze zaak aan te houden, daar zich dan misschien
andere personen kunnen aanmelden, waaronder ook ingezetenen,
die ook kiosken zouden willen plaatsen.
De heer Pera. M. d. V. Ik zal ook niet meegaan met het
voorstel om toestemming te geven tot het plaatsen dezer kiosken.
Vroeger is aan ingezetenen deze toestemming geweigerd, terwijl
thans voorgesteld wordt zulks toe te staan aan iemand van
buiten. Dat acht ik niet goed en ik kan ook niet inzien, dat
het noodzakelijk is dergelijke kiosken hier te hebben. Men
heeft gesproken van het koopen van couranten, maar de
gelegenheid daartoe bestaat overal, zoodat dit geen reden voor
de plaatsing der kiosken kan zijn. Door den heer van Hamel
is het voorstel gedaan, om twee belangrijke plaatsen uit te
schakelen en drie open te houden tegen een verhoogde betaling,
doch ik betwijfel of de aanvraagster met een dergelijk voorstel
genoegen zal nemen. Het komt mij dan ook voor, dat het
beste is op dit verzoek afwijzend te beschikken. Mocht later
blijken, dat er ingezetenen zijn, die kiosken wenschen te
plaatsen, dan kan daaiover nog nader worden gesproken.
Waar men inwoners van Leiden plaatsing van kiosken ge
weigerd heeft, gaat het niet aan, die aan een vreemde te
gunnen.
De heer J. P. Mulder. M. d. V. Ik zou willen vragen, of,
als werkelijk blijkt, dat zich in de practijk bezwaren zullen
voordoen, gelijk die door den heer Wilmer zijn genoemd,
Burgemeester en Wethouders voldoende maatregelen kunnen
nemen om daaraan een einde te maken. Ik zou ook niet
gaarne zien, dat dergelijke literatuur daar verkocht werd.
De heer Sijtsma. M. d. V. Wij zijn vandaag bezig de ver
schillende onderwerpen breed uit te meten. De heer Wilmer
heeft vele bezwaren tegen het voorstel van Burgemeester en
Wethouders, terwijl de heer Fokker ook al bezwaren onder
stelt, die niet bestaan en waartegen men, zoo zij bestaan,
maatregelen zal kunnen nemen. Het grootste bezwaar acht
men wel, dat de ingezetenen benadeeld zullen worden. Maar
deze hebben toch ook de gelegenheid gehad om zulk een
verzoek te doen. Omdat verscheidene jaren geleden Burge
meester en Wethouders er niet. voor te vinden zijn geweest,
mocht men niet besluiten, dat dit met het tegenwoordig
College van Burgemeester en Wethouders ook het geval is.
Dat de heer Fokker deze conclusie trekt, vind ik vreemd,
omdat hij toch altijd heeft gewenscht, dat Burgemeester en
Wethouders wat meer vooruitstrevend zouden worden. En
dit is daarvan mijns inziens toch wel een bewijs.
Al de bezwaren te zamen beteekenen heel weinig. Men wil
het probeeren met een paar kiosken, welnu, laat men zijn
gang gaan. Wil men, wanneer de proef slaagt, er mede door
gaan, er is mijns inziens niets tegen. De heer van Hamel kan
zijn vrees, dat een kiosk de Steenschuur zou ontsieren, gerust
laten varen. Laat hij zijn amendement intrekken. Wanneer er
een plaats is, waar een kiosk reden heeft van bestaan, dan
is het wel daar.
De Koude Hoek, die de heer Fokker ook al zoo mooi vindt,
is wel een van de minst geschikte punten voor de plaatsing
van een kiosk.
De heer Fokker. Ik heb over den Kouden Hoek niet ge
sproken.
De heer Sijtsma. M. d. V. De heer Fokker heeft gezegd,
wanneer de beste plaatsen zijn ingenomen, zijn zij niet meer
beschikbaar voor de ingezetenen. Hierin ligt opgesloten, dat de
Koude Hoek een van de beste plaatsen is.
Het gaat hier om een zeer eenvoudige zaak. Laat het de
ondernemer probeeren. Gaat het niet, dan zal hij over 3
jaar de onderneming wel niet meer willen voortzetten. Wat
ik vermoed. Tot zoolang heeft echter de gemeente een zoet
winstje en het publiek er het genot van.
De heer van der Pot. M. d. V. De laatste spreker is de
eenige verdediger van het voorstel van Burgemeester en Wet
houders geweest. Laat mij namens de meerderheid van Bur
gemeester en Wethouders iets aan zijne woorden mogen toe
voegen. De bezwaren tegen het voorstel van Burgemeester en
Wethouders zijn van drieëerlei aard. Het bezwaar van den
heer Wilmer betreft de literatuur, die aan de kiosken te ver
krijgen zal zijn.
ïk zou hierop, nu de heer Wilmer afwezig is, niet weer
terugkomen, ware het niet, dat ook de heer Mulder daarover
eene vraag had gedaaD.
De heer Wilmer heeft vergeten, dat er sedert eenige jaren,
na de aanneming van de wet Nelissen, wettelijke bepalingen
bestaan betreflende den verkoop en de uitstallingen van prikkel
lectuur die natuurlijk geiden zoowel voor boekwinkels als
voor kiosken. Wanneer de politie iets bemerkt, wat niet in
overeenstemming is met de wettelijke voorschriften, dan zal
zij waarschuwen eri zeggen, dat dit of dat boek moet worden
weggenomen uit de étalage. Wordt hieraan niet gehoor ge
geven, dan volgt er proces-verbaal. Dat dus de sensualiteit
zou worden geprikkeld, acht ik een bezwaar, dat men ten
opzichte van de kiosken niet kan doen gelden. Het tweede
bezwaar, dat hierdoor aan den middenstand concurrentie wordt
aangedaan, is geopperd in deze woorden, dat men thans wil
toestaan aan den vreemdeling, wat men vroeger aan inge
zetenen heeft geweigerd. Die weigering heeft 14 jaar geleden
plaats gehad, maar sindsdien heeft de boekhandelaar van Zwicht
een kiosk op den weg naar het station mogen zetten. In
hoeverre nu aan de ingezetenen te kort zou worden gedaan,
begrijp ik niet, aangezien er na 1904 geen pogingen meer
gedaan schijnen te zijn om kiosken te plaatsen. Wanneer het
was verzocht geworden, dan zou het zijn toegestaan, evengoed
als dit met den heer van Zwicht het geval is geweest. Mijns
inziens wordt door de kiosken aan de winkeliers geene con
currentie aangedaan.
Ik stel mij van een kiosk het volgende voor en dat lijkt
mij juist behalve het kleine financieele voordeel, een zeker
voordeel voor de gemeente: Op een gegeven oogenblik zal men
willen zien, wat de verschillende couranten over een zaak
zeggen: bijvoorbeeld over de rede van Minister Posthuma van
heden. Nu moet men al zeer goed in zijn hoofd hebben, welke
boekhandelaren agenten zijn van de Nieuwe Rotterdamsche
Courant, van de Nieuwe Courant, van het Handelsblad, enz.
en als men dat dan weet en naar die boekhandelaren toegaat,
kan men daarvoor een heele wandeling maken en bij die
boekhandelaren probeeren een nummer van die bladen machtig
te wordèn, met heel veel kans dat die niet meer voorradig
zijn. Aan een kiosk kan men al die bladen tegelijk koopen
en dat is juist een groot gemak voor de Leidsche ingezetenen.
Nu onderschrijf ik geheel wat de heer Sijtsma heeft gezegd,
dat juist de kiosk aan de Steenschuur de meeste reden van
bestaan heeft, daar deze midden in de stad en midden in een
buurt van krantenlezend publiek ligt. De verkoop aan de
kiosken aan den Kouden Hoek en de Doezastaat zal, naar ik
mij voorstel veel geringer zijn en ik vrees zelfs, dat deze
kiosken niet een zoo heel lang leven zullen hebben. Wij zouden
dan ook onverstandig doen de andere kiosken toe te staan
en deze te weigeren met het oog op welstandsbezwaren, die
hier niet zoo gewichtig zijn. De kiosk, die in den dooden
hoek bij het hekje zal komen te staan, zal in geen enkel
opzicht aan het stedenschoon van Leiden tekort doen.
Nu zegt de heer van Hamel: Laten wij f50.per jaar
vragen voor die kiosken. Ik zou dan echter willen zeggen:
waarom vraagt de heer van Hamel niet f 100.per jaar, want
dat zou voor de gemeente nog veel beter zijn. Ik geloof echter,
dat er geen sprake van kan zijn, dat voor het plaatsen van
een kiosk op een dergelijke plaats 50.kan worden gegeven
en het zou mij zelfs verwonderen, als een dergelijke onder-