GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
IN6EKOMES ST UKKEN.
N®. 51. Leiden, 5 Maart 1918.
Naar aanleiding van de in Uwe Vergadering van 20 De
cember j.l. aangenomen motie van den heer Eerdmans,
luidende
»De Raad, van oordeel, dat het verzoek van de Noord-
Zuid-Hollandsche Tramwegmaatschappij om de tweeritten-
kaarten af te schaffen tot.wederopzeggens toe, niet behoort
te worden ingewilligd, noodigt Burgemeester en Wethouders
uit, aan deze Maatschappij te berichten, dat de Raad geen
bezwaar zal hebben den prijs van een tweerittenkaart tot weder
opzeggens op 12x/a cent te doen bepalen, gaat over tot de
orde van den dag.", met welk besluit wij de maatschappij bij
schrijven van 21 December d. a. v. in kennis stelden, is
de Tramwegmaatschappij weliswaar met ingang van 5
Januari j.l. overgegaan tot invoering van de prijsverhooging
der tweerittenkaarten tot 12x/2 cent, teneinde het verlies,
dat zij bij de zeer hooge exploitatiekosten lijdt, althans
eenigszins te dekken, maar heelt zij tevens gemeend in een
tot U gericht adres op de zaak nader te moeten terugkomen.
In dat hierachter afgedrukt adres, hetwelk in Uwe Ver
gadering van 31 Januari in handen van ons College ten fine
van praeadvies werd gesteld, tracht de Directie andermaal
de billijkheid aan te toonen van haar verzoek, om met het
oog op de steeds stijgende kolenprijzen de tweerittenkaarten
van 10 cent tijdelijk te mogen afschaffen.
Zooals uit door den Directeur van Gemeentewerken verstrekte
inlichtingen blijkt, komen de in het adres vermelde exploi-
tatiecijfers overeen met die van het officieele jaarverslag der
maatschappij, terwijl de Directeur der Stedelijke Lichtfabrieken
ons heeft medegedeeld, dat de meerprijs, die de maatschappij
tengevolge van de hooge kolenprijzen voor den stroom krachtens
de bestaande overeenkomst aan de electriciteitsfabriek moet
betalen, in ieder geval ongeveer 18.000.zal bedragen.
Deze meerdere uitgaven nu wil de Maatschappij althans
ten deele dekken door tijdelijke afschaffing der tweeritten
kaarten van 10 cent.
Bij een verondersteld gelijk aantal passagiers, zou dit eene
meerdere opbrengst opleveren van omstreeks 45.000 X 5
cent 22.500.Op grond van elders opgedane ervaring,
men leze hieromtrent het ter visie liggend rapport van den
Directeur van Gemeentewerken, moet echter met eene ver
mindering van het aantal reizigers rekening worden ge
houden, ten gevolge waarvan de meerdere bate op ten hoogste
f 12.000.— kan worden geraamd, d. i. dus f 6000.minder
dan de meerdere stroomkosten zullen bedragen. De meerdere
exploitatiekosten worden dus, zooals ook in het adres wordt
opgemerkt, inderdaad slechts ten deele gedekt door de ge
schatte meerdere inkomsten bij afschaffing der tweeritten
kaarten van 10 cent, zoodat ook in dat geval de maatschappij
nadeel lijdt door den nood der tijden en het dus niet juist is,
dat de maatschappij bij inwilliging van haar verzoek hare
meerdere kosten geheel afwentelt op hen, die van de tram
gebruik maken.
Het verzoek der maatschappij kan ons dan ook nog steeds
niet onbillijk voorkomen en dit te minder, omdat destadslijn
zeer zeker geen goudmijn voor de maatschappij is. Een korte
stadstramlijn, gelijk de electrische tram in Leiden, kan nu
eenmaal niet rendeeren; slechts als voedingslijn naar de aan
sluitende buitenlijnen heeft zij voor een concessionaris reden
van bestaan.
Ook lijkt ons het tarief van 12| cent, dat thans sedert
eenigen tijd wordt toegepast, al bijzonder- onpractisch. De
meeste passagiers betalen dan feitelijk voor een tweeritten
kaart toch 15 cent, aangezien het een veelal gevolgde gewoonte
is bij een tarief van 12± cent een fooi van 2| cent te geven.
Voor zeer vele passagiers is het dus financieel geheel het
zelfde, of de retourtjes 12± cent dan wel 15 cent kosten. Bij
het laatste tarief is het-echter voor de maatschappij mogelijk
een deel van hare meerdere kosten te dekken, terwijl bij het
andere tarief enkel het personeel der tram een ongedacht
voordeel ten deel valt.
Afschaffing der retourtjes van 10 cent zou o. i. echter
gepaard moeten gaan met behoud der tienrittenkaarten van
75 cent en invoering van tweerittenkaarten van 15 cent, dit
laatste ten gerieve van hen, die meerdere ritten op één dag
wenschen te doen. Bij de maatschappij bestaat hiertegen geen
bezwaar.
Op grond van een en ander geven wij U in overweging
alsnog tot wederopzeggens goed te keuren, dat, in afwijking
van het bepaalde in art. 29 der voorwaarden, waaronder aan
de Noord-Zuid-Hollandsche Tramwegmaatschappij vergunning
is verleend tot het hebben en exploiteeren van een tram-
41
verbinding met bovengrondsche electrische beweegkracht
binnen de gemeente Leiden, de tweerittenkaarten van 10 cent
tijdelijk worden afgeschaft, echter onder voorwaarde, dat*
tienrittenkaarten van 75 cent en kaarten van 15 cent voor
twee ritten op denzelfden dag in de tramwagens verkrijgbaar
zijn, en dat de tweerittenkaarten van 15 cent recht van
kosteloos vervoer geven over het gedeelte Stationsweg-Poelbrug
van de lijnen der maatschappij, overeenkomstig art. 29 laatste
lid der concessie.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
In Uwe zitting van 20 Dec. 1917 werd door Uwen Raad
besloten ons verzoek, om de tweerittenkaarten tijdelijk te
mogen afschaffen, niet in te willigen, doch ons te machtigen
de prijs dier kaarten tot f 0.12x/2 te verhoogen.
De overwegingen, welke Uwen Raad tot het genomen be
sluit hebben geleid, waren:
1°. dat de Maatschappij hare meerdere exploitatie uitgaven
niet ten volle mocht afwentelen op hen, die niets meer af
wentelen kunnen en
2°. dat de beoordeeling in hoeverre de finantieele resultaten
van het bedrijf der Maatschappij voor zoover dit in de
Gemeente Leiden wordt uitgeoefend eene verhooging der
exploitatie uitgaven toelaten, niet mogelijk was.
Ten aanzien dezer overwegingen wenschen wij Uwen Raad
thans het volgende te berichten:
Het trambedrijf in Uwe Gemeente had over 1916 eene
bruto opbrengst van ƒ63.900.de exploitatie uitgaven waren
in totaal f 52.400.zoodat over 1916 een exploitatie over
schot van f 11.500.werd verkregen.
Het in het bedrijf in Uwe Gemeente vastgelegde kapitaal
bedraagt ongeveer f 480.000.
Aannemende eene rentevergoeding van 4.5 (overeen
komstig de door onze Maatschappij aangegane obligatie-
leening) en een afschrijvingspercentage van gemiddeld 3,5%
(overeenkomstig een veelal, o. a. door de Gemeente Arnhem
daarvoor aangenomen percentage) eischt dit kapitaal derhalve
eene jaarlijksche uitgave van rond f 38.000.
Het overschot over 1916 verandert hierdoor in een te kort
van f 26.500.
In 1916 werden door Uwe Gemeente ten behoeve van het
stadsbedrijf geleverd 255.000 K. W. U. Tengevolge der abnor
male kolenprijsstijging zal de prijs der K. W. U., welke wij
aan Uwe Gemeente zullen hebben te betalen, ongeveer 8 cent
stijgen, zoodat, indien wij de uitkomsten van 1916 als uit
gangspunt aannemen, hierdoor eene verhooging der exploitatie
uitgaven van ongeveer 20.400.zal ontstaan en het reeds
bestaande te kort met dit bedrag zal worden verhoogd. Daar
tegenover staat dat het door ons gewenschte uniforme tarief
van 0.071/2 per rit, tengevolge der daarmede verband houdende
vervoersafname, volgens onze schatting de inkomsten ten
hoogste f 12.000.zal doen stijgen.
Uit het hier medegedeelde moge dus blijken
1°. dat de meerdere exploitatiekosten tengevolge der kolen-
prijsverhooging, zijnde f 20.400.slechts ten deele door de
geschatte meerdere inkomsten (zijnde f 12.000.—) worden
gedekt, zoodat, ook al ware het niet billijk (hetgeen onzer
zijds echter niet kan worden toegegeven) deze meerdere kosten
op de tra.mgebruikers geheel af te wentelen, van eene derge
lijke afwenteling geen sprake is;
2°. dat het finantieele resultaat van het stadsbedrijf in
normale omstandigheden reeds op een aanzienlijk te kort
wijst, zoodat ook hierin aanleiding is, de gevraagde tariefs
wijziging toe te staan.
Wij hopen, dat Uw College in het bovenstaande aanleiding
moge vinden om op zijn besluit van 20 Dec. 1.1. terug te
komen en derhalve bereid is de tijdelijke afschaffing van 2
rittenkaarten a 10 cent alsnog goed te keuren.
Het Bestuur,
W. J. Burgersdijk.
Haarlem, 21 Januari 1918. Gedelegeerd lid.
N°. 52. Leiden, 6 Maart 1918.
In de Raadszitting van 17 Januari 1918 werd aan Mej.
G. Th. Goudsmit, op haar verzoek, met ingang van den len
dier maand, eervol ontslag verleend als leerares in de Engelsche
taal en letterkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes
alhier.
Bij de verordening, regelende de jaarwedden der leeraressen
en leeraren aan genoemde school, is het aantal lesuren voor