DONDERDAG 14
FEBRUARI. 1918.
53
Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd.
Het eenig artikel en daarmede de geheele verordening wordt
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
XI. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van 14 Januari 1915, (Gemeenteblad No. 1), gewijzigd bij de
verordening van 4 Mei 1916, (Gemeenteblad No. 7), op de
keuring van eet- en drinkwaren, huishoudelijke artikelen en
andere waren.
(Zie Ing. St. No. 13.)
Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd.
Het eenig artikel en daarmede de geheele verordening wordt
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
XII. a. Praeadvies op het voorstel van de heeren Wilmer,
Sijtsma en van Tol in zake het geven van een toeslag
op den gasprijs en op de desbetreffende adr essen
b. Voorstel tot nadere vaststelling van den prijs van
het gas.
(Zie Ing. St. No. 42.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Wilmer M. d. V. In het feit, dat het praeadvies
op ons voorstel zoo lang is uitgebleven, wil ik zien een bewijs
dat daaraan veel studie is gewijd waarvoor dan onze dank
bij deze betuigd aan de Commissie der Lichtfabrieken en aan
Burgemeester en Wethouders.
Tot onzen spijt heeft echter deze studie o. i. niet een gelukkig
resultaat gehad.
Dat er wijzigingen in ons voorstel zouden worden aange
bracht wijzigingen bijvoorbeeld, waardoor de aanneming
ervan een minder zwaren financieelen druk op de gemeente zou
leggen, wij hadden het kunnen verwachten.
Maar dat ons voorstel onvoorwaardelijk zou worden afge
wezen, zou worden vervangen door een, hetwelk er radicaal
mede verschilt dat hebben wij niet kunnen verwachten.
En na lezing van de uitgebrachte praeadviezen schijnt ons
ook die onvoorwaardelijke afwijzing ongegrond.
Wat toch zijn de motieven, waarop ons voorstel onaannemelijk
wordt gemaakt.
Eerstens motieven van financieelen aard. De aanneming
van ons voorstel zou aan de gemeentekas ongeveer ƒ200.000.
per jaar kosten, 't Blijkt echter dat deze berekening is gegrond
op een verkeerde lezing van ons voorstel hoewel dit toch,
ons inziens, aan duidelijkheid niéts te wenschen overlaat. Wij
hebben niet voorgesteld, om op het geheele gasverbruik 6 cent
rabat te geven, doch alleen op de eerste 25 kubieke meters.
En Burgemeester en Wethouders èn de Commissie voor de
Lichtfabrieken stellen het voor, alsof de 6 cent rabat voor het
geheele gasverbruik zou moeten gelden. En op die verkeerde
voorstelling baseert de Commissie haar berekening, door Burge
meester en Wethouders overgenomen.
Zij schat het aantal gezinnen, die volgens ons voorstel voor
een rabat in aanmerking zouden komen op 9220. Wij hebben
geen gegevens om deze schatting te kunnen toetsen, maar ik
veronderstel, dat die schatting ook wel op juiste feiten ge
grond is. Het gemiddeld tegenwoordig gasverbruik is 380 M3.
per jaar. De Commissie maakt dan de berekening als volgt:
9220X 380 X0.06 210.000. Maar de 380 moet zijn 300,
omdat ieder voor hoogstens 25 kubieke meter per maand,
dus voor hoogstens 300 kubieke meter per jaar rabat ontvangt.
Wij krijgen dan niet een bedrag van ƒ210.000, doch van
ƒ165.960.
Had de Commissie of Burgemeester en Wethouders dat
bedrag nog te hoog gevonden, zij hadden dan in plaats van
een rabat van 6 cent, zooals door ons is voorgesteld, een rabat
van 5 of 4 cent aan den Raad kunnen voorstellen. Daar zou
voor vereischt zijn respectievelijk ƒ138.330 of ƒ110.664.
Wanneer dus in plaats van 6 cent rabat in ons voorstel
zou worden gelegd 4 cent rabat en wij zijn bereid dit
door een amendement aldus te wijzigen dan zouden de
kosten van ons voorstel betrekkelijk slechts weinig hooger
zijn dan die van het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Terwijl en hierop kom ik straks terug bij aanneming
van ons voorstel de gelden komen ten bate van het minst
kapitaal-krachtige gedeelte der Leidsche burgerij, en bij
aanneming van het voorstel van Burgemeester en Wethouders
de gelden met breed gebaar wijd en zijd worden uitgestrooid
in de zakken zoowel van de vermogenden als van de onver-
mogenden niet alleen onder de Leidsche burgerij, maar ook
onder de burgerij van alle gemeenten, die van Leiden gas
betrekken.
Doch tegen ons voorstel worden niet slechts bezwaren
geopperd van financieelen aard ook bezwaren van admini
stratieven aard.'tZou practisch bijna onuitvoerbaar zijn, omdat
er een weistandsgrens in wordt aangegeven.
Dat bezwaar lijkt me zeer, zèèr opgeschroefd.
Bij alle besluiten door dezen Raad genomen wat betreft
de goedkoopere verstrekking van verscheidene artikelen, is
een weistandsgrens getrokken. Waarom niet bij de goedkoopere
gasverstrekking
Tot nu toe heeft de Raad die weistandsgrens steeds ge
baseerd op het inkomen op zichzelf beschouwd. In ons voorstel
is die weistandsgrens gebaseerd op den werkeljjken welstand,
namelijk op het inkomen in verband met de grootte van het
gezin.
Zeker, bij het trekken van zulk een grens wordt meerdere
administratieve arbeid vereischt ik erken het. Maar mag
een goede maatregel hierop afstuiten Dat die administratieve
arbeid zóó groot zou zijn, dat de maatregel bijna practisch
onuitvoerbaar wordt 't wil mij voorkomen (ik herhaal 't)
dat dit een zeer overdreven voorstelling is.
Wij staan voor dit dilemmaof het geld met hoopen
smijten in de zakken van hen, die geen aanspraak mogen
maken op een tegemoetkoming uit onze gemeentekas, of een
grenslijn trekken, waarbij administratieve arbeid zal worden
gevraagd. Ik ben er van overtuigd dat deze laatste regeling,
krachtens de eischen van een goed financieel beheer, zeker
de voorkeur verdient.
Een enkel woord over het voorstel van Burgemeester en
Wethouders.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, om voor alle
gasverbruikers den prijs van de eerste 20 kubieke meters te
brengeft van 12 op 10 cent.
Bij aanneming van dit voorstel zullen dus alle gasverbruikers,
die niet minder dan 20 kubieke meters per maand gebruiken,
voortaan veertig cent per maand minder behoeven te betalen.
De kosten van dit voorstel worden geschat op ongeveer
90.000 gulden.
Nu zou het een onwaarheid zijn, wanneer het gemeente
bestuur, bij aanneming van dit voorstel zou beweren: Ten
gerieve van de Leidsche bevolking die onder den druk der
tijdsomstandigheden lijdt, er is nu weer een besluit genomen,
dat 90.000 gulden van de gemeentekas vordert. Deze bewering
zou een onwaarheid zijn, want
le. die ƒ90.000 worden verdeeld zoowel over vermogenden,
als over onvermogenden.
2e. die ƒ90.000 worden verdeeld niet slechts over de Leidsche
gasverbruikers, doch over alle gasverbruikers, ook die in de
buitengemeenten.
Nu gun ik natuurlijk ook de laatstgenoemden een rabat
op den gasprijs, doch het schijnt mij rationeel, dat daarvoor
ieder der betrokken gemeenten zorg draagt.
Bij vorige gelegenheden is mij tegengeworpen, dat er
juridische bezwaren kunnen zijn tegen een regeling, waarbij
voor Leiden wel rabat zou worden gegeven op den gasprijs,
voor de buitengemeenten niet. Er zou in deze rechtskundig
advies worden ingewonnen aldus werd toegezegd. Ik vind
in de stukken over deze kwestie niets vermeldmaar uit dat
zwijgen meen ik te moeten besluiten, dat de geadviseerde
rechtskundige verklaard heeft, dat zulk een regeling wel zou
kunnen worden ingevoerd; dat met andere woorden tegen
ons voorstel, om allèèn aan. bepaalde catagorieë n Leidsche
ingezetenen een rabat te verleenen geen juridische bezwaren
bestaan. En toch komen Burgemeester en Wethouders met
een voorstel om aan alle gasverbruikers de eerste twintig
kubieke meters per maand 8 cents beneden den kostenden
prijs te leveren. Ik wil deze vraag stellen: Op welke gronden
is het te rechtvaardigen, dat met geld van een gemeenschap,
van de gemeente Leiden, worden bevoordeeld personen, welke
buiten die gemeenschap staan? Of anders: Waarom mag het
gemeentebestuur van Leiden ten koste van de belasting
penningen der Leidsche ingezetenen gas leveren beneden den
kostprijs aan niet-inwoners dezer gemeente?
Wellicht hebben Burgemeester en Wethouders gelezen in
een der dagbladen, dat in een van de laatste raadszittingen de
Voorzitter van den Raad eener naburige gemeente verklaard
heeft aan Burgemeester en Wethouders van Leiden het
verzoek te richten om aan de ingezetenen van zijne gemeente
goedkoope brandstoffen te willen verstrekken.
Men zegt: wij hebben zooveel aan de gasfabriek betaald,
waarom zouden wij dan niet evengoed goedkoope brandstoffen
kunnen verkrijgen? Principieel maakt het dan ook geen
verschil of men beueden den kostprijs aan buitengemeenten
gas of brandstoffen levert. Van den Voorzitter van dien Raad
is het dan ook zoo inconsequent niet om dat verzoek aan
Burgemeester en Wethouders te doen.
Samenvattend wil ik dit zeggen: zoo er financieele bezwaren
bestaan tegen ons voorstel, dan zijn wij bereid het voorgestelde
rabat te brengen van 6 op 4 cent. De kosten zouden dan
bedragen ruim ƒ110.000.De kosten van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders zouden bedragen ongeveer
ƒ90.000.Een klein verschil. Bij aanneming van ons eventueel
gewijzigd voorstel ontvangt ieder der betrokkenen maandelijks
meer rabat (25 cent), bij aanneming van het