DONDERDAG 14 FEBRUARI 1918. 51 De heer van der Lip. M. d. V. Nog een enkel woord naar aanleiding van hetgeen de heeren Sijtsma en Eerdmans nog nader hebben gezegd. De heer Sijtsma heeft voornamelijk de vrees geuit, dat wij, aanvaarden wij deze regeling, naderhand een groote uitbreiding van den dienst zullen krijgen, maar hij heeft dat niet nader gemotiveerd. Ik meen dat te moeten tegenspreken. Ik kan niet inzien, waarom, wanneer wij een keurmeester voor visch hebben, de dienst nader moet worden uitgebreid. Het is niets dan bangmakerij zou ik meenen, wanneer men zegt: Nu komen zij met één ambtenaar, maar straks moet er een tweede bijkomen en het zal ons dus geld gaan kosten. Ik ga echter nog verder. Stel eens, dat later de,dienst moet worden uitgebreid, dan doen wij dat zonder bezwaar, want dan zal dit noodig zijn in het belang van de hygiëne. Bovendien vergeet de heer Sijtsma heelemaai dat wij ook nog een keurloon hebben. De tarieven van de keuring zullen, wanneer deze verordening wordt aangenomen, ook nog nader onder de oogen worden gezien. De heer Sijtsma heeft gezegd, dat hij heel goed inzag dat de nieuwe keurmeester, al was het weer een man van de praktijk, een hooger salaris zal moeten hebben dan de heer Braakstna heeft. Hij zou er, zoo zei hij verdqr, geen bezwaar in zien hem een wedde van bijvoorbeeld ƒ1600.te geven. Maar nu vraag ik: waar blijft dan het kostenbezwaar van den heer Sijtsma? Immers de eenige meerdere kosten die ons voorstel medebrengt, zijn die van het salaris van den keurmeester, dat volgens de nieuwe salarisregeling zal bedragen ƒ1200.tot ƒ1600.-. Hoe kan dan de heer Sijtsma meenen dat, wat hij wil, goedkooper zal zijn dan wat wij willen? Ik moet eerlijk zeggen dat het betoog van den heer Eerdmans mij niet geheel helder is geweest. De heer Eerdmans heeft duidelijk gezegd: „Gij wilt de regelen van het abbattoir gaan toepassen op de visch". Nu, wat zou dit? Is dit dan af te keuren? Visch is toch evengoed als vleesch een voedings middel van dierlijken aard. Mij dunkt het verdient juist aanbeveling om de keuring, die wij voor vleesch hebben, ook voorzoover dat mogelijk is, toe te passen op visch. Dezelfde ratio geldt hier ook. Ook bij visch de heer Eerdmans schijnt dit niet toe te geven kunnen zich ziekten voordoen die schadelijk zijn voor de gezondheid en die alleen door een wetenschappelijke keuring kunnen geconstateerd worden. Wat beteekent een onderzoek, zegt de heer Eerdmans verder, aangezien visch die gekeurd is, een paar dagen later bedorven kan zijn. Maar wie verzekert ons dat vleesch, dat gekeurd is, goed blijft? Wanneer een slager het goedgekeurde vleesch eenigen tijd in zijn winkel heeft, kan het ook bederven. Men moet hierbij ook niet vergeten, dat visch niet éénmaal maar herhaaldelijk zal kunnen gekeurd worden. Wanneer de keurmeester constateert, dat visch, die goed is gekeurd, naderhand bedorven is, zal hij de visch in beslag nemen. Het verbaast mij inderdaad dat er tegen deze regeling nog zooveel oppositie wordt gevoerd. Wij hebben alle deskundigen gehoordden Directeur van het Openbaar Slachthuis, den Directeur van den Keuringsdienst en de Gezondheidscommissie. Allen zijn het er over eens, dat dit een goede regeling is, al is men van meening, dat er naderhand nog wel verbeteringen in de verordening zullen moeten worden aangebracht. Maar algemeen is men van oordeel dat de thans ontworpen regeling nu de voorkeur verdient boven de thans bestaande zeer gebrekkige regeling. De heer van Gruting. M. d. V. Nog een enkel woord ter aanvulling van wat door den heer van der Lip is gezegd. Ik begrijp de oppositie van de heeren Eerdmans en Sijtsma niet. De verandering, die voorgesteld wordt, is eenerzijds zeer gering, anderzijds evenwel weer zeer groot. Tot nog toe was de heer Braaksma verantwoording schuldig aan den Directeur van het Openbaar Slachthuis, al werkte hij geheel zelfstandig. De nieuw te benoemen ambtenaar moet begrip hebben van hygiëne en tevens verstand hebben van vischkeuring. Men lacht hierom. Dat gebeurt evenwel niet slechts hier maar overal. Op het platte land lachen de slagers ook nog om vleeschkeuring, zoo goed als hier gelachen wordt om visch keuring. Vischkeuring acht men als niets. De eerste de beste vrouw kan immers wel constateeren, of visch versch is al dan niet. Door de nieuwe regeling zal de te beno,emen ambtenaar verantwoording schuldig zijn aan den Directeur van het abattoir, die pathologie heeft bestudeerd en van vischver- giftiging op de hoogte is. Als de keurmeester geen zekerheid heeft van het een of ander, kan hij zich tot den Directeur wenden om zekerheid te verkrijgen. Het geldt hier eene zaak van hygiëne. Nu wordt er gezegdmen hoort toch weinig van vischvergiftigingen. Ongeveer 16 jaar geleden is het voorgekomen, dat visch werd aangevoerd, uit een schip dat geteerd was metcarbolineum. Tengevolge hiervan was de visch niet te gebruiken. Er zijn toen menschen bij mij geweest om te vragen, of dit nu menschenvoedsel kon worden genoemd. Dat is precies eender als varkens, die bijvoorbeeld met haringen zijn gevoerd. Zulke varkens leveren een vleesch dat niet schadelijk is voor de gezondheid, maar dat absoluut niet eetbaar is. Dat is wat de Duitschers noemen «verdorben" zijn. Braaksma zou zulk vleesch hebben goedgekeurd, maar dat is volgens de verorde ning, die wij hier hebben, uitgesloten. Hoe is het mogelijk dat de heeren Eerdmans en Sijtsma bezwaren hebben tegen de verordening die op het oogenblik wordt voorgesteld? Immers die verordening bestaat in niets anders dan hierin, dat de Keurmeester verantwoording schuldig is aan den Directeur van het Slachthuis en bij hem zijn rapport moet uitbrengen. Een tweede groote verandering is, dat terwijl op het oogenblik nu en dan een partijtje visch wordt gekeurd, in het vervolg alles gekeurd zal moeten worden, bat keuringslokaal hebben wij nog niet, maar in de toekomst krijgen wij het. Op het oogenblik kunnen wij aannemen wat Burgemeester en Wethouders voorstellen, en niet voortgaan op den weg, die op het oogenblik gevolgd wordt. Dat' is ook wat de heeren Eerdmans en Sijtsma willen. Men kan dan eenige jaren doorgaan met den man, die is aangesteld en zijn nut doen met de ervaringen die zijn opgedaan en dan kan de verordening definitief worden gemaakt; maar toch ook weer niet definitief, want een verordening is nooit definitief, immers zij wordt telkens veranderd, wij merken telkens nieuwe leemten. Er is niets blijvends, alles verandert. Nogmaals, ik begrijp niet dat de heeren Sijtsma en Eerdmans iets kunnen hebben tegen deze verordening en tegen de voorgestelde wijzigingen. Zij willen een practisch man en wij willen dat ook. Zouden wij een nieuwen ambtenaar moeten hebben in de plaats van Braaksma. en zou dat moeten zijn een man zooals de heer Sijtsma wil, dan zouden wij dien toch meer moeten geven dan Braaksma heeft genoten. Ik geloof dat de zaak nu voldoende is overwogen en dat de heeren Sijtsma en Eerdmans best met ons mee kunnen gaan en ook voor het plan van Burgemeester en Wethouders kunnen stemmen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en aangenomen met 23 tegen 3 stemmen. Vóór stemmen de heeren: van Hamel, van der Pot, Bots, Van der Lip, Timp, Pera, Sasse, Briët, van Gruting, Aalberse, Fabius, Hoogenboom, van Tol, Zwiers, A. Mulder, Jaeger, de Boer, Wilmer, Knappert, Botermans, van Romburgh, Reimeringer en van der Eist. Tegen stemmen de heeren: J. P. Mulder, Sijtsma en Eerdmans. IX. Verordening, regelende den invoer, het vervoer, de keuring van en den handel in visch in de gemeente Leiden. (Zie Ing. St. No. 13 en 36.) Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd. Art. 1 nader door de Commissie voor de Strafverordeningen gewijzigd door invoeging na het woord «schelpdieren" van de woorden«onder versche visch door afkoeling verduur zaamde visch", wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 2 wordt eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 3 luidende: «Het is verboden: a. visch, die ondeugdelijk is, in de gemeente in te voeren, te vervoeren, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te koop te bieden, te verkoopen of af te leveren; b. ongekeurde versche visch te verkoopen of af te leveren". De heer van der Elst. M. d. V. Burgemeester en Wet houders hebben naar aanleiding van mijn amendement op artikel 8 gezegd, dat dit op dit artikel had moeten worden ingediend. Daarom wil ik thans over dit amendement een enkel woord zeggen. Ik erken, dat, wanneer mijn amendement op artikel 8 wordt aangenomen, dit artikel in dien geest moet worden gewijzigd. Burgemeester en Wethouders zijn van meening, dat mijn amendement berust oji een misverstand; dat ik niet goed zou hebben begrepen, waarom het hier gaat. De aanleiding tot het indienen van mijn amendement is evenwel geweest, dat, zooals reeds is opgemerkt, het aanbren gen van een goed- of afkeuringsmerk practisch onmogelijk is. Men kan derhalve niet positief zeggen, dat visch gekeurd is. Bij vleesch is dit wel te constateeren, omdat gekeurd vleesch steeds voorzien is van een keuringsmerk. Ik ben nu bang, dat iemand, die visch verkoopt of ver voert, eenvoudig zalbeweren, dat de visch gekeurd is. De keurmeester zal dan nooit positief kunnen zeggen, dat dit niet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 5