50
DONDERDAG 14
FEBRUARI 1918.
gekeurd en dan door een man van de praktijk, die slechts
constateert, of de visch al dan niet bedorven is. Volgens ons
voorstel zal de keuring meer op wetenschappelijke wijze ge
schieden. De keurmeester .komt te staan onder het toezicht
van den Directeur van het Slachthuis. Deze heeft dus de leiding.
Waar er toch groote hygiënische belangen mede zijn gemoeid,
wat voor bezwaar kan men er dan tegen hebben om deze
verbeteringen aan te brengen?
Laten wij nu eerst eens zien, hoe deze regeling werkt.
Later kunnen wij dan immers nog verbeteringen aanbrengen.
Ik zei, dat er hierbij hygiënische belangen op het spel staan.
Dit spreekt toch wel van zelf. Wij hebben hier een goede
vleeschkeuring in het belang van de hygiëne. Waarom nu
ook niet geprobeerd een betere vischkeuring te krijgen? Met
eenige verwondering heb ik daarom de opmerking van den
heer Eerdmans gehoord. Hij zei: Ik heb nog nooit gehoord, dat
hier in Leiden een aantal menschen zijn gestorven door het
gebruik van visch. Ik zou willen vragenMoeten wij dan
wachten met het treffen van afdoende maatregelen tot heel
Leiden of een gedeelte ziek is geworden door het gebruik van
visch? Laten wij blij zijn dat er tot nog toe geen ongelukken
zijn gebeurd en laten wij ook zien ze in het vervolg te voor
komen. Voorkomen is altijd nog beter dan genezen.
»Het kost geld", zegt men. Natuurlijk kost het geld, maar
het is toch geen geld weggooien, wanneer men het besteedt
voor hygiënische belangen. Wanneer er door de gebrekkige
keuring ziektegevallen zouden voorkomen zou de gemeente
misschien voor veel grooter uitgaven komen te staan dan
ons voorstel meebrengt. Bovendien, wanneer wij voor den
tegen woord igen keurmeester weer zouden nemen een practise!)
man, zouden wij hem toch ook niet kunnen krijgen voor
hetzelfde salaris dat op het oogenblik door den heer Braaksma
genoten wordt. Dus het zal in ieder geval meer geld gaan
kosten nu de heer Braaksma moet worden vervangen.
Het doet mij genoegen, dat een deskundige, ik spreek
niet, zooals de heer Sijtsma, vaneen »min of meer deskundige",
maar een deskundige als de heer Van Gruting het voorstel
van Burgemeester en Wethouders ondersteunt. Eén opmerking
wil ik maken in verband met hetgeen hij heeft gezegd. Hij
heeft gezegd, naar aanleiding van het advies van de Gezond
heidscommissie, dat het niet goed zou zijn als eisch te
stellen dat de nieuwe keurmeester gediplomeerd moet zijn
als hulp-keurmeester van vee en vleesch. Ik kan hem mede-
deelen dat Burgemeester en Wethouders dien wenk van de
Gezondsheidscommissie ter harte zullen nemen en dat zij bij de
oproeping niet als eisch zullen stellen dat de nieuwe titularis
in het bezit is van het diploma van hulp-keurmeester van
vee en vleesch. Wij zijn voornemens alleen te vermelden,
dat het bezit van dat diploma als aanbeveling zal strekken,
zoodat ook sollicitanten, die dit diploma niet bezitten, in
aanmerking kunnen komen.
(De heer Hoogenboom komt ter vergadering.)
De heer Sijtsma. M. d. V. Een enkel woord. Misschien kan
ik een misverstand uit den weg ruimen. Ik meen dat de
heer van der Lip gezegd heeft, dat ik den heer van Gruting
een „min of meer deskundige" heb genoemd. Dat heb ik
niet bedoeld. Ik erken de waarde van den heer van Gruting
als dierenarts ik zeg niet veearts, de heeren willen tegen
woordig liever genoemd worden dierenarts maar ik meen
niét te ver te gaan wanneer ik zeg: op het gebied van de
keuring van visch is hij slechts min of meer deskundig,
zooals al zijn collega's.
Het geldt hier een kwestie van hygiëne. Dit heeft de heer
van der Lip vooral naar voren gebracht en daarmee heeft
hij ook den meesten indruk gemaakt. Maar als dat zal gelden,
moeten wij ook vasten grond onder de voeten hebben en de
heer van Gruting vertelt ons zelf, dat Prof. de Jong, die
toch wel de eerste autoriteit is op dit gebied, op het oogenblik
nog een enquête instelt, met betrekking tot de vischkeuring.
Het resultaat hiervan moet eerst blijken. Waarom moeten
wij zoo'n haast maken? Waarom kunnen wij niet eerst het
resultaat van die enquête afwachten en eerst dan komen
met een regeling?
De heer Botermans komt precies in mijn vaarwater. Hij
zegt: Braaksma is oud, hij kan het werk niet meer af; wij
moeten een jongen man hebben, die door de stad kart. Maar
dan behoeven wij dat lokaal er niet bij te hebben en dan
hebben wij dien heelen dienst niet noodig, die nu wel klein
begint, maar, waarvan ik overtuigd ben en de heeren die
hier langer zitten zullen dat ook wel weten dat het altijd
zoo gaat dat hij een groote uitbreiding zal krijgen en heel
veel zal kosten.
De heer van der Lip erkent dat wij niet het volmaakte
zullen bereiken, maar dat wij naar het volmaakte streven.
Dat is in het algemeen juist, als wij maar weten hoe het
volmaakte te bereiken is, of althans het betere. Doch in dit
opzicht tasten Burgemeester en Wethouders in het duister
en de deskundigen ook. Dat is de kwestie.
Hoe zal men ziekelijke visch keuren? Er wordt door den
Wethouder gezegd: met limonade gebeurt het ook. Dit is
evenwel een geheel ander geval. Visch komt niet uit een
fabriek. Een fabrikant brengt een artikel met zeker merk in
den handel. Blijkt een gedeelte daarvan bij onderzoek niet
goed, dan mag men aannemen, dat de heele partij niet goed
is. Wanneer een visch moet worden afgekeurd wegens ziekte,
kan men de geheele partij niet als ondeugdelijk gaan afkeuren,
Om ziekteverschijnselen te constateeren, moet iedere visch
afzonderlijk worden gekeurd en deze keuring zal niet kunnen
geschieden door een man van de praktijk maar door een
door en'dooi wetenschappelijk man, die speciaal studie van
vischziekten heeft gemaakt en die de verschillende ziekte
verschijnselen zal kunnen constateeren mits bijgestaan door
een staf helpers. Ik geloof dan ook, dat dit voorstel het begin
is van een inrichting, die aan de gemeente zeer veel geld
zal kosten, terwijl wij niet weten, wat het resultaat er van
zal zijn. Ik acht het daarom verstandiger een praktisch man
te benoemen, die geen ƒ500.behoeft te verdienen maar
desnoods ƒ1400.of ƒ1600.Maar dan moeten wij voort
gaan op den weg, die tot heden is gevolgd. Wij kunnen
verder mijns "inziens eerst eens afwachten het resultaat van
het onderzoek door Prof. de Jong ingesteld. Daarna] kunnen
er nog eens plannen worden overwogen om, gezien de
resultaten van dat onderzoek, de keuring van visch op eene
andere wijze te doen geschieden.
De heer Eerdmans. M. d. V. Na het antwoord van den
heer van der Lip ben ik versterkt in mijn overtuiging, dat
wij met dit voorstel van Burgemeester en Wethouders op den
verkeerden weg zijn. Het is mij gebleken, dat de heer van
der Lip ten aanzien van het begrip: levensmiddelenkeuring
verschillende systemen door elkander haalt en dat hij het
systeem, dat voor het ééne geschikt is, wil toepassen op het
andere.
Het systeem, dat er niets zal worden verkocht dan wat ge
keurd is, kan worden toegepast bij het abattoir, omdat alle
vleesch dat dat daar wordt geslacht en wat ingevoerd wordt,
daar eerst moet worden gekeurd. Ten opzichte van andere
levensmiddelen kan dat systeem niet worden toegepast. De
regeling, die geldt voor het abattoir, zou de heer van der Lip
nu ook willen toepassen op visch. Dit is mijns inziens niet
mogelijk, omdat het bij visch niet zoozeer de kwestie is of de
visch ziek is dan wel of zij versch is en niet is overgegaan
in zulk een staat van bederf, dat zij voor de consumptie onge
schikt moet worden geacht.
Ik acht het thans voorgestelde systeem dan ook zeer be
denkelijk. Stel eene partij wordt des Maandags goedgekeurd.
Die visch wordt niet direct verkocht. Hoe lang zal zij goed
blijven voor het gebruik? Toch mag de visch worden ver
kocht, omdat de partij is goedgekeurd. Zal de onverkochte
visch des avonds moeten worden ingeleverd teneinde opnieuw
te worden gekeurd? Men ziet, dat deze regeling aanleiding
zal geven tot allerlei complicaties en moeilijkheden. Op deze
wijze is men er immers niet zeker van, dat goedgekeurde
visch nog geschikt is voor het gebruik. Wanneer de visch
niet intijds wordt verkocht zal zij den weg opgaan van alle
visch en tot bederf overgaan, wanneer zij te lang ongebruikt blijft.
Dat is een van de dingen, die ik mij afvraag: Wanneer
men zoo bezorgd is ten opzichte van het vooruitzicht van
benadeeling van de gezondheid, is het dan wel juist, dat men
hier alleen spreekt van versche visch. Als ik lees van gevallen
van vergiftiging, dan zijn die heel dikwijls niet veroorzaakt
door versche visch, maar dan zijn dikwijls garnalen, die in
gekookten toestand verkocht worden, de oorzaak. Die zullen
hier niet onder vallen. Ook de gerookte visch, die, wanneer
zij niet van goede kwaliteit is en lang staat, alles behalve
goed kan zijn, zal niet onder deze verordening vallen. Dus
de zorg die men heeft ten opzichte van de versche visch is,
dunkt mij, eenzijdig. De noodzakelijkheid van het instellen
van dien keuringsdienst voor versche visch is in de verste
verte niet gebleken.
De heer van der Lip beroept zich er op, dat hij vooruit ziet,
maar is het nu noodzakelijk voor de visch te gaan toepassen
wat men doet voor het vleesch, terwijl men eigenlijk
niet weet hoe men het doen zal en den juisten weg niet ziet
om het toe te passen? Ik vind het veel beter het zoo te
laten als het op het oogenblik is, maar het onderzoek niet
alleen uit te strekken tot versche visch doch ook tot andere. Ik
geloof dat de gemeentenaren daar volstrekt niet minder door
gebaat zullen zijn dan wanneer wij op het oogenblik dezen
theoretischen weg inslaan en dan misschien nog teleurgesteld
uitkomen ook, want wij gelooven wel dat de Commissie voor
de Strafverordeningen het goed wil doen, maar het zal er
juist op aankomen, hoe zij het wil doen.
Ik ben dus door de verdediging van het voorstel eigenlijk
verder van huis gekomen dan ik was toen ik hier straks het
woord voerde, en als de heer van der Lip nog eens spreekt,
zal ik misschien tegenstemmen, ik weet het niet.