DONDERDAG 44 FEBRUARI 1918. 49 De Voorzitter. U vergist zich een nummer. Wij zijn bezig aan punt VIII. De heer van Gruting. Ik vergis mij niet, mijnheer de Voorzitter. De heer Sijtsma is begonnen met te zeggen, dat hij niet veel vertrouwen stelt in eene wetenschappelijke vischkeuring. En de Commissie voor de Strafverordeningen èn Burge meester en Wethouders èn de Directeur van het Openbaar Slachthuis zijn het geheel met elkander hieromtrent eens, dat de wetenschappelijke vischkeuring aan het begin van haar loop baan staat. Evenwel moet de heer Sijtsma hieruit niet afleiden, dat deze zaak niet de belangstelling van de veeartsen zou hebben gehad. Reeds 24 jaar geleden, toen ik de veeartsenij school bezocht, werd reeds een college in wetenschappelijke vischkeuring gegeven, voorzoover dat ten minste mogelijk was. De heer Sijtsma wenscht, dat men deze wetenschappelijke keuring zal gaan uitstellen, omdat daaromtrent nog zoo weinig bekend is. Mij dunkt wij moeten niet gaan uitstellen. Ik ben het dan ook geheel met Burgemeester en Wethouders eens, dat, daar na 24 jarigen dienst de heer Braaksma ons gaat verlaten, het oogenbik is aangebroken om in deze aangelegen heid verbetering te brengen. De heer Braaksma keurde de visch, die hij op zijn tocht door de stad aantrof. Thans zal alle visch moeten worden gekeurd. Ik ga dan ook geheel mede met het voorstel van Burgemeester en Wethouders om een keurmeester voor visch te benoemen. De vraag is evenwel: wie moet er benoemd worden? Moet het een wetenschappelijk onderlegd man zijn, die examen voor hulpkeurmeester heeft gedaan, of moet het zijn iemand uit de praktijk. De Gezondheidscommissie is er voor om iemand te nemen uit de praktijk. Zij zou het betreuren, wanneer men iemand benoemde, die een diploma van hulpkeurmeester heeft maar geen verstand, van visch, terwijl men iemand kon krijgen, die op dat gebied veel praktische ervaring heeft. Het beste zal zijn aan den Directeur van het Openbaar Slachthuis over te laten iemand voor deze betrekking aan te wijzen. Ik ben het geheel met de Gezondheidscommissie eens. Iemand zonder diploma van hulpkeurmeester kan daarom toch zeer goed van deze zaak op de hoogte zijn. Het is een feit, dat men wat de wetenschappelijke vischkeuring betreft nog geheel aan het begin staat. Zooals men wellicht weet, is Prof. de Jong op het oogeriblik bezig met het houden van een enquête betreffende vischkeuring. Die enquête is nog niet afgeloopen, hij is er nog niet mee klaar, dus ook daarmee kunnen wij ons voordeel nog niet doen. Ik kan niet in onderdeelen afdalen over de verschillende ziekten die er zoo bij de visschen voorkomen, ik behoef alleen maar eens even te herinneren aan den grootsten lintworm die bij den mensch voorkomt, en die, zooals de heer Fabius mij direct zal toegeven, als gevolg van het eten van slecht ge kookte visch of kaviaar kan voorkomen. Er is gezegd, dat er een verschil van meening bestaat, wie nu eigenlijk de leiding van de keuring moet hebben, of dat moet zijn de veterinair of de scheikundige. Ik geloof dat de oplossing die Burgemeester en Wethouders ge vonden hebben door beiden ambtenaren dezelfde bevoegdheid te geven en hen onderling te laten uitmaken hoever de een en hoever de ander zal gaan, een prachtige is. Ik geloof dat Burgemeester en Wethouders in deze zeer juist hebben ge oordeeld, omdat er tusschen den scheikundige en den veterinair altijd eenige wrijving bestaat en het is dikwijls ook zeer moeilijk de grens aan te geven, waar de veeartsenij kundige keuring ophoudt en de scheikundige keuring begint. Dit wilde ik in het algemeen over de vischkeuring zeggen. De. heer Eerdmans. M. d. V. Wanneer maatregelen als deze worden voorgesteld, dan is het mijns inziens noodzakelijk, dat de Raad de overtuiging heeft, dat hier niet wordt betreden een bepaald theoretische weg. Er is nu een aanleiding, door het aftreden van den functionaris, die het tot nu toe gedaan heeft, om in de keuring van visch op een andere wijze te voorzien en nu is natuurlijk de verleiding zeer groot om te denkenwij moeten dat nu maar doen langs den weg die de beste is. Maar er .is de aandacht op gevestigd, dat dat meerdere kosten dan tot nu toe zal meebrengen, daar komen wij niet meer af: de dienst zal de neiging hebben om zich uit te breiden en hij zal dus meer gaan kosten in plaats van minder. Dit alles moet geschieden wanneer het noodzakelijk is, maar ik zou nu, wanneer ik mijn oordeel bepaal, graag willen weten of het in de laatste jaren gebeurd is, dat bier ziekten zijn ontstaan of ongelukken gebeurd, doordat de keuringsdienst onvoldoende was. Heeft de bestaande toestand niet geleerd dat hier moet worden ingegrepen, dan is er dunkt mij, waar de theorie nog zoo in de eerste windselen is de heer Sijtsma heeft daar reeds op gewezen voor de gemeente Leiden geen aanleiding om nu het voorbeeld te geven en dit instituut, dat zooveel geld zal kosten, binnen te halen. Wij zouden het moeten doen wanneer de wetenschap daartoe in staat stelde en wanneer de practijk ertoe drong; en nu kan- het aan mij liggen, maar ik heb nog nooit gehoord van een groot aantal vergiftigde Leidenaars, die vergiftigd waren door het gebruik van visch. Zoolang mij niet is aangetoond dat aan een dergelijke verordening werkelijk behoefte bestaat, kan ik met het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet meegaan. De heer Botermans. M d. V. Ik kan volkomen meegaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Voordat Braaksma werd aangesteld, was de toestand hier in Leiden zeer treurig. Ik ben Leidenaar van geboorte, dus ik kan meespreken. Er werd toen veel slechte visch verkocht. In de achterbuurten kregen de menschen visch voor een klein beetje geld, maar die was dan ook soms zeer slecht. Nu is het een heele boel verbeterdToch valt er nog genoeg te verbeteren. De keurmeester Braaksma wordt oud en kan niet op alle plaatsen te gelijk wezen. Zijn opvolger zal een fiets kunnen krijgen en daardoor zal hij meer kunnen doen dan Braaksma deed. Het is noodzakelijk dat er een reorganisatie komt in de vischkeuring. En daarom, omdat ik van'meening ben, dat er nog heel wat verbeterd moet worden, ben ik zeer voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De tleer van der Lip. M. d. V. Met een enkel woord wil ik de verschillende sprekers beantwoorden. Natuurlijk moet toegegeven worden, dat door ons voorstel geen volmaakte vischkeuring zal worden verkregen. In de stukken is er dan ook de aandacht op gevestigd, dat wij hier slechts te duen hebben met een eersten stap in de richting van eene betere vischkeuring. En daarom is het niet moeilijk tegen de voor gestelde regeling bezwaren in te brengen zooals door den heer Sijtsma is gedaan. Hij heeft in de eerste plaats gevraagdhoe constateert men bij visch ziekelijke afwijkingen? Wanneer visch op weten schappelijke wijze wordt gekeurd, wanneer er een laboratorium onderzoek plaats heeft, kan men natuurlijk ziekelijke afwijkingen constateeren. Ik moet eerlijk zeggen dat dit bezwaar mij niet duidelijk is. In de tweede plaats heeft de heer Sijtsma gevraagd, hoe men dit onderzoek denkt in te stellen, daar men toch niet iederen visch afzonderlijk kan keuren. Dat spreekt natuurlijk van zelf. Iedere oester kan niet worden onderzocht. Dit is evenwel geen reden om in het geheel geen onderzoek in te stellen. Bij de keuring van eet- en drinkwaren worden ook niet alle eet- en drinkwaren afzonderlijk onderzocht. Men neemt uit eene partij limonade immers ook slechts eene flesch, die onderzocht wordt. Wanneer deze wordt goedgekeurd, is dit nog geen waarborg, dat eene andere flesch geen verkeerde bestanddeelen bevat. Het derde bezwaar van den heer Sytsma legt meer gewicht in de schaal. Hij vraagt: hoe moet men visch waarmerken? Ook door de Commissie voor de Strafverordeningen en door Burgemeester en Wethouders is dit bezwaar erkend. Wij hebben echter zoo geredeneerd: Wanneer de keuringsdienst zal zijn ingesteld, gelijk wij wenschen, zal deze moeilijkheid ook wel worden opgelost. Onmogelijk om de visch te waar merken is het toch niet. Alleen heeft men tot heden nog geene bevredigende oplossing gevonden. Wij wenschen ten deze af te wachten en hierbij gebruik te maken van de ervaring en kennis van den nieuw te benoemen titularis. Verder heeft de heer Sijtsma gezegdEr zal een lokaal noodig zijn. Dit geef ik hem volkomen toe. Er is trouwens in de stukken al op gewezen en de Gezondheidscommissie pleit ook voor zoo'n lokaal. Op den duur zullen wij het ook wel niet buiten een keuringslokaal kunnen stellen. Wij wenschen echter voor het oogenblik zonder lokaal te beginnen. Iedere regeling is voor verbetering vatbaar, maar men moet niet vergeten, dat er op het oogenblik wat haast bij de regeling van deze zaak is, daar de keurmeester Braaksma reeds het vorig jaar ontslag heeft aangevraagd, maar op ons dringend verzoek nog eenigen tijd in dienst gebleven is, omdat wij den diensteerst eenigszins wilden reorganiseeren. Wanneer er eerst nog naar een lokaal had moeten worden gezocht, zou er veel te veel tijd zijn verloopen, alsvorens deze regeling in werking zou kunnen treden. De heer Sijtsma zou op de oude wijze willen doorgaan. Ik vraag daartegenover: wat voor bezwaar is er om nu al vast ten aanzien van de vischkeuring eenige ver beteringen in te voeren? Men doet het voorkomen alsof wij eene geheel andere verordening zullen krijgen. Dit is niet juist. Wanneer men de oude en nieuwe verordening naast elkander legt, zal men zien. dat de veranderingen niet zoo ingrijpend zijn. De veranderingen bestaan voornamelijk hierin dat voortaan geen ongekeurde versche visch meer zal mogen worden verkocht en dat de vischkeuring meer in weten schappelijke banen zal geleid worden. Up het oogenblik wordt de visch zoo bij hooi en te gras

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 3