62
DONDERDAG 14
FEBRUARI 1918.
plaatsing van de koeienmarkt zou het entrée van de stad
zeker niet worden verfraaid.
Ik geloof dat het goed is, ook voor de welvaart van de
stad, dat men, wanneer men de stad binnenkomt, daar niet
dadelijk zoo'n bepaald wanordelijken toestand ziet. Dus die
moet gemaskeerd blijven. Maar daarachter komt zonder
eenigen twijfel de markt. Nu zou ik willen vragen: Hoe kan
die grond ooit zoo verbazend waardevol zijn, bijvoorbeeld voor
villaterrein? Ik vermoed, dat wanneer het terrein vrij zou
zijn, een particulier daar niet gauw een villa zou neerzetten,
want daarachter heeft hij altijd eens in de week die vuile
boel en die loeiende koeien. Als men het terrein wil bewaren
om het mooie uitzicht, dat indirect kan bijdragen tot den bloei
van de gemeente, dan zou ik toch willen vragen, of de oplossing
die Burgemeester en Wethouders voorstellen, niet beter is;
dan krijgen wij een behoorlijk gebouw en het voordeel dat
wij 2/3 van het terrein in ons gebruik krijgen.
Nu nog de kwestie van het recht. Ik geloof inderdaad dat
wij recht hebben het terug te nemen, maar welk recht staat
er vast, alvorens de rechter uitspraak heelt gedaan Wij hebben
het niet noodig geacht nogeens nader advies te vragen, de
zaak was voldoende toegelicht. Zoo was het ook indertijd met
de kwestie van Musis ik hoop niet dat de heer van Gruting
schrikt. Men komt er niet zoo licht toe, de zaak voor den
rechter te brengen. Op dit punt is het dikwijls: beati possidentes.
Er zitten eenmaal menschen op het terrein en die zal men
er alleen afzetten als het noodig is en anders niet. Ik zie de
zaak zoo in, dat Amicitia in de practijk krijgt een beter recht
maar op een derde part en daarvoor een zekeren prijs betaalt.
Het rest van het terrein komt weer terug aan de gemeente. Ik ge
loof dat wij daarmee een goede transactie doen. Toen ik hier in
de stad kwam, hoorde ik al dat wij dit terrein eens moesten
terugkrijgen van Amicitia. Nu komen wij tot de realiteit en
nu kunnen wij 2/a op een goede manier terugkrijgen, en
daarom geloof ik, dat het in het belang van de gemeente is
dat wij van deze gelegenheid gebruik maken.
Ik kan nog meedeelen, dat Burgemeester en Wethouders
de wenk van den heer Botermans ten aanzien van de gevels
overnemen. Sub b wordt dan dus in plaats van »gevel ge
lezen »gevels" en in plaats van »dien gevel", »die gevels".
Ik kan U meedeelen, dat ik vermoed dat hierdoor het con
tract niet zal afspringen.
Ik wil nu vragen, of een van de leden nog het woord
verlangt of hoofdelijke stemming.
De heer Fokker. Ja, Mijnheer de Voorzitter, ik vraag hoofde
lijke stemming.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het gewijzigd voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt in stemming gebracht en aangenomen met 17 tegen
6 stemmen.
Vóór stemmen de heerenvan der Pot, Bots, van der Lip,
Sasse, Briët, Aalberse, van Tol, Zwiers, Jaeger, J. P. Mulder,
Knappert, Sijtsma, Eerdmans, Botermans, van Romburgh,
Reimeringer en van der Eist.
Tegen stemmen de heeren: Pera, van Gruting, Fokker, A.
Mulder, de Boer en Wilmer.
(De heeren van Hamel, Timp, Fabius en Hoogenboom
hadden fnmiddels de vergadering verlaten.)
XV. Voorstel:
a. in zake de indeeling der gemeente in kieskringen en
stemdistricten;
b. tot wijziging van het besluit van 15 Februari 1917, in
zake de bepaling van het aantal der in elk der kies
kringen te verkiezen leden der Commissie uit de ingeze
tenen, bedoeld in art. 131, der Gemeentewet.
(Zie Ing. St. no. 44).
De Voorzitter. De heeren zullen in het Ingekomen Stuk
voldoende verklaring van het voorstel van Burgemeester en
Wethouders hebben gevonden.
Het betreft hier slechts eene technische quaestie. De ver
knipping van de stad in kieskringen staat buiten alle poli
tiek verband, omdat de stemmen toch bij elkander worden
gevoegd.
Het zou heel wat anders wezen, wanneer men nog had de
oude wijze van stemmen. Het geldt hier slechts eene technische
quaestie, die wij zoo goed mogelijk getracht hebben op te
lossen.
Aan de grens van de stad zijn stemdistricten met slechts
weinig kiezers. Wij hebben dit gedaan met het oog op de
uitbreiding van de stad.
Wordt zonder beraadslagingen of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.
De heer Briët. M. d. V. Ik heb U van te voren medege
deeld U eene vraag te willen stellen.
Mijne vraag is deze:
Waarom is er tot heden nog geene uitvoering gegeven aan
de in de vergadering van 21 Juli 1917 vastgestelde verordening,
regelende het onderwijs in de gymnastiek, welke verordening
in werking zou treden 1 Juli 1917.
Het spijt mij, dat de Wethouder van Onderwijs niet meer
aanwezig is.
Deze verordening regelt het salaris van een kleine groep
ambtenaren. Deze menschen zitten nu al meer dan a jaar op
hunne verhooging te wachten. Wat is de reden, dal de ver
ordening nog niet in werking is getreden?
De Voorzitter. Ik kan II de reden wel noemen. De reden
is deze, dat de Minister van Binnenlandsche zaken zijne goed
keuring nog niet aan de verordening heeft gehecht. Zoodra
deze is verkfegen, treedt de verordening in werking.
De heer Briët. Heeft de Minister daarmede 6 maanden
gewacht
De Voorzitter. De Minister heeft om inlichtingen gevraagd,
welke hem verstrekt zijn. Toen had de Minister weer bezwa
ren, waarop wederom geantwoord moest worden.
Nog steeds hebben wij niet het bericht ontvangen van de
goed- of afkeuring.
Aan het begin van iedere Raadsvergadering deel ik mede,
de verschillende goedkeuringen; en deze goedkeuring zult U
nog niet van mij vernomen hebben.
Zoolang de goedkeuring niet is verkregen, kan de veror
dening niet in werking treden.
De heer Briët. M. d. V. Zouden de bezwaren van den
Minister niet aan den Raad kunnen worden medegedeeld?
Wellicht waren zij te ondervangen.
De Voorzitter. Wij moeten eerst de beslissing van den
Minister afwachten.
De heer Briët. M. d. V. Ik stel mij den gang van zaken
aldus voor: het kan zijn dat ik mij vergis de Minister
zal bezwaren tegen de verordening bij Burgemeester en Wet
houders hebben ingebracht. De Burgemeester en Wethouders
hebben hierop geantwoord, maar de Minister heeft niet willen
toegeven.
De Voorzitter. Dat is ook zoo. Maar daarna is nog een
gedachtewisseling ingetreden en nu wachten wij op de eind
beslissing van den Minister, eerst dan zullen wij zoo noodig
bij den Raad kunnen komen met een mededeeling.
De heer Briët. M. d. V. Ik dank U voor uwe inlichtingen.
Niemand daarna meer het woord verlangende wordt de
vergadering gesloten.
Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN 8c ZOON.