DONDERDAG 14 FEBRUARI 1918. 57 tegemoet moet worden gekomen, dit op een andere wijze moet geschieden dan door het verlagen van den gasprijs. Nog een opmerking wat den administratieven omslag betreft. De toestand aan de stedelijke lichtfabrieken is zoo, dat het slechts met de grootste moeite en met lang overwerken mogelijk is, vooral in deze wintermaanden om het werk gedaan te krijgen. Er moeten maandelijks ongeveer 20.000 kwitanties geschreven worden. Zij moeten gecontroleerd, op lijsten in geschreven en in den loop gelegd worden, terwijl het ophalen der gelden ook moet worden gecontroleerd; komt daar nu nog bij, dat moet worden nagegaan hoeveel kinderen er in ieder gezin zijn, hoe oud die zijn, en hoeveel het inkomen is, dan zou die taak niet te volbrengen zijn. Men zou zeker een groote staf van ambtenaren erbij moeten hebben om zoo iets te kunnen bewerkstelligen. Vervolgens wil ik nog even een opmerking maken over het feit, dat iedereen het verhoogd rabat zou krijgen volgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dat door Commis sarissen aan de hand is gedaan. Als men spreekt van inkomens beneden 1200 of beneden 1000 enz., dan moet men niet vergeten, dat wij op deze wijze al heel spoedig komen tot 90% van de gas verbruikers. Het zou een heel ander geval zijn, indien het andersom was, en bijvoorbeeld 10% van de gasverbruikers een inkomen had onder de ƒ1200 en 90% een inkomen daarboven, maar zoo is het niet. Bij groote ver bruikers van bijvoorbeeld 700 a 800 M8. per maand heeft het geheele rabat weinig invloed op den prijs. Zij betalen een doorsneeprijs van 17s/4 cent, dus bijna voor alles 18 cent. Ik wil er ook op wijzen, dat bijvoorbeeld met een inkomen van ƒ1600 thans, overeenkomt een inkomen van 1200 vóór de crisis, zoodat het niet zoerg is als die menschen ook een tegemoetkoming hebben. De Voorzitter. Mag ik nog even mededeelen, dat ik de volgende wijziging heb ontvangen van het voorstel van de heeren Wilmer, Sijtsma en van Tol. »In II, III en IV worde gelezen «kinderen beneden den 16-jarigen leeftijd" in plaats van «kinderen" Tevens wijzigen zij hnu voorstel door in de le alinea te lezen «vier cent" in plaats van «zes cent per M8". De heer Wilmer. M. d. V. Zou ik misschien even het woord mogen hebben, dan kunnen de discussies wellicht worden bekort. In ons voorstel kan ik onderscheiden drie elementen welke zijn bestreden. Ten eerste het element in ons voorstel, dat het rabat alleen betrekking moet hebben op Leidsche ingezetenen en niet op ingezetenen van de buitengemeenten. Mij dunkt, dat dit niet zeer sterk is bestreden. Ik geloof eigenlijk dat het "in het geheel niet is bestreden en dat de Commissarissen ons zooveel als te kennen hebben gegeven, dat zij ook niet veel bezwaren voelen tegen het treffen van een regeling, welke alleen geldt voor de inwoners van Leiden. Mij dunkt dus, dat wij dit element in ons voorstel kunnen handhaven. Het volgende element in ons voorstel is de weistandsgrens, berekend naar het inkomen op zichzelf beschouwd. Er is door Wethouder Bots gezegd, dat dit zooveel administratieve bezwaren met zich zou brengen, maar ik wil herinneren aan het praeadvies van Burgemeester en Wethouders van enkele weken terug omtrent het verstrekken van goedkoope brandstof, waarbij ook een weistandsgrens is bepaald. In dat praeadvies zeggen Burgemeester en Wethouders: het is heel eenvoudig, wij hebben maar enkel de kohieren van de belasting op te slaan en daaraan is niet veel rompslomp verbonden. Dat kan nu ook worden gezegd voor het trekken van een weistandsgrens bij het bepalen van den gasprijs. En nu het element van den welstand naar het inkomen, niet op zichzelf beschouwd, maar in verband met de grootte van het gezin. i Dat element zou ik gaarne in het voorstel gehandhaafd willen zien, omdat naar mijne overtuiging de bepaling van den welstand naar het inkomen op zichzelf beschouwd in strijd is met de werkelijkheid. De welstand kan alleen bepaald worden in verband met de grootte van het gezin. Wanneer dit element evenwel in ons voorstel gehandhaafd wordt, heeft het weinig kans te worden aangenomen. Men zal er administratieve bezwaren en bezwaren van ik zou kunnen zeggen: sentiment tegen aanvoeren. Er zijn heeren, die voor een dergelijke regeling nu eenmaal niet veel gevoelen. Ik zou daarom willen verzoeken ons voorstel als niet gedaan te beschouwen en om een ander voorstel van ons te willen aanvaarden, hetwelk als volgt luidt: Ondergeteekende stelt voor aan de gezinshoofden te Leiden, wier inkomen niet hooger is dan ƒ1200.een toeslag op den gasprijs te geven van 4 cent per M8. voor de eerste 25 M3. welke tusschen 2 maandelijksche opnamen worden gebruikt. De kosten aan dit voorstel verbonden zullen naar alle waar schijnlijkheid niet hooger zijn dan die van het voorstel v^in Burgemeester en Wethouders. Hierdoor zal eeri rabat worden gegeven van 1.per maand, terwijl volgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders slechts 40 cent aan rabat zal worden verstrekt. Het rabat volgens ons voorstel zal alleen aan Leidenaars ten goede komen en slechts voor ingezetenen met een inkomen van niet meer dan ƒ1200. Wanneer ik dit in aanmerking neem, geloof ik zelfs, dat aan ons voorstel nog minder kosten verbonden zijn dan aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter. Met de indiening van dit voorstel is dus het eerste voorstel van de heeren Wilmer c. s. ingetrokken. Hierdoor is punt a vervallen. De heer Briët. Punt a is gewijzigd. De Voorzitter. Het lijkt mij op deze wijze zeer moeilijk dit punt te behandelen. Een voorstel wordt ingediend en daarna weer ingetrokken. Thans blijft te behandelen over punt b behalve de verschillende adressen, die zijn ingediend. In een van de adressen wordt voorgesteld den gasprijs te bepalen op 10 cent. Dit wordt ook door Burgemeester en Wethouders voorgesteld. Bij het in werking treden van deze regeling zullen deze adressanten ten minste bevredigd zijn. Wij krijgen met het nieuwe voorstel van de heeren Wilmer c.s. een geheel nieuw systeem. Een systeem van werkelijk rabat kan eigenlijk slechts door de Directie van de gasfabriek worden uitgevoerd. Men kan natuurlijk ook het rabat uit de gemeentekas betalen. Het gasbedrijf schiet dan feitelijk voor, maar ontvangt hiervoor later restitutie- van de gemeente. Op deze wijze blijft het bedrijf intact. Maar ten slotte, het besluit tot het geven van rabatbons kan natuurlijk alleen maar worden uitgevoerd door degenen die volkomen op de hoogte zijn van de klanten van de gas fabriek, dat kan men toch niet verwachten van een college, dat die klanten niet kent. Men heeft toch ook zijn ambtenaren en zijn directies onder zich, opdat die het kunnen uitvoeren. Men kan toch niet verwachten dat Burgemeester en Wet houders met hun vijven dat zouden uitwerken, terwijl degenen die juist op de hoogte zijn, zich er niets van zouden aan trekken. Nu heb ik een nieuw voorstel van dezelfde heeren ontvan gen, dat trouwens overeenkomt met het voorstel van den heer J. P. Mulder. De heer Mulder stelt voor: «De gemeente Leiden, keert aan elk Leidsch ingezetene, aangesloten aan het gasbuizennet, wiens inkomen ƒ1200. of daarbeneden bedraagt, tot wederopzeggens toe een rabat uit van 4 cent per M3. voor de eerste 20 M8., gebruikt tusschen 2 maandelijksche meteropnemingen vanaf 1 Februari 1918." De andere heeren stellen voor «De ondergeteekenden stellen voor dat aan de gezinshoofden in de gemeente Leiden, wier inkomen niet hooger is dan 1200.een toeslag op den gasprijs zal worden gegeven van vier cent per M8. voor de eerste 25 M3., welke zij tusschen twee maandelijksche meteropnemingen verbruiken". Practisch zijn de voorstellen dus hetzelfde, alleen wil de heer J. P. Mulder 20 Ms. en de heeren Wilmer c.s. 25 Ms. Ik zou willen vragen: Op welk bedrag is het bedoeld: op 12 cent en op 18 cent of is het heelemaal op 18 cent bedoeld? In het oorspronkelijke voorstel werd gesproken van een toeslag van zes cent per Ms. voor de eerste 25 M8. Toen hebben de Commissarissen gezegd, dat zij het niet goed begrepen hadden, maar ik moet zeggen, dat ik, als ik het nu lees, nog steeds den indruk krijg, dat 25 M3. zou worden gegeven voor 6 cent minder, dat is voor 12 cent. Maar als men nu voorstelt, dat een toeslag op den gasprijs zal worden gegeven van 4 cent, dan vraag ikWil men dat nu toepassen op den ouden prijs van 18 en 12 cent, maar dan moet men ermee rekening houden dat volgens den ouden toestand de prijs is 18 cent, doch dat op de eerste 20 M3. een rabat gegeven wordt van 6 cent. De heer Briët. Er is geen sprake van een rabat, het is een prijsbepaling. De stukken spreken van een rabat, maar dat bestaat thans niet. De Voorzitter Dat is een woordenspel. Ik geef U toe, dat het geen rabat is, maar het gaat hier om den prijs van een zekere hoeveelheid M3. Op het oogenblik krijgt men de eerste 20 M3. voor 12 cent en de daaropvolgende voor 18 cent. Dan kan het rabat dat de heeren voorstellen, toch ook op niets anders betrekking hebben dan op 20 M3. Men wil nu een rabat voorstellen voor de eerste 25 M3, terwijl de verminderde prijs al voor de eer ste 20 M3. is bepaald. Dat is werkelijk niet mogelijk. Zoo is het feit. Wanneer het oorspronkelijke voorstel van den heer Wilmer en de zijnen was aangenomen, had men gekregen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 11