56 DONDERDAG 14 FEBRUARI 1918. den prijs maar te laten op 8 cent, zoolang die hooge kolen- prijzen zich handhaafden. Maar die kolenprijs werd steeds booger, en in plaats van verdubbeld werd hij vervier-, ver vijfvoudigd en meer. Weer kwam de noodzakelijkheid om, als men niet met een ontzettend tekort wilde sluiten, te komen met een voorstel om den gasprijs in overeenstemming met den kostprijs te verhoogen. Rationeel ware het toen geweest, wanneer Burgemeester en Wethouders hadden gezegd: »Het is juist, dat de gasprijs moet worden verhoogd, en men heett ook gelijk, dat de minstgegoeden moeten worden geholpen. Dat kan de gasfabriek niet doen zonder haar bedrijf er door te ontwrichtendat moet dus geschieden door compensaties langs anderen weg." Deze oplossing, dit standpunt zijn hier bekend; ik heb ze reeds in November verdedigd. Nu doet het mij in de eerste plaats leed, dat het namens de Commissie uitgebrachte rapport op dit punt niet geheel aan haar bedoeling beantwoordt. Maar het gaat mijns inziens niet aan, den leden der Commissie daarvan een verwijt te maken. Men zal zich herinneren, dat ondanks een poging onzerzijds bij monde van den heer Fokker, om daarin nog verandering te krijgen, door den Raad bij verordening van 1 Maart 1917, is besloten, dat van toen af de van de Commissie uitgaande stukken alleen de onderteekening van Voorzitter en Secretaris behoefden. Misschien komt het, doordat bij het opmaken spoed is betracht, maar het rapport geeft in zake de compensaties niet geheel en al het gevoelen van Commissarissen weer. Het rapport wekt den indruk, alsof wij aan den Raad in overweging wilden geven om den gasprijs voor allen te bepalen op 18 cent, terwijl voor wat op die wijze door de minder gegoeden boven hun krachten moest worden betaald, bons zouden worden verstrekt, die ze bij den Gemeente-ontvanger weer tegen geld konden inwisselen. Zoo iets, en ik zeg dit met dezelfde verwondering als de heer Briët, staat werkelijk in het rapport te lezen. Maar het is nooit onze bedoeling geweest. Onze bedoeling was en is nog, om de minder gesitueerden te helpen door compensaties langs anderen weg dan den gasprijs. Die weg is er reeds. Men weet, dat het met brandstoffen reeds gebeurt. Wij hebben rabat-bons gehad en nu geheel kostelooze bons voor cokes. Dit is echter slechts een kleine tegemoet koming, al kost die gratis-cokes op het oogenblik aan de gemeente een belangrijk bedrag. Maar mijn idee was voor compensatie nu voornamelijk gevestigd op levensmiddelenbons. -Die kunnen door Burgemeester en Wethouders even goed als de tegenwoordige brandstoffenbons worden verstrekt aan minder gegoeden, zeg met een inkomen beneden f 1200 'sjaars. Die bons kan men uitreiken naar behoefte, dus ook tot het bedrag, dat thans gevraagd \frordt van de fabrieken voor vermindering op den gasprijs. Wanneer de kleine man den kostprijs van het gas niet meer betalen kan, moet hij geholpen worden. Maar men moet daarvoor niet ontwrichten een bedrijf, dat jaren lang de kurk geweest is, en naar wij hopen ook weer worden zal de kurk, waarop de Gemeente-financiën van Leiden kunnen drijven. Men erkent, dat aan het bedrijf minstens de kostende prijs toekomt, en als compensatie was het voor Burgemeester en Wethouders even gemakkelijk ge weest, bons voor levensmiddelen te verstrekken tot een behoor lijk bedrag als dat nu gebeurd is met bons voor brandstoffen. Hiermee is zeker wel opgehelderd, wat de heer Briët voor vreemds gevonden heeft in het bon-systeem, dat in het rapport was vermeld. Een systeem, zooals Commissarissen wenschten, voorkomt meteen alle bezwaren, die tegen de tegenwoordige regeling in het midden zijn gebracht, zoowel die, welke door den heer Wilmer nog al breed worden uitgemeten, als die, welke door den heer Briët zoo even werden becijferd, zonder dat ik die becijfering op dit oogenblik kan controleeren. Kort gezegd komt alles neer op het bezwaar, dat er geld, en véél geld wordt besteed, waar het niet besteed moest worden. Dat ben ik volkomen met de heeren eens. Ik heb het trouwens verleden jaar reeds betoogdin een vroegere Raadsvergadering heb ik het toen reeds zoo geïllustreerd, dat bij elk rabat, dat wij aan de Leidenaars geven volgens het tegenwoordige systeem, het geld tevens bij duizenden aan de boompjes in de buitengemeenten wordt te grabbel gelegd voor de boeren. Dit is een fout, die aan het systeem van Burgemeester en Wethouders kleeft, en die wordt weggenomen, wanneer rpen, zooals ik me de zaak had gedacht, en zooals ze ook in de vergadering van Commissarissen werd besproken, 1 de compensatie niet langer zoekt bij het gas, maar elders. Nu wordt gezegd, dat het op den weg van Commissarissen zou hebben gelegen, om met een voorstel in dien geest te komen. Neen, Mijnheer de Voorzitter, dat lag juist niet op hun weg. Wij hebben kort geleden, toen Commissarissen naar hun volle overtuiging geheel op hun terrein gebleven waren, uit den mond van den heer Aalberse het verwijt moeten hooren, dat wij ons zouden bemoeid hebben met dingen, waarmee we ons niet te bemoeien hadden. Zoo'n verwijt zouden we echter gaan verdienen, als we ons nu waren gaan bemoeien bijvoorbeeld met een bon-systeem voor levens middelen of brandstoffen. (Men vergete niet, dat de gasfabriek geen brandstoffen meer bezit, en de gemeente ook niet; daarop is beslag gelegd, door de distributie). Op den weg van Commissarissen liggen dè belangen van de fabriek; zij zijn daar voor de behartiging van de belangen van een economisch bedrijf; dat is hun hoofdtaak. Dat het zoo erg eenvoudig zal zijn, zooals de heeren het zich schijnen voor te stellen, om het voorgestelde systeem naar inkomen en aantal kinderen, in te voeren (vooral de heer Sijtsma schijnt het zich bizonder gemakkelijk te denken), moet ik zeer sterk betwijfelen. De administratieve rompslomp, die met de invoering van het door de heeren voorgestelde stelsel gemoeid zal zijn, is werkelijk niet gering. Wij hebben op het oogenblik voor de muntgasmeters ook de prijzen van 12. en 18 cent, wat volgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders 10 en 18 cent zal worden. Dat zal bijbetaling op de ingeworpen 21/2 centstukken blijven eischen, en de duizenden kleine kwitantietjes. die daarvoor uitgeschreven en geverifieerd moeten worden, houden reeds tal van ambtenaren bezig. Dat geeft nu reeds een administratieven omhaal van grooten omvang, waardoor achterstand op ander gebied dreigt. Werd die rompslomp nu nog belangrijk uitgebreid door aanneming van het door de heeren Wilmer c. s. ingediende voorstel, dan komt er een leger van ambtenaren të zitten, dat kan ik den heeren verzekeren. (De heer Fokker komt ter vergadering). De heer Briët. M. d. V. Ik wil een enkel woord zeggen over de opvatting van de Commissarissen van de gasfabriek die hier wordt geuit door den heer Zwiers, die zegt: Wij staan alleen voor de gasfabriek en trekken ons van de verdere regeling niets aan. De heer Zwiers. Qua Commissarissen! De heer Briët. Qua Commissarissenen wanneer ons advies wordt gevraagd ten opzichte van de verlaging van den gasprijs, dan hebben wij niets anders te doen dan advies uit te brengen, maar na te gaan, hoe de zaak anders kan worden geregeld, ligt volgens den heer Zwiers niet op den weg van Commissarissen. Het verbaast mij eene dergelijke meening te hooren verkondigen. Ik kan mij niet begrijpen, dat Commissarissen der Stedelijke Lichtfabrieken, die tevens leden van den Raad zijn, eene dergelijke opvatting van hunne taak huldigen. Nu wordt het mij duidelijk, waarom deze zaak in Leiden zoo onhandig wordt aangepakt. De Commissarissen, die het meest een juist inzicht kunnen hebben in den gang der zaken aan de fabriek, kunnen het best met een voorstel komen, wanneer hun om advies wordt gevraagd. Voor de Raadsleden is het veel moeilijker met een voorstel te komen, omdat zij van den stand van zaken niet zoo op de hoogte zijn. Maar het gaat niet aan, dat de Commissarissen zeggen wij hebben slechts te maken met de commercieele belangen van het bedrijf. Van al het andere trekken wij ons niets aan. De heer Bots. M. d. V. Bij de laatste vaststelling van den prijs voor het gas, meenden de Commissarisssen, dat zeer royaal eene groote som geld disponibel gesteld was om de mingegoede gasverbruikers tegemoet te komen. Het was een bedrag van +2| ton. Wanneer men dit bedrag vergelijkt met wat voor andere distributies besteed wordt, dan zal men moeten toegeven, dat men hier te maken heeft met eene groote tegemoetkoming in de kosten. Wij meenden dan ook, dat de prijs van het gas zeker niet hoog kon worden genoemd. Vergeleken bij den prijs van petroleum meen ik, dat op den prijs van de petroleum eerder meer rabat gegeven zou moeten worden dan op gas. De prijs van 1 Liter petroleum is in normalen tijd ongeveer gelijk aan dien van 1 M3. gas. Thans kost petroleum 44 cent per Liter. Hierop wordt een rabat gegeven van 19 cent. Men betaalt derhalve 25 cent per Liter. Nu is het wel kenmerkend, dat in geen enkel adres geklaagd wordt over den prijs van petroleum. Terwijl de prijs voor het gas 12 cent voor het minimum en'voor het overige 18 cent is, nu wordt door verschillende organisaties aangedrongen op een steeds groofer rabat. En toch zijn de petroleumverbi uikers economisch de zwaksten. Het is daarom niet te verwonderen dat de Commissarissen der Lichtfabrieken door het voorstel van den heer Wilmer c.s. werden opgeschrikt. Een vorige maal heb ik den heer Sijtsma reeds gezegd, waarom het rapport op het voorstel van den heer Wilmer c.s. zoo lang op zich liet wachten, namelijk omdat eerst gemeend werd, dat er op het tegenwoordige rabat nog een extra rabat van 6 cent werd gevraagd. De Commissarissen hebben in het rapport hunne bezwaren uiteengezet, waarvan wel het voornaamste dit is, dat de buitengemeenten zoozeer van dit voordeel zouden profiteeren. Nu moge het rapport niet geheel en al weergeven de. woorden, door Commissarissen gesproken, hunne bedoeling is uit het rapport evenwel zeer goed op te makennamelijk dat Commissarissen niet verder wilden gaan, omdat zij van meening zijn, dat, wanneer aan de gemeentenaren in het algemeen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 10