GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. INeEKOKJGS STI I» li i:>. N°. 35. Leiden, 29 Januari 1918. Tegen inwilliging van bijgaand verzoek van den heer A.J. de Voldere, om eervol ontslag als onderwijzer met hoofdakte aan de openbare lagere school der 4e klasse, N°. 2, alhier, bestaat bij ons College geen bezwaar. Mitsdien geven wij U in overweging aan den heer A. J. de Voldere, op zijn verzoek, eervol ontslag uit zijne hierboven genoemde betrekking te verleenen en dat ontslag te doen ingaan op 1 Mei 1918. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Edelachtbaren Raad der gemeente Leiden. Edelachtbare Heeren Ondergeteekende, Abraham Jacobus de Voldere, Onder wijzer aan de Openbare Lagere School IVe klasse No. 2, neemt bij dezen de vrijheid Uw Edelachtbaar College beleefd te verzoeken om eervol ontslag, ingaande op 1 Mei 1918, wegens zijn benoeming als onderwijzer te Amsterdam. Hoogachtend heeft hij de eer te zijn Edelachtbare Heeren, Uw. dw. dnr. A. J. de Voldere. Leiden, 22 Jan. 1918. N°. 36. Leiden, 4 Februari 1918. Ter zake van de bij ons schrijven van 10 Januari 1918 (Irig. St. No. 13) aan U toegezonden concept-verordening regelende den invoer, het vervoer, de keuring van, en den handel in visch in de gemeente Leiden is alsnog bij Burge meester en Wethouders ingekomen en aan ons ter kennisneming toegezonden het advies van de Gezondheidscommissie, gedag- teekend 24 Januari 1918, terwijl Uwen Raad een drietal amendementen heeft" bereikt van Mr. A. van der Eist. Nu de omstandigheden er toe hebben geleid, dat deze concept verordening eerst in een volgende raadsvergadering in be handeling komt, schijnt het ons voor Uwen Raad overzichtelijker, wanneer wij thans reeds schriftelijk ons gevoelen over een en ander mededeelen. De Gezondheidscommissie, wier advies op de gewone wijze voor U ter visie ligt, wijst allereerst op de wenschelijkheid, dat een bepaald keuringslokaal, waarvan in ons ontwerp in het geheel niet gerept wordt, reeds dadelijk wordt aange wezen, evenals de wegen, waarlangs de te keuren visch slechts mag worden vervoerd. Deze wenschelijkheid beamen wij ten volle, doch het opvolgen van dezen wenk zou op ditoogenblik tot belangrijke vertraging leiden. De keurmeester Braaksma gaat spoedig den dienst verlaten en verreweg het verkieselijkst is, dat zijn opvolger terstond met de nieuwe verordening werken kan. Zou men met de invoering dezer verordening willen wachten, totdat een geschikt keuringslokaal ingericht, c. q. gebouwd is, dan wordt vooreerst de reorganisatie van dezen dienst weder geruimen tijd verschoven, maar krijgt zij ook op een minder geschikt moment haar beslag. Daarom schijnt het ons het beste voorloopig zonder keuringslokaal te beginnen en deze zaak opnieuw onder de oogen te zien, wanneer ook van de adviezen van den nieuwen titularis kan worden geprofiteerd. Wat de eerste opmerking over art. 3 betrelt, het schijnt ons duidelijk, dat gepelde d.w. z. gekookte garnalen niet tot versche visch kunnen worden gerekend, zoodat zulks in de verordening onzes inziens niet behoeft te worden vermeld. Wel schijnt het ons goed alle onzekerheid ten aanzien van gekoelde en bevroren visch weg te nemen. Deze moet als versche visch worden beschouwd, omdat zij de eigenschappen van versche visch behoudt en dit kan door een kleine toe voeging aan art. 1 duidelijk worden uitgedrukt. Dat ten onrechte in art. 3 sub b niet zou zijn gesproken van het ten verkoop voorhanden hebben, in voorraad hebben of te koop bieden van ongekeurde versche visch kunnen wij daarentegen niet toegeven. Immers zoolang er geen keurings lokaal is, waarnaar bij invoer in de gemeente de visch terstond moet worden gebracht, zal dit altijd geschieden, wanneer een winkelier een zending visch heeft ontvangen en de keur meester nog niet bij hem is geweest voor de keuring. Het 31 eenige, wat voorkomen moet worden is, dat de versche visch ongekeurd wordt verkocht ofafgeleverd. Een-bepaling betreffende onzindelijk vervoer achten wij voor loopig niet noodig. Vooreerst geldt het hier slechts een proei- regeling, waarin op den duur zonder twijfel nog allerlei wijzigingen noodig zullen blijken, zoodat dan ook dit tamelijk ingrijpende punt nader onder de oogen zou kunnen worden gezien, maar bovendien gaat de gemaakte vergelijking met de vleeschverordening niet op. Vleescb wordt dikwijls ver voerd in stukken en brokken, de visch daarentegen blijft in haar geheel, beschermd door huid en schubben. Wanneer voor den invoer van oesters altijd een certificaat kon worden gevorderd, zou ons dat van veel belang toeschijnen. Waar dit echter blijkbaar alleen voor Zeeuwscbe oesters is te verkrijgen, kan er niet aan gedacht worden zulk een certificaat verplichtend te stellen, daar men dan niet-Zeeuwsche oesters onvoorwaardelijk zou uitsluiten. Praktischer schijnt den vischverkoopers kenbaar te maken, dat een partij oesters, niet voorzien van een certificaat, nauwkeuriger moet worden gekeurd, zoodat zij, als zij op een spoedige keuring prijs stellen, verstandig doen voor een certificaat zorg te dragen. Mr. van der Eist heeft als amendementen voorgesteld om in art. 8 der verordening te lezen; in het le lid: Dwordt in beslag genomen" in plaats van »zal worden in beslag genomen"; in het 2e lid: vindien de visch naar het oordeel der in het eerste lid bedoelde ambtenaren ongekeurd isenz." in het 3e lidy>wordt de visch teruggegeven" in plaats van »zal de visch worden teruggegeven." Tegen het eerste en het derde amendement, die geheel van taalkundigen aard zijn, hebben wij geen bezwaar, te minder, omdat ook art. 7 luidt: »Visch, die ondeugdelijk is, wordt afgekeurd en onschadelijk gemaakt of vernietigd, enz." Het tweede berust naar wij meenen, op een misverstand. Het schijnt toch, dat de heer van der Eist bij onze redactie van art. 8 tweede lid moeilijkheden vreest bij de strafvervolging, doch de alinea betreft geen strafbaar feit, maar een kwestie van belastingheffing. Als men het bewijs bij strafvervolging gemakkelijker zou willen maken, zou men de cursief gedrukte woorden niet moeten inlasschen in art. 8 tweede lid maar in art. 3 sub b. Men zal echter met ons eens zijn, dat het niet aangaat het verkoopen van versche visch strafbaar te stellen, die naar het oordeel van een bepaalden ambtenaar ongekeurd is. De vergemakkelijking van het bewijs zou hier gaan ten koste van alle rechtszekerheid. Indien wij juist zien, dat hier een misverstand in het spel is, dan is de aanleiding daartoe vermoedelijk de zeer alge- meene bepaling van art. 16. Ten allen overvloede stellen wij U daarom voor in art. 16 de artikelen aan te halen, tegen overtreding waarvan straf bedreigd wordt. Resumeerende brengen wij mitsdien in de door ons inge diende ontwerp-verordening de volgende wijzigingen: in art. 1 wordt achter het woord »schelpdieren" ingevoegd onder versche visch door afkoeling verduurzaamde visch"; in art. 8 eerste lid wordt »zal worden" vervangen door: wordt"; in art. 8 derde lid wordt »zal de visch worden" vervangen door: »wordt de visch"; in art. 16 wordt seen bepaling" vervangen door: »de artikelen 2, 3, 6, 9, 10, 14 en 15 laatste lid". De Commissie voor de Strafverordeningen. Aan den Gemeenteraad. N°. 37. Leiden, 6 Februari 1918. Op ultimo April a s. eindigt de huur van het perceel Nieuwe Rijn No. 20, benevens die van de bovenwoning van de Graan- beurs, laatstelijk krachtens raadsbesluit van 10 April 1913 (Ingek. Stukken No. 91) voor den tijd van vijf jaren verhuurd aan J. J. van Leeuwen, koopman en winkelier alhier, tegen een huurprijs van f 1175 per jaar. De heer van Leeuwen heeft ons nu verzocht het perceel met de bovenwoning weder voor den tijd van vijf jaren te mogen huren. Noch bij de Commissie van Fabricage, noch bij ons College bestaat daartegen bezwaar, mits slechts onder de voor waarden der verhuring de bij de gemeente gebruikelijke be- paling tvordt opgenomen, dat de gemeente bevoegd is de huur ook tusschentijds te doen eindigen, mits daarvan drie maanden tevoren aan den huurder kennisgevende, waartoe eene een voudige schriftelijke mededeeling voldoende zal zijn, zoodat geen exploit of andere gerechtelijke akte noodig zal zijn. De huurder heeft bereids verklaard met deze aanvulling der voorwaarden accoord te gaan. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 1