27
sen kegelbaan op het terrein zullen mogen worden geplaatst
zonder vergunning van ons College. Handelingen in strijd
met een dezer bepalingen zullen het erfpachtsrecht moeten
doen te niet gaan.
Het feitelijk gebruik van het achterste gedeelte van het
terrein, alsmede het gedeelte, dat bestemd is voor eventueele
verbreeding van de eerste Binnenvestgracht, op een gedeelte
waarvan zich thans de kegelbaan bevindt, kan kosteloos aan
de sociëteit worden gelaten, totdat het nieuwe sociëteitsge
bouw zal zijn gebouwd en ingericht, derhalve uiterlijk tot
1 Januari 1925. Hoewel de uitbreiding van de veemarkt naar
de zijde van de Binnenvestgracht vermoedelijk nog wel eenigen
tijd op zich zal laten wachten, dient aan dit in feitelijk ge
bruik laten toch voorzichtigheidshalve de restrictie verbon
den te worden, dat het achterterrein ten allen tijde door
de gemeente kan worden teruggenomen. In dat geval is het
echter billijk, dat vanaf het oogenblik der terugneming tot
op het oogenblik, waarop het nieuwe gebouw tot sociëteit
zal zijn ingericht, slechts de helft van de jaarlijks te betalen
som van f 160.80 verschuldigd zal zijn.
Met het aldus geformuleerde voorstel heeft de algemeene
ledenvergadering der sociëteit zich blijkens bericht van het
bestuur onlangs vereenigd.
Aanvankelijk hadden wij U nog willen voorstellen onder
de voorwaarden, waaronder het terrein in erfpacht zal worden
gegeven, ook eene bepaling op te nemen, dat het nieuwe
sociëteitsgebouw als zoodanig zal moeten worden gebruikt
en onderhouden tot aan het einde van de erfpacht, een en
ander op straffe van het tenietgaan van het erfpachtsrecht.
Tegen die bepaling gold volgens het bestuur der sociëteit
het bezwaar, dat zij aan het verkrijgen van de voor den
bouw der nieuwe sociëteit vereischte gelden onder hypothe
cair verband van het recht van eidpacht van het bovenbe
doelde terrein in den weg stond. Immers, zoo merkte het
bestuur op, niemand zou bereid zijn aan de sociëteit gelden
onder hypothecair verband van dat erfpachtsrecht te leenen,
wanneer dat erfpachtsrecht verviel, indien het te stichten
gebouw niet meer als sociëteitsgebouw werd gebruikt en
onderhouden.
Ofschoon de bepaling door ons onder de voorwaarden was
opgenomen, aangezien de gemeente zonder het opnemen daar
van niet de absolute zekerheid heeft, dat niet te eeniger
tijd het sociëteitsgebouw een andere bestemming krijgt, het
geen om welstands- of andere redenen voor de gemeente
daar ter plaatse ongewenscht zou kunnen zijn, konden wij
aan den anderen kant het gewicht van de door de sociëteit
gemoveerde bezwaren niet ontkennen en besloten wij, in
het vertrouwen, dat ook zonder opneming van die bepaling
het gebouw gedurende den erfpachtstijd als sociëteit geëx
ploiteerd zal blijven, op ons aanvankelijk voornemen terug
te komen, en dit te eer, vermits ingevolge de bovenaange-
geven voorwaarden, niet alleen de gevel van het nieuwe
gebouw, doch ook eventueel latere wijzigingen van dien gevel
aan de goedkeuring va,n ons College onderworpen moeten
worden, terwijl ook geen andere opstallen dan het sociëteits
gebouw en de te verplaatsen kegelbaan op het terrein zullen
mogen worden geplaatst zonder vergunning van ons College.
Het bovenstaande samenvattende, geven wij Uwe Vergade
ring mitsdien in overweging het op de ter visie liggende
teekening met de letters A, B, C, E en F aangeduide
gedeelte van het terrein der buitensociëteit, gelegen nabij
de Rijnsburgerbrug, ter grootte van Hr 1610 MA aan de
Sociëteit »Amicitia" in erfpacht te geven voor den tijd van
85 jaren tegen betaling van een canon van f 160.80 per
jaar en verder onder de navolgende voorwaarden
a. dat op het in erfpacht uitgegeven terrein binnen den
tijd van drie jaren na den voorgenomen verkoop van het
sociëteitsgebouw aan de Breestraat, welke termijh door Bur
gemeester en Wethouders met ten hoogste 2 jaren kan
worden verlengd, doch uiterlijk op 1 Januari 1925 een nieuw
sociëteitsgebouw zal zijn gebouwd en ingericht;
b. dat de gevel van het nieuwe sociëteitsgebouw en even
tueele latere wijzigingen van dien gevel, aan de goedkeuring
van Burgemeester en Wethouders worden onderworpen, ter
wijl geen andere opstallen dan het sociëteitsgebouw en de te
verplaatsen kegelbaan op het terrein zullen mogen worden
geplaatst zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders;
c. dat handelingen, in strijd met een der bepalingen, waar
onder het terrein in erfpacht is uitgegeven, het erfpachts
recht te niet doen gaan;
d. dat aan de sociëteit het feitelijk gebruik van het ach
terste gedeelte van het thans bij haar in gebruik zijnde
terrein, alsmede van het gedeelte, dat bestemd is voor even
tueele verbreeding van de eerste Binnenvestgracht, op een
gedeelte waarvan zich thans de kegelbaan bevindt, kosteloos
wordt gelaten, totdat het nieuwe sociëteitsgebouw zal zijn
gebouwd en ingericht, derhalve uiterlijk tot 1 Januari 1925,
evenwel met dien verstande, dat het achterterrein ten allen
tijde door de gemeente kan worden teruggenomen, terwijl in
dat geval vanaf het oogenblik van de terugneming tot op het
oogenblik, waarop het nieuwe gebouw tot sociëteit zal zijn
ingericht, slechts de helft van de jaarlijks te betalen som
van ƒ160.80 verschuldigd zal zijn.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 28. Leiden, 24 Januari 1918.
Onder verwijzing naar eene in de Leeskamer liggende lijst
van op de Stadstimmerwerf aanwezige, buiten gebruik gestelde
voorwerpen en materialen, geven wij Uwe Vergadering, over
eenkomstig het advies der Commissie van Fabricage, in over
weging tot den openbaren verkoop dier zaken te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 29. Leiden, 24 Januari 1918.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering in overweging te
geven, ter voldoening aan het voorschrift, vervat in artikel
11 van het Koninklijk Besluit van 19 November 1900 (Staats
blad No. 202), aan Gedeputeerde Staten het volgende verslag
uit te brengen aangaande de wijze, waarop het op de gemeen-
tebegrooting voor 1916 voor schoolkindervoeding toegestaan
bedrag is besteed.
»De op de begrooting voor het dienstjaar 1916 voor school
kindervoeding uitgetrokken som van f 2750.werd als
subsidie uitgekeerd aan de vereeniging «Schoolkindervoe
ding", die zich het verstrekken van voeding aan kinderen,
ter bevordering van schoolbezoek, ten doel stelt.
Voor het ontvangen van voedsel werden aanvankelijk 499
kinderen ingeschreven, welk aantal in den loop van het sei
zoen steeg tot-538. Tot de aanneming der kinderen werd niet
overgegaan, alvorens door het Bestuur der Vereeniging inlich
tingen waren ingewonnen bij de hoofden der betrokken
scholen en bij de Maatschappij van Weldadigheid, bij welke
Maatschappij de Vereeniging zich hééft aangesloten. Ver
schillende gezinnen werden aan genoemde Maatschappij
in onderzoek gegeven en uit de inkomende rapporten werd
dan mede beoordeeld of de kinderen uit die gezinnen al dan
niet voor het ontvangen van voedsel in aanmerking konden
komen.
Ue kinderen, die voedsel ontvingen, waren afkomstig van
de navolgende scholen
139 van de openbare lagere school der 4e klasse, No. 1,
aan de Haverstraat;
100 van de openbare lagere school der 4e klasse, No. 2,
in de Vrouwenkerksteeg;
20 van de openbare lagere school der 3e klasse, No.'l,
aan het Plantsoen;
25 van de openbare lagere school der 3e klasse, No. 2,
aan de van der Werfstraat;
18 van de openbare lagere school der 3e klasse, No. 4,
aan de Duivenbodestraat;
8 van de openbare lagere school der 3e klasse, No. 5, aan
den Maresingel;
17 van de openbare lagere school der 3e klasse, No. 7,
aan den Zuidsingel;
17 van de openbare lagere school der 3e klasse, No. 8,
aan de Medusastraat;
7 van de buitengewone school voor lager onderwijs;
21 van de school der vereeniging voor Christelijk onderwijs
ten behoeve van on- en minvermogenden, aan de Pasteurstraat;
42 van de school der vereeniging voor Christelijk onderwijs
ten behoeve van on- en minvermogenden, aan de Middelste
gracht
68 van de Roomsch-Katholieke Jongensschool, aan de
Haarlemmerstraat
41 van de Roomsch-Katholieke Meisjesschool, aan de
Pelikaanstraat, en
15 van de Roomsch-Katholieke school, behoorende tot het
gesticht »de Voorzienigheid", aan de Hoogewoerd.
De maaltijden vingen in het vereenigingsjaar Mei 1916
Mei 1917 aan op 1 December 1916. Met het oog op den
buitengewoon langen en strengen winter, eindigden zij niet,
zooals gewoonlijk, half Maart, doch eerst den 7en April 1917.
Zij werden gedurende zes dagen per week gehouden en
bestonden uit erwtensoep, bruine boonen met spek, gestampte
pot, rijstesoep, gort met suiker en rijstepap. In het geheel
werden 48109 porties voedsel verstrekt, tegen den gemiddel
den prijs van 3Icent Per portie.