314
DONDERDAG 20 DECEMBER 1917.
moeten worden verhoogd, en het is zeer best mogelijk, dat
zich dat kan voordoen, moet de gemeente ook weer meer
betalen. Het zou dus best kunnen zijn dat na 2 of 3 jaren de
gemeente 200% extra zou moeten betalen. Nu is door de
verbonden patroonsorganisaties, namelijk de Nederlandsche
Bond van Boekdrukkerijen, de Roomsch-Katholieke Vereeniging
van Nederlandsche Drukkerspatroons, de Bond van Christelijke
Drukkerspatroons, het verzoek gericht in de gunning van het
gemeentedrukwerk verandering te brengen.
Ik wil niet ontkennen, dat aan een regeling, zooals door
deze heeren aangegeven, practische bezwaren zijn verbonden.
Maar deze zijn toch aan den anderen kant weer gemakkelijk
te ondervangen.
Ik gevoel het bezwaar dat de organisatie zou moeten komen
en het werk zou moeten verdeelen onder de in aanmerking
komende drukkers en deze zich voor de goede uitvoering aan
sprakelijk zou stellen. En dat er dan een persoon zou zijn,
door de organisatie aangewezen, om de orders in ontvangst
te nemen en waartegen de gemeente zich dan met eventueele
klachten zou kunnen wenden, ik herhaal, Mijnheer de Voor
zitter, dat ik dit bezwaar kan deelen.
Maar er is een andere weg mogelijk, Mijnheer de Voorzitter,
waarbij het belang van de gemeente uitstekend gediend wordt,
en daarvoor hebben wij hier in de eerstè plaats te zorgen.
Ik zou zeggen, Mijnheer de Voorzitter, roept U alle Leidsche
drukkers op, die genegen zijn het gemeentedrukwerk te
willen uitvoeren tegen de steeds door den Bond voorgeschreven
minimum tarieven van den Nederlandschen Bond van Boek
drukkerijen en verdeel onder die het gemeentedrukwerk. Want
welk belang heeft dit voor de gemeente, Mijnheer de Voor
zitter? De zekerheid namelijk dat de gemeente het drukwerk
niet boven maar werkelijk tegen de minimumprijzen, dat
zijn de laagste prijzen, ontvangt. Want in den Bond bestaat
daarvoor weer een centrale commissie.
Bij een dergelijke regeling, waarbij aan eiken drukker kan
worden toegewezen het werk dat hij het beste en vlugste kan
maken en waaronder ik ook gaarne den ouden leverancier zag
worden opgenomen, want het gaat hier niet tegen een persoon
maar tegen een stelsel, wordt juist de vlugge aflevering be
vorderd en dus juist het gemeentebelang gediend, meer dan
dat alles in één hand is. We mogen toch zeggen dat mèer-
dere firma's te zamen meer en spoediger kunnen leveren dan
dat één firma voor de gemeente werkt. Die een zal door opeen-
hooping van werk op een moment moeten laten overwerken
en dit zal de gemeente hebben te betalen.
Mijnheer de Voorzitter. Ik stel een ieder de vraag of het geen
groote onbillijkheid is al het werk in één hand te geven, waar
men weet dat er eveneens firma's zijn die dezelfde arbeid kunnen
leveren en evengoed. Moeten deze allen van de leveringen
verstoken blijven. Ook die andere drukkerijen hebben te be
talen in de lasten die de gemeente oplegt. Is het dan onbillijk
wanneer zij vragen, om als er een voordeel te behalen is,
daarin te mogen deelen. Moet men dan zeggen: neen, dat kan
niet. Wij hebben nu eenmaal iemand die ons zoo best bedient,
u schakelen we uit. En dat in een tijd, waar de nijverheid meer
dan ooit steun noodig heeft. Want wat zal men zien gebeuren.
De een uitziend naar werk, misschien korter moeten werken
of door gebrek aan werk personeel moeten bedanken en de
ander overladen met drukwerk. U voelt, Mijnheer de Voor
zitter, dat gaat toch niet aan. Dat mogen wij hier toch niet
bevorderen.
Laten we ons best doen dat wanneer het ons mogelijk is
en dat is het hier zeer zeker, we het werk onder meerdere
drukkers verdeelen. Daarmee voorkomt men opeen hooping
van werk in één bedrijf, terwijl anderen weinig werk hebben.
Indertijd heeft de gemeente bij het in orde brengen van
de gebouwen, waarin de militairen waren onder gebracht, toch
ook de billijkheid betracht en heeft men elk werkgever een
gedeelte opgedragen.
En dit heeft goed gewerkt en tot alle tevredenheid. Met
alle kracht moet ik dan ook op bovengenoemde gronden het
voorstel van Burgemeester en Wethouders ontraden, omdat
het een groote onbillijkheid schept en groote bevoorrechting
van den een boven den ander.
Mijnheer de Voorzitter. Ik zal eerst de beraadslagingen eens
aanhooren, alvorens met een voorstel te komen.
De heer Fokker. M. d. V. Ik ben het niet eens met den
heer Mulder. Ik schaar mij in deze aan de zijde van Burgemeester
en Wethouders.
De heer Mulder heeft gezegd: moeten de andere drukkers
in de gemeente van de levering van het drukwerk verstoken
blijven? Is dat juist, vraagt hij? Het antwoord daarop luidt
m. i.: die andere drukkers zijn zelf de oorzaak geweest, dat zij
van de levering van het drukwerk verstoken zijn, want zij
hebben zich aangesloten bij den Bond, die een onderling
contract uitvoert en den prijs vaststelt.
Nu is het Gemeentebestuur gedwongen het minimum tarief
door den Bond vastgesteld, te betalen.
Laat de gemeente, in den prijs gebonden, dan tenminste de
vrijheid om aan te wijzen den leverancier, dien zij wil hebben
en wien zij dien prijs al of niet gaarne betaalt. Dan is er alle
reden om den drukker, die ons steeds zoo vlug en accuraat
heeft bediend, de leverantie nu ook weder de gunnen. Ik voel
veel voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Wanneer er nog sprake was in deze van onderlinge con
currentie en de gemeente bij een ander of bij den Bond goed-
kooper terecht kon, dan zou ik van oordeel zijn, bij een aan
merkelijk prijsverschil, dat het gemeente-belang medebracht, dat
wij dien ander de levering opdroegen. Maar waar wij er toch in
den prijs niet op vooruitgaan, is er naar mijne meening hier
geen reden om den heer IJdo te passeeren.
De heer Pera. M. d. V. Ik ben het niet eens met den
vorigen geachten spreker.
Wij hebben hier niet alleen te maken met een gemeente
recht'', maar ook wel degelijk met een »plicht" van de ge
meente. En dan moeten alle burgers voor het Gemeentebestuur
volkomen gelijk zijn. Wat nu aangaat het recht" van de
gemeente om de voordeelen der levering van al het vereischte
drukwerk aan één persoon te gunnen, zal men op de bezwaren
daartegen toch ook dienen te letten.
Nu heb ik bij vorige gelegenheden, wanneer het voorstel
van Burgemeester en Wethouders bestreden werd om het
drukwerk te verleenen aan één leverancier, dit steeds ver
dedigd, want ik begrijp, dat er zeer veel voor te zeggen is,
dat het drukwerk geschiedt door één firma. Ik zou dan ook
thans mij met het voorstel van Burgemeester en Wethouders
kunnen vereenigen, ware het niet, dat er rekening moest
worden gehouden met de omstandigheden, waarin wij verkeeren.
In normale tijden zou ik niet tegen het voorstel van Burge
meester en Wethouders zijn; men vergete evenwel niet, dat
ook het drukkersbedrijf een moeilijken tijd doormaakt, en er
minder werk is dan gewoon. Door het verschaffen van werk
aan de verschillende patroons zou de gemeente hierin veel
verbetering kunnen brengen. Zelfs al zou men zelf er zooveel
voordeel niet aan hebben, men zou hierdoor in de gelegen
heid zijn, zijn werkvolk in dienst te houden. En dit is van
zeer groote beteekenis. Het zou mij zeer verheugen, wanneer
men er toe kon besluiten het drukwerk over verschillende
drukkers te verdeelen, waarbij dan de voorrang gegeven werd
aan den tegenwoordigen leverancier, aan wien werk zou kunnen
worden opgedragen, waarvoor hij meer in het bijzonder is
aangewezen. Men zou aan den heer IJdo bijvoorbeeld de helft
van het drukwerk kunnen gunnen, terwijl het overige ver
deeld zou kunnen worden onder de drukkers, die hiervoor in
aanmerking wenschen te komen. Was eene dergelijke regeling
te treffen, dan zou mij dit zeer toelachen.
De Voorzitter. Aan de verdediging van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders door den heer Fokker heb ik
niet veel meer toe te voegen. Ditmaal ben ik het werkelijk
niet eens met den heer Pera, wat anders nog al eens het geval is.
Hij heeft gezegd»de gemeente heeft plichten." Zonder eenigen
twijfel, maar zeer zeker ook tegenover den heer IJdo. Nu zegt
de heer Mulder: »de heer IJdo heeft te goedkoop aangenomen."
Ik zou dit niet gaarne durven beweren. De heer IJdo is geen
profeet; hij heeft dan ook den oorlog "niet kunnen voorspellen.
Collega's van den heer IJdo kunnen nu wel vinden, dat de heer
IJdo te goedkoop heeft aangenomen, maar dat zie ik nog niet
in. Vijf jaar geleden kwamen eenige drukkerspatroons bij
Burgemeester en Wethouders, vergezeld van een advocaat,
ten einde duidelijk te maken, dat de gemeente meer moest
betalen. Wij hadden evenwel met de arbeidsvoorwaarden
van de drukkers niets te maken. Bovendien werden door den
heer IJdo niet de laagste loonen betaald. Wanneer dit het
geval was, dan was het iets anders geweest; het ging evenwel
om de ondernemerswinst. Door dén advocaat moest mij worden
duidelijk gemaakt, dat wij niet de belangen der gemeente
moesten behartigen maar die van enkele particulieren. Tot
mijn leedwezen konden Burgemeester en Wethouders zich
hiermede niet vereenigen.
Bij die conferentie werd er gezegd: »de heer IJdo kan het
voor dit bedrag niet doen".
Gelukkig was deze telephonisch aangesloten; ik heb het
hem toen dadelijk gevraagd en hij heeft geantwoord het werk
gaarne voor dat bedrag te willen leveren.
Door den oorlog echter heeft de heer IJdo verlies geleden,
maar dat kon toch niemand vooruit weten.
Waar de heer IJdo ons altijd uitstekend werk heeft geleverd,
daar zie ik niet in, dat wij nu het werk aan hem moeten
ontnemen.
Hoe zou ieder particulier het vinden, wanneer hij niet vrij
was te gaan bij den leverancier, dien hij zelf verkoos Nu wil
de heer Pera den heer IJdo het moeilijkste werk opdragen.
Deze zou ons daar wel voor bedanken en zeggen: »doe dit
nu zelf ook maar".
Uit de woorden van den heer Pera blijkt, dat de heer IJdo