318 DONDERDAG 20 DECEMBER 1917. harte, heb ik goeden moed dat hiermede de bevolking zeer tevreden zal zijn. De heet Wilmer. M. d. V. Op gevaar af van in herhaling te treden, wil ook ik een woord van hulde aan Burgemeester en Wethouders brengen. Die hulde wil ik eveneens brengen aan de Commissie van de Volksvoeding, die het initiatief in deze heeft genomen. Maar bij al die woorden van oprechte! hulde, wil ik toch wijzen op een leemte, die m.i. in dit voorstel ligt. Het is vol komen juist, dat bij het trekken van een grens een zekere willekeur niet te vermijden is. Wanneer men die grens hier stelt op ƒ900.dan is dat zeer zeker ook een willekeurig bedrag. Waarom is het niet ƒ800.en waarom niet ƒ950. Willekeur is dus niet te vermijden. Nu wil het mij voorkomen, dat iets gedaan kan worden in de richting van minder willekeur bij het trekken van de grens. Men zal mij toch wel moeten toegeven, dat men een inkomen niet geheel op zichzelf moet beschouwen bij het trekken van een grenslijn. Men moet n.l. daarbij ook in aan merking nemen de grootte van het gezin. En nu zou ik aan Burgemeester en Wethouders willen vragen en dit doet niets af aan mijn dankbaarheid, dat zij met dit voorstel zijn gekomen of zij niet kunnen toezeggen, dat zij zoo spoedig mogelijk een voorstel zullen indienen, waarin bij het trekken van een grens rekening wordt gehouden met de grootte van het gezin. Daarvoor zou de gemeente mijns inziens niet meer geld behoeven uit te geven. Men kan n.l. voor een klein gezin de grens van ƒ900.-- lager stellen en voor een groot gezin de grens stellen op een bedrag boven de ƒ900. Dan blijft de uitgave voor de gemeente ongeveer even groot, als bij het voorstel, dat Burgemeester en Wethouders op het oogenblik hebben ingediend. Ik zou het zeer op prijs stellen te vernemen, of Burge meester en Wethouders een dergelijk gewijzigd voorstel bij den Raad zouden willen indienen. De Voorzitter. Tot mijn genoegen behoef ik ons voorstel niet nader te verdedigen, daar Burgemeester en Wethouders slechts woorden van hulde zijn gebracht voor de indiening van dit voorstel. Ik wil mij dan in de eerste plaats aansluiten bij de woorden van hulde, gebracht aan de Commissie voor de Volksvoeding, voor de wijze waarop zij de zaak heeft aangepakt en tot stand heeft gebracht. Wat de vraag van den heer Wilmer betreft, geloof ik niet dat van Burgemeester en Wethouders een nieuw voorstel is te verwachten. Wanneer de heer Wilmer het voorstel goed leest, zal hij tot het inzicht komen, dat dit een goefl geformuleerd voor stel is. Wat toch is de zaak? Wanneer moest gebeuren, wat de heer Wilmer wenscht, zou men hebben gekregen een persoonlijk onderzoek door het Steun comité voor alle gevallen van rabat-aspiranten. Dit hebben Burgemeester en Wethouders juist willen vermijden. Er is aangedrongen om den prijs per portie te stellen op 10 cent. Burgemeester en Wethouders meenden evenwel op advies van de Commissie voor de Volksvoeding, dat in het alge meen de kostprijs moest worden betaald van de ingre diënten dat is 14 cent per portie. Wanneer voor sommige categorieën die prijs te hoog mocht zijn, daar stellen wij voor een rabat te verleenen, waarbij wij een objectieven maatstaf willen toepassen. Voor vele menschen is het toch zeer vervelend, wanneer er voor hen door het Steuncomité een onderzoek zou moeten worden ingesteld, terwijl zij toch in zulke omstandigheden verkeeren, dat het noodzakelijk is, het voedsel tegen lageren prijs te kunnen verkrijgen. Men moet evenwel niet vergeten, dat het de bedoeling niet is, dat niet zou mogen worden afgeweken van de grens van een inkomen van 900.Wanneer het voor een gezin met een inkomen van boven de 900.noodig blijkt hier van af te wijken, dan mag dit gebeuren. Voor de minder gegoeden is wel de prijs per portie gesteld op 10 centmaar er wordt ook zoo noodig een grooter rabat gegeven, waarvoor dan echter een onderzoek van het Steun comité vereischt is. Burgemeester en Wethouders achten het in deze omstandigheden evenwel niet gewenscht de grens voor het rabat van 0.04 meer subjectief te gaan maken. Zooals thans de regeling is voorgesteld, lijkt zij mij geschikt voor de praktijk en ook voor de belanghebbenden veel aan genamer. Kan iemand met een inkomen van meer dan ƒ900. aan het Steuncomité duidelijk maken, dat hij rabat werkelijk van noode heeft, dan kan hem dit verstrekt worden. Een inkomen van 900.is dus de grens, waaronder geen be paald persoonlijk onderzoek noodig is tenzij eventueel van blijkbare extra-inkomsten. Ik geloof, dat deze regeling voor alle partijen de meest gewenschte is. De beraadslaging wordt gesloten. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het praeadvies besloten. XXIX Voorstel tot bestendiging van den bij Raadsbe sluiten van 18 Mei, 27 Juni en 21 December 1916 toege- kenden duurtetoeslag aan verschillende categorieën van ambtenaren, beambten en werklieden, in dienst der gemeente Leiden. (Zie lng. St. No. 306.) De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter. Hierbij komen ook in behandeling de desbetreffende adressen. Alvorens het woord te' verleenen over het praeadvies van Burgemeester en Wethouders is het m. i. het beste dit eerst nader toe te lichten. Uit de requesten, die zijn ingezonden, blijkt, dat men niet is ingenomen met de regeling van deze aangelegenheid gelijk door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld. De bedoeling van het voorstel is slechts om den bestaanden duurtetoeslag te handhaven. Op eene nieuwe basis een voorstel te doen was niet wel mogelijk, om de doodeenvoudige reden, dat ons die basis ontbreekt, daar de nieuwe loonregeling nog niet is vastgesteld. Wanueer in dit opzicht men niet van alle kanten met soms ook min of meer gewichtige grieven en verlangens bij Burge meester en Wethouders was gekomen, zou misschien ons praeadvies op het voorstel van de Commissie ad hoe op het oogenblik al bij den Raad zijn ingediend. Ons voornemen is echter daarmede zoo spoedig mogelijk te komen; is een dergelijke regeling tot stand gekomen, dan kan deze alleen eene vaste basis voor een nieuweu duurtetoeslag geven. Is die salarisregeling eenmaal behandeld, dan zijn Burgemeester en Wethouders bereid al de voorstellen, die hun worden gedaan voor een andere regeling van den duurtetoeslag, in ernstige over weging te nemen. Op het oogenblik kunnen wij dat niet, omdat wij nog niet hebben den vasten grondslag, waarop wij dergelijke voorstellen kunnen opzetten. Wij willen den bestaan den toestand dus nog eene korte wijle bestendigen en daar is op het oogenblik nog te minder bezwaar tegen, omdat op het moment de hoogste uitkeering wordt gegeven. Zooals de heeren weten, onderscheiden wij drie perioden van vier maanden bij den tegenwoordigen duurtetoeslag. Men heeft vier wintermaan den, waarin de grootste uitkeering wordt gegeven, vier maanden, die een tusschenliggende periode vormen en dan eindelijk vier maanden, waarin de minste uitkeering wordt verstrekt. Op het oogenblik is het bedrag aan toeslag het grootst. Van den duurtetoeslag, die verleden jaar geraamd is op ongeveer 56000.valt in de wintermaandenperiode veel meer dan een derde, zoodat het bezwaar niet zoo groot kan zijn om dien duurtetoeslag nog een korten tijd op het oude systeem van de loonen te baseeren. Daar komt nog bij dat, aangezien de loonsregeling terugwerkenden kracht heeft tot 1 October, de duurtetoeslag die gebaseerd is op het oude systeem wordt gegeven voor inkomens, die er bij de nieuwe loonsregeling misschien niet in zouden vallen. Iemand die nu 1100. verdient, krijgt bijv. volgens de nieuwe regeling 1300. Aangezien de nieuwe regeling al ingaat op 1 October, heeft hij al drie maanden duurtetoeslag gehad, gebaseerd op een lagere grens, dan het geval is bij de nieuwe regeling. Dit is dus ook nog een voordeel. Maar in elk geval moeten wij eerst afwachten het tijdstip, dat de nieuwe loonregeling is behandeld, dan hebben wij eene vaste basis, waarvan wij bij het toekennen van een duurtetoeslag kunnen uitgaan. Daarom zou ik tot degenen, die steeds maar adressen aan Burgemeester en Wethouders sturen, willen zeggenmatigt U, de nieuwe regeling komt zoo spoedig mogelijk in behandeling. Wij kunnen dergelijke adressen zonder vaste basis natuurlijk niet behandelen. Ieder adressant is natuurlijk op eigen materieel voordeel bedacht. Gaat men nu ai die zaken aan een subjectieve beoordeeling onderwerpen, dan komt men niet tot goede uitkomsten. Dan krijgt de eene ambtenaar, die weinig kabaal maakt, te weinig, en een ander, die er maar op los adresseert, te veel. Al die zaken moeten nauwkeurig in verband met elkaar worden overwogen en daarvoor hebben wij dan ook een Commissie ad hoe benoemd, die deze aan gelegenheid zeer nauwkeurig heeft voorbereid en overwogen. Van haar voorstel moeten Burgemeester en Wethouders dus uitgaan; is dat eenmaal aangenomen, dan kunnen zij dat tot grondslag nemen, dan hebben zij een vaste basis, en dan zullen Burgemeester en Wethouders met den meesten ernst het toekennen van anderen duurtetoeslag overwegen. Wanneer wij hier op deze aangelegenheid dus slechts een kort praeadvies hebben gegeven, moeten de heeren niet denken, dat Burgemeester en Wethouders er niet de noodige aan dacht aan hebben willen schenken. De beraadslaging wordt gesloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 12