DONDERDAG 29 NOVEMBER 1917.
299
zal kunnen voortbestaan. Ik vind dan ook, alhoewel de stichting
van deze school had kunnen worden uitgesteld, geene vrij
moedigheid om de subsidie te weigeren. Ik hoop dan ook,
dat de Raad met het voorstel van Burgemeester en Wet
houders zal willen medegaan.
De heer van Romburgh. M. d. V. Alhoewel ook ik een
groot voorstander ben van het vakonderwijs, zal ik ditmaal
toch mij scharen aan de zijde van de minderheid van Bur
gemeester en Wethouders en tegen dit voorstel stemmen. Ik
acht mij op dit oogenblik, waar de gemeentefmanciën in zulk
een treurigen staat verkeeren, niet gerechtigd om nieuwe
subsidiën te verleenen. Ik ben het niet eens met den heer
Pera, waar hij de Vakschool aan de Heerengracht vergelijkt
met die der Zita-vereeniging en zegt, dat de eene f 500.
en de andere f 1580.van particuliere bijdragen heeft bij
eengebracht.
Het bedrag, dat door de Zitavereeniging uit particuliere bij
dragen zou zijn bijeengebracht is in werkelijkheid niet
f 1580.Men heeft wat met cijfers gegoocheld.
In de Uitgaven toch staat een post: schatting van de huur
waarde van het gebouw groot f 1050.Dat bedrag wordt
niet betaald. Daartegenover staat eene som van f 980.•- aan
particuliere bijdragen. Dit maakt dus een verschil van f 70.
Maar dit daargelaten, ik acht mij niet gerechtigd mede te
gaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders met
het oog op den financiëelen toestand der gemeente.
De heer Pera. M. d. V. Mag ik het woord?
De Voorzitter. Kan de Raad goedvinden, dat ik den heer
Pera ten derde male het woord over dit onderwerp verleen?
Waar daaromtrent bij den Raad geen instemmigheid blijkt
te bestaan, zal ik in stemming brengen het voorstel, of de
heer Pera voor den derden keer het woord mag voeren.
Het voorstel wordt in stemming gebracht en aangenomen
met 26 tegen 2 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Bots, Zwiers, Briët, van Rom
burgh, Jaeger. A. Mulder, Botermans, Hoogenboom, Reime-
ringer, Sasse, Pera. de Boer, van Gruting, Boot, J. P. Mulder,
van Hamel, van der Lip, Aalberse, Roem, Huurman, van der
Pot, Fabius, Fokker, van Tol, van der Eist en Wilmer.
Teqen stemmen de heeren: Eerdmans en Sijtsma.
De Voorzitter. Ik geef thans het woord aan den heer Pera.
De heer Pera. M. d. V. De heer van der Lip heeft opge
merkt, dat mijne bewering betreffende de basis "van de school
geen instemming vindt bij Burgemeester en Wethouders.
Wat ik thans te zeggen heb, is eene herhaling van wat ik
reeds zoo straks heb gezegd. Men heeft mij blijkbaar niet
goed begrepen, of van mijn woorden niet de noodige notitie
genomen.
Wat is de basis voor het voortbestaan der school Deze is geld.
Wanneer men bij dergelijke ondernemingen niet het vooruit
zicht heeft op den duur financieël sterk genoeg te zullen
staan, dan acht ik het niet verstandig en niet voorzichtig
met zulk een school te beginnen.
De heer van Hamel heeft er den nadruk op gelegd, dat de
stichtingskosten zoo uitnemend bij elkaar zijn gebracht. Dat
moet nog gezegd worden tot een voorstander van het bijzonder
onderwijs; laat men toch in vredesnaam eens nagaan wat
op dit gebied gepraesteerd is. Hoe gering moet dan het
bedrag geacht worden, dat noodig is geweest om deze school
te vestigen, in aanmerking genomen het geldelijk vermogen
in. den kring van de personen, waar men tot de oprichting
dezer school heeft besloten, en dit vergeleken met het groote
aantal scholen, tot stand gekomen door het particulier initia
tief van burgers, met zooveel minder financieële draagkracht.
In mijn oog is er dan ook voor zooveel lof als de heer van
Hamel er voor heeft, geen reden. Met de aanmerking,
door den heer van Romburgh gemaakt op de samenstelling
van de begrooting der Zita-vereeniging in vergelijking met
die der voorgaande vereeniging, en waarbij beweerd wordt,
dat voor de Zita-vereeniging particulier minder wordt bijge
dragen dan door mij genoemd is, kan ik niet instemmenik
meen dat hij zich, alles goed vergeleken, vergist.
Ik heb de opening van deze school niet bij kunnen wonen.
Ik was daartoe verhinderd. Maat dat doet ook niets ter zake,
omdat de quaestie niet is, wat daar is gesproken, maar
het geldt de vraag of deze inrichting genoeg steun bezat om
aanvankelijk te kunnen blijven bestaan. Wil men dat dan
geheel en al doen aankomen op de subsidie, die de Overheid
geeft, nü, dan kanzoo'n school bestaan, maar dan is het
belang van die school niet op de rechte wijze behartigd.
De beraadslaging wordt gesloten.
Wordt met 22 tegen 6 stemmen overeenkomstig het prae-
advies besloten.
Vóór stemmen de heerenBots, Zwiers, Briët. Jaeger, Boter
mans, Hoogenboom, Eerdmans, Keimeringer, Sijtsma, Sasse,
de Boer, van Gruting, Boot, van Hamel, Aalberse, Roem,
van der Pot, Fabius, Fokker, van Tol van der Eist en Wilmer.
Tegen stemmen de heeren: van Romburgh, A. Mulder,
Pera, J. P. Mulder, van der Lip en Huurman.
X. Praeadvies op het verzoek van de Zita-vereeniging,
afdeeling Leiden van de R. K. Internationale Vereeniging tot
Bescherming van Meisjes, om verhooging van de subsidie ten
behoeve van hare vakschool voor meisjes uit den werkmans
stand.
(Zie Ing. St. No. 278.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Wilmer. M. d V. Ik geloof, dat nu het vorige
punt is aangenomen, dit voorstel niet kan worden verworpen.
Dit spreekt in zooverre vanzelf omdat de nieuw op te richten
school door de aanneming van punt 9 een veel grootere
subsidie zal krijgen dan Burgemeester en Wethouders voor
stellen aan de bestaande inrichting te geven. Waar men dus
het eerste voorstel heeft aangenomen, meen ik, dat het haast
van zelf spreekt, dat de Raad het tweede voorstel accepteert,
en wel om den volgende r edenen. De school waar om het hier
gaat, bestaat reeds een jaar of 7, 8. De school voldoet ook
aan dezelfde eischen, als de zooeven in het debat gebrachte
inrichting. Er is vanmiddag in de vergadering opgemerkt,
dat de school van de Zita-vereeniging niet staat op denzelfden
grondslag als de nieuw opgerichte. Maar daarvoor heeft men
geen enkel bewijs aangevoerd. Men kan zonder vrees voor
eenige wederlegging getuigen, dat de bestaande school van
de Zita-vereeniging aan dezelfde eischen voldoet als de pas
opgerichte inrichting.
Het voornaamste motief om hier de gevraagde subsidie te
verleenen is wel, dat deze school voornamelijk voorziet in de
behoeften van de lagere klassen. Bij de pas opgerichte school
zijn er onder de 100 leerlingen ongeveer 30 fabrieksmeisjes,
maar bij de school van de Zita-vereeniging zijn er onder de
150, leerlingen misschien 100 fabrieksmeisjes en die 50 anderen
zijn uit den arbeidenden stand, zo xiat deze school zich voor
namelijk het lot aantrekt van de minst bedeelden in de maat
schappij. Wanneer men aan de andere school, die ook bestemd
is voor den midden en den hoogeren stand, zooveel subsidie
geeft, dan zal men zeer zeker voldoen aan het verzoek van
deze school. Er is beweerd, dat de nieuw op te richten school
niet alleen in theorie, maar ook in de praktijk toegankelijk
is voor de kinderen van alle gezindten. Hiermede wordt indirect
beweerd, dat de bestaande school van de Zita-vereeniging
wel in theorie, maar niet in de praktijk toegankelijk zou zijn
voor alle gezindten. Tot op heden wordt de school ook door
niet-Roomsche kinderen bezocht en aan die kinderen wordt
niets in den weg gelegd.
Waar het vorige voorstel van Burgemeester en Wethouders
is aangenomen, daar geloof ik, dat ook dit voorstel, waarmede
heel wat minder geld is gemoeid, zal worden aangenomen
te meer, waar het hier betreft eene school, die reeds zoo
lang bestaat, aan de zelfde eischen voldoet en zich het lot
van de minst bedeelden in de maatschappij aantrekt.
De heer Huürman. M. d. V. Ik wil met een enkel woord
mijne stem tegen dit voorstel motiveeren.
Ik stel mij op het standpunt van de minderheid van Bur
gemeester en Wethouders en zal, hoewel deze school mij zeer
sympathiek is, op dezelfde gronden tegen het voorstel stem
men als dat ik dit bij het vorige voorstel deed.
De beraadslaging wordt gesloten.
Wordt met 24 tegen 4 stemmen overeenkomstig het prae
advies besloten.
Vóór stemmen de heeren: Bots, Zwiers, Briët, Jaeger,
Botermans, Hoogenboom, Eerdmans. Reimeringer, Sijtsma,
Sasse, Pera, de Boer, van Gruting, Boot, J. P. Mulder, van
Hamel, Aalberse, Roem, van der Pot, Fabiüs, Fokker, van
Tol, van der Eist en Wilmer.
Tegen stemmen de heeren: van Romburgh, A. Mulder, van
der Lip en Huurman.
XI. Voorstel tot nadere vaststelling van den prijs van het gas.
(Zie Ing. St. No. 283).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Wilmer. M. d. V. Wij zijn het er allen over eens,
Burgemeester en Wethouders even zoo goed als de Raad, dat
de steeds hooger wordende prijs van het gas zeer zwaar moet