29G
DONDERDAG 29 NOVEMBER 191/.
om te bevorderen wat.door de heeren Fokker en Briët
bij de begrooting als welvaartspolitiek werd gekenschetst.
Een van de middelen om tot welvaartspolitiek te komen,
kan m. i. ook zijn, dat men dergelijke vakscholen opricht en
de jonge mensehen in de gelegenheid stelt zich door de wereld
te kunnen slaan en tracht de ontwikkelingsvoorwaarden zoo
goed mogelijk te maken ook voor hen die daar tot dusverre
van waren verstoken.
Als zoodanig kan in begiusel zeker bij geen der raadsleden
tegen de school bezwaar bestaan. Maar de houding die
de heer Pera. dien ik als lid van de Provinciale Staten wel
eens heel anders heb gehoord, nu heeft aangenomen tegenover
de oprichting van deze school, heeft mij verbaasd. Waarom
heeft hij nu een geheel andere houding aangenomen dan
hij steeds deed tegenover het Leidsche vakonderwijs, zooals de
Ambachtsschool en de Opleidingschool voor Bewaarschoolon
derwijzeressen enz. Maar, zegt hij, deze school moet eerst maar
eens toonen, dat zij berust op eene goede basis.
Mijnheer de Voorzitter. Wanneer de heer Pera zich de
moeite had getroost de opening dezer school bij te wonen,
haar eens te bezien en de Statuten en het Huishoudelijk
Reglement had gelezen en van hetgeen daaromtrent nog meer
is geschreven nota had genomen, dan had hij geweten, dat
deze inrichting juist op een zeer goeden grond rust. Hier
wordt zeer zeker goed onderwijs in allerlei vakken gegeven.
De onderwijzeressen, die er les geven zijn gediplomeerd,
sommigen zelts bezitten een acte M. O. In alle opzichten
wordt aan de behoeften van eene goede vakschool voldaan.
Ik heb de voorgeschiedenis van de oprichting met belang
stelling gevolgd. Er zijn enkele heeren uit andere plaatsen
gekomen, o. m. de Directrice en een lid van het Bestuur uit
Amersfoort. Die hebben duidelijk gemaakt: wanneer men met
een dergelijke aangelegenheid begint, moet zij ook onmiddel
lijk goed worden aangepakt. Wanneer wij nu nagaan het
leerprogram van onze school, zien wij dat niet alleen meisjes
voor allerlei vrouwelijke vakken worden opgeleid, maar ook
voor de huishouding en voor dienstbode.
Er wordt in de laatste jaren veel over dienstboden geklaagd.
Het vraagstuk is actueel. Nu wil deze school probeeren be
hoorlijke dienstboden te vormen. Verder wordt les gegeven
in het linnen- en kostuumnaaien door een gediplomeerd leerares
in de Huishoudvakken.
Dat zijn zaken ik wil hier niet in vergelijking treden
tusschen de twee inrichtingen, zooeven door den heer Pera
in één adem genoemd waarin deze school m. i. staat
boven de inrichting van de Zita-vereeniging. Dat is echter
weder een andere school. Die heeft een ander doel en daar
door ook niet zooveel noodig. Ik zal dan ook straks, wanneer
punt 10 aan de orde is, met de begrootingen van beide scholen
zoo noodig trachten aan te toonen, dat de nieuwe Vakschool
meer op een goede basis berust en zuiniger is opgezet, dan de
andere inrichting. Want voor al die vakken, waarin op de
Vakschool les wordt gegeven, is aan salarissen van onder
wijzeressen in de begrooting uitgetrokken een bedrag van
f 5900.terwijl op de begrooting van de school der
Zita-Vereeniging daarvoor een bedrag is uitgetrokken van
ƒ3800Nu moet men daarbij in aanmerking nemen, dat
aan de laatste inrichting alleen avondlessen worden gegeven
uitsluitend aan meisjes van minder gegoeden stand. Wanneer
men dus beide scholen met elkaar vergelijken wil zal men
moeten erkennen, dat de eerste school de zaak niet minder
flink aanpakt als de Zita-school. In het adres van de
tweede Vereeniging wordt gezegd, dat er gesalarieerde krach
ten zullen moeten worden aangesteld; die zijn er dus nog niet.
Wanneer wij de zaak zoo bekijken, en zoo behooren wij
het te doen, geloof ik dus, dat de heeren Pera en Mulder
zich vergissen, wanneer zij zeggen: men moet maar eens
klein beginnen en kan dan later als het noodig is uitbreiden.
Neen, Mijnheer de Voorzitter, men moet met een dergelijke
school, wil men goede resultaten bereiken, onmiddellijk eene
goede basis leggen. De behoefte aan vakonderwijs voor de
vrouw is in Leiden groot. Voor jongens wordt reeds veel
gedaan. Mathesis geeft sedert meer dan een eeuw goed onder
wijs aan jongens. Ook hebben wij een uitnemende Ambachts
school voor jongens Alleen Kennis is Macht neemt in den
laatsten tijd meisjes op, maar over het algemeen wordt hier
voor de meisjes weinig gedaan. Nu komen hier eenige vrouwen
die een inrichting voor meisjes in het leven roepen en zij
krijgen een groot bedrag bij elkaar, zoodat zij tot de stich
ting kunnen overgaan.
Ik zal de namen van de gevers niet noemen. Dat heeft de
heer Jaeger, die hier eveneens op gewezen heeft, ook niet
gedaan. Daar zouden de gevers trouwens ook niet eens op
gesteld zijn. Maar ik kan den heer Pera verzekeren, dat er
voor dit doel een groot bedrag bijeen is gebracht. En zoude
de gemeente dan mogen achterblijven? Waar op de begroo
ting van het Rijk hiervoor een bedrag is uitgetrokken
en Provinciale Staten hunne medewerking ook reeds hebben
toegezegd, acht ik mij niet verantwoord tegen een subsidie
te stemmen, al bevinden de Gemeentefinanciën zich niet in
een rooskleuriger! toestand. Integendeel, met den heer Jaeger
verklaar ik mij met volle overtuiging aan te sluiten bij de
meerderheid van het college van Burgemeester en Wethou
ders in de overtuiging daarmede in het belang der gemeente
te handelen.
De heer Briët. M. d. V. Een enkel woord ter ondersteuning
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Ik geloof,
dat, wanneer wij in deze tijden zuinig zijn met het geven
van subsidie aan het vakonderwijs, en dit dus niet wordt
ondersteund, het zal blijken te zijn eene zuinigheid, die de
wijsheid bedriegt. Met het oog op de toekomst moet het ons
streven zijn den bloei van het vakonderwijs te bevorderen.
Dit is mijns inziens het juiste standpunt, dat moet worden
ingenomen en dat ook en daarom te meer verwondert
mij de opmerking van den heer Pera door de Provincale
Staten is ingenomen. De Regeeririg heeft kort na het uit
breken van den oorlog besloten, allerlei aanvragen om subsi
die niet meer op de begrooting te plaatsen. Na den sterken
aandrang van verschillende zijden op de Regeering uitge
oefend, is men er evenwel weer toe overgegaan aanvragen
om subsidie voor het vakonderwijs op de begrooting te plaatsen.
En dit is zeer terecht, omdat door het vakonderwijs de
economische kracht van het volk zeer wordt versterkt. Waar
de economische positie van de vrouw door den oorlog
nog veel moeilijker zal worden en het van hét allergrootste
belang is, dat deze in eigen onderhoud zal kunnen voor
zien, daar meen ik het voorstel van Burgemeester en Wet
houders ten zeerste te moeten toejuichen.
Nu zegt de heer Mulder: in deze tijden is er reeds voor
zoovele zaken veel geld noodig. Dat geef ik toe, maar de
vraag is, of, wanneer wij in dit opzicht zuinig zijn, wij dan
niet meer geld zullen moeten uitgeven voor onderstand,
wanneer degenen die voor opleiding in aanmerking komen
niet in staat zullen blijken te zijn in eigen onderhoud te
voorzien.
Ik wil er op wijzen, dat blijkens een voorstel, dat onlangs
is gepubliceerd en dat spoedig in de Provinciale Staten zal
worden behandeld, Gedeputeerde Staten zich bijzonder voor
het vakonderwijs en deze school in het bijzonder interesseeren
en door Gedeputeerde Staten aan de Staten een voorstel
zullen doen om subsidie daaraan te geven. Zij schrijven
en daarom geloof ik, dat de heeren Pera en Mulder zich
vergissen, wanneer zij beweren, dat het particulier initiatief
zich te weinig heeft laten gelden dat het particulier
initiatief hier krachtig is ontwaakt. Blijkbaar wordt door
Gedeputeerde Staten niet slechts gelet op wat van particuliere
bijdragen jaarlijks wordt gegeven, maar ook, gelijk de heeren
Jaeger en Sijtsma hebben opgemerkt, op het groote bedrag,
dat van particuliere zijde geschonken is, waardoor men tot
den bouw van deze school is kunnen overgaan; Dit bedrag
wordt door den heer Pera geheel over het hoofd gezien. Ik
zal thans niet verder ingaan op de vergelijking door den
heer Sijtsma gemaakt met de vakschool van de Zitaver-
eeniging.
De zaak is mijns inziens deze:
De Zita-vereeniging is heel eenvoudig begonnen. De inrichting
is langzamerhand gegroeid en zij wil nu ook een zeer be
hoorlijke vakschool zijn, waarom zij verhooging van de subsidie
heeft aangevraagd. Deze vereeniging is meer te werk gegaan
volgens het plan zoozeer door den heer Sijtsma toegejuicht.
Zij wenscht in eens eene goede inrichting te stichten. Dit is
mijns inziens het verschil, dat er tusschen de beide ver-
eenigingen bestaat. Verder wil ik thans deze vergelijking
niet doortrekken, omdat deze zaak zoo straks nog ter sprake
zal komen.
De heer Fokker. M. d. V. Veel van wat ik had willen
zeggen, kan ongezegd blijven na hetgeen door den heer
Briët in het midden is gebracht, waarmede ik mij volkomen
kan vereenigen.
Ik wil er evenwel op wijzen, dat in deze gemeente een
achterstand heerscht op het gebied van het vakonderwijs voor
vrouwen. Al wordt het nu door den heer Pera brutaal ge
noemd, dat deze vereeniging zulk een bedrag aan subsidie
heeft aangevraagd, toch ben ik van meening, dat de heer
Pera deze brutaliteit minder groot zal vinden, wanneer hij
eens nagaat, wat door de gemeente voor vakonderwijs voor
jongens wordt gegeven.
Wanneer ik goed heb geteld, wordt aan subsidie voor vak
onderwijs voor jongens gegeven een bedrag van 24515.
en dan acht ik dit bedrag van 2800.voor deze school,
waar schier het geheele vakonderwijs voor meisjes geconcen
treerd is, niet zoo verschrikkelijk.
Bovendien meen ik uit de woorden van den heer Pera en
andere tegenstanders van de subsidieverlening in den tegen-
woordigen tijd op te kunnen maken, dat deze school toch
wel een goede inrichting is. Want ik heb den heer J. P.
Mulder hooren zeggen, dat de bestaande vakschool (Zita-