DONDERDAG 29
NOVEMBER 1917.
303
Steun-Comité, waarbij dit Comité, de werkgevers en de ge
meente in geval van werkloosheid ieder voor een gedeelte
steun verleenen, en indien dit geschied is, met welk resultaat?
Den heer Briët wordt het gevraagde verlof om eene inter
pellatie tot Burgemeester en Wethouders te richten, door
den Raad verleend.
De heer Briët. M. d. V. Dan zou ik mijne vragen nog met
een enkel woord wenschen toe te lichten. De inhoud van die
vragen past eigenlijk bij hetgeen ik bij de behandeling van
de Begrooting van dit jaar in het midden heb gebracht omtrent
de in die vragen besproken aangelegenheid. Ik zal daarom
bij mijne toelichting in herhaling moeten vallen, van hetgeen
ik reeds bij de behandeling van de Begrooting heb gezegd.
De steunregeling voor den komenden winter moet behoorlijk
worden georganiseerd. Ik geloof, dat de toestand dezen winter
nog slechter zal zijn dan verleden jaar, vooral wanneer de
winter streng mocht worden. Wij weten dat hier vele
menschen leven precies op de grens van een minimum bestaan.
Zoodra men te kampen heeft met tegenslag door ziekte, prijs
stijging of anderszins, wordt er bepaald gebrek geleden. Op
het oogenbiik is de duurte van verschillende artikelen voor
vele menschen de oorzaak van gebrek, dat nu reeds geleden
wordt. Wanneer er straks werkloosheid komt, door het stop
zetten van de inmakeiijen en conservenfabrieken, in welke
fabrieken vele minderjarigen werken, die ook nog iets inbrengen
in het gezin, waar de vader slechts een klein weekgeld ver
dient, zal er in verscheidene gezinnen groote nood komen. Ook
voor de losse werklieden zal er minder werk komen, terwijl
voor de bouwvakarbeiders de toestand weinig rooskleurig is
Ik voorzie dan ook in den komenden winter meer nood dan
in den vorigen winter is geweest.
En nu moet men zich afvragen, of de Overheid verplicht
is zich met deze zorg in te laten. Ik weet daaromtrent
het idee van Burgemeester en Wethouders niet, maar mijns
inziens zijn Burgemeester en Wethouders hiertoe in deze
tijden verplicht. Indien te voorzien is, dat de particuliere hulp
niet toereikend zal zijn, moet de Overheid maatregelen nemen
om de behulpzame.hand te bieden. Men kan dat politiezorg
noemen, de zorg dat er niemand van gebrek omkomt, maar
hoe men het ook noemen moge, de Overheid heeft wel degelijk
eene taak te vervullen. Om te helpen waar dit noodig is, zal
de Overheid zich moeten bedienen van de instellingen, die
op dit terrein reeds werkzaam zijn, zooals het Steuncomité
en de verschillende instellingen van weldadigheid. De Overheid
dient daarom te onderzoeken of die instellingen bereid zijn
mede te werken en zoo ja, of die medewerking wel voldoende
is georganiseerd. Thans worden de menschen. die hulp komen
zoeken, verwezen van het kastje naar den muur. Men komt
bij het Steuncomité en wordt verwezen naar de Diaconie,
die weer naar het Steuncomité verwijst. Vandaar wordt
men gestuurd naar het Stadhuis, vanwaar dan weer wordt
verwezen naar den Armenraad, die de menschen terug
zendt naar de Diaconie of het Stadhuis. Op het Stadhuis
wordt gezegdwanneer men niet eerst de hulp krijgt van de
kerkelijke instellingen van weldadigheid, wil de burgerlijke
gemeente niet helpen. Er gaat derhalve veel tijd mede heen,
eer zoo iemand geholpen is. Dat dit telkens gebeurt, is ge
legen in de gebrekkige organisatie. Op die fout wil ik wijzen
en daarom heb ik die eerste 3 vragen aan Burgemeester en
Wethouders gesteld. Ik geloof, dat er niets slechters is dan
de te nemen maatregelen niet te overdenken en te over
wegen. Alvorens er een noodtoestand komt, moet men over
wogen hebben, welke maatregelen er genomen zullen worden.
Hoe is het verleden jaar gegaan? Wij stonden er toen in eens
voor en moesten helpen. Ik ben er dan ook in het geheel
niet van overtuigd, dat de hulp altijd doeltreffend is geweest.
Er wordt nu reeds gezegd: wanneer er opstootjes komen
voor het huis van den Burgemeester, wordt er dadelijk ge
holpen. Ik weet, dat dit onzin is. Ik heb nooit van opstootjes
gehoord. Maar het feit, dat de menschen er dergelijke ideeën
op na houden, is een bewijs, dat er verkeerde opvattingen
onder het volk bestaan. Om dat te voorkomen, wensch ik er
Burgemeester en Wethouders nogmaals op te wijzen, dat er
van te voren maatregelen genomen dienen te worden.
Mijn vierde vraag betreft de plannen, die Burgemeester en
Wethouders zouden kunnen hebben, om in den nood te
voorzien. Er is reeds gesproken van de Centrale Keuken. Op
deze wijze zal er ook hulp dienen te worden verleend, maar-
van welke organisatie moet dit uitgaan? Wie moet rabatbons
uitgeven op den prijs van de Centrale Keuken? Hoe moet
deze zaak worden geregeld, welke organisatie is bereid de
leiding op zich te nemen? Hoe denken Burgemeester en
Wethouders over deze zaak?
Wanneer nu gegeven moet worden en het bedrag irr
geld zal zeer hoog moeten zijn zou het dan niet gewenscht
zijn, dat van gemeentewege werd overwogen een werkver
schaffing? In andere gemeenten gebeurt dat toch ook wel.
Het is een veel betere vorm van ondersteuning, wanneer men
voor het geld dat wordt gegeven laat werken, dan dat men
het bedrag zoo maar zonder meer geeft. Ik denk daarbij aan
de uitvoering van werken, die misschien toch in de naaste
toekomst zal moeten geschieden, onder meer den aanleg van
straten in te bebouwen terreinen, het dempèn van de een
of andere gracht enz.
Ik zie al aan Uwe houding, Mijnheer de Voorzitter, dat U
ernstige bezwaren hebt tegen mijn denkbeeld.
De Voorzitter. Neen. Ik versta U wat slecht.
De heer Briët. Dan herhaal ik nog eens, dat naar mijne
meening eene ondersteuning in den vorm van werkverschaffing
veel beter is dan het geld zoo maar te geven. Kunnen er
niet wat werken worden uitgevoerd, die in den komenden
tijd toch zullen moeten worden ter hand genomen, bijvoorbeeld
het dempen van het Levendaal? Al gebeurt het dan door
ietwat ongeschoolde krachten en duurt het wat langer, dan
heeft het toch dit voordeel, dat de menschen werken voor
het geld, dat de gemeente geeft.
Nu kom ik op mijn vijfde vraag. Ik heb voor eenige maanden
gelezen, dat het Koninklijk Nationaal Steuncomité eene regeling
heeft voorbereid, om indien er door het stilstaan van fabrieken
werkloosheid ontstaat, aan de werklieden een zeker bedrag
te geven, indien de gemeente en de werkgever ook bereid
zijn een percentage uit te keeren. Nu vraag ik, omdat het
waarschijnlijk is, dat hier groote fabrieken zullen stilstaan:
is de regeling, die het Nationaal Steuncomité in overweging
heeft gegeven, al voorbereid en al gereed? Ik heb zelfs in
enkele bladen van Vakvereenigingen een regeling gevonden,
die daar was ontworpen. Nu het Nationaal Steuncomité wil
medewerken, is dat een verlichting voor het Gemeentebestuur,
dat anders toch onderstand zal moeten verleenen. Daarop
sluit zich mijn vijfde vraag aan. Ik stel deze vraag, omdat
ik over den toestand niet gerust ben en om te trachten te
voorkomen de misère, waarvoor wij dezen winter waren ge
plaatst. Het komt mij beter voor, dat men eerst eeriig over
leg pleegt, dan dat men weder in eens voor den toestand staat.
De Voorzitter. De heer Briët is zoo vriendelijk geweest
mij van te voren met zijn vragen in kennis te stellen, zoodat
ik mij daarop eenigszins kon voorbereiden. Daardoor ben ik
nu instaat hem te antwoorden, anders zou het antwoord tot
een volgende vergadering moeten worden uitgesteld.
De makkelijkste concrete vragen lijken mij nu vraag 4 en
5. Van het denkbeeld, dat de gemeente voor het geld, dat zij
geeft, werken uit laat voeren, voelen Burgemeester en Wet
houders ook wel. De Wethouder van Fabricage, die op het
oogenbiik ongesteld is, heeft gisteren nog geschreven, dat de
plannen al gereed zijn, om direct te kunnen beginnen met
den aanleg van het Volkspark en het bouwen aldaar, waar
mede al vrij veel werkzaamheden gepaard zullen gaan. Wij
hebben alle moeite gedaan om zoo spoedig mogelijk te laten
beginnen met bouwen. Verder herinner ik er aan, dat de
plannen van de Vereeniging «Eensgezindheid" geheel op risico
van de gemeente worden uitgevoerd; daaraan hebben wij op
het moment al anderhalve ton voorgeschoten, zonder dat het
Rijk nog is gekomen met eene uitkeering. Burgemeester en
Wethouders willen gaarne bevorderen het uitvoeren van ge
meentewerken, om werkeloosheid te voorkomen, maar ik ben
niet van meening, dat men ieder werk maar moet laten uit
voeren. Het lijkt mij bij bijvoorbeeld niet verstandig om het
Levendaal door ongeschoolde krachten te laten overwulven,
want wanneer later de boel inzakt, geloof ik, dat men dit
niet zoo prettig zal vinden. Het is wel gemakkelijk om het
te zeggen, maar de uitvoering is niet zoo gemakkelijk. Wat
anders is het, wanneer men geschikte menschen, indien die
werkeloos zijn, aan het werk kan zetten, bijvoorbeeld aan de
Kooi, het Volkspark eri andere dergelijke werken. Dan voel
ik er wel voor, dat men op die manier aan verschillende
werklieden werk verschaft.
De heer Botermans. Als het niet vriest!
De Voorzitter. Dat heeft men ieder jaar, in gewone tijden -
ook. Maar tot nog toe is de werkeloosheid in de bouwvakken
hier bijzonder gering geweest, in vergelijking met andere
plaatsen. Wij hebben echter altijd bevorderd, wanneer het
mogelijk was, dat er gebouwd werd. Maar dan komt, naar mijne
meening, in de eerste plaats het Werkloozenfonds, of de betrek
kelijke Commissie, die nog niet is omgezet in een Commissie
van Advies tenminste het Reglement daarvoor heeft den
Raad nog niet bereikt, zoodat zij thans nog is eene zelfstandige
Commissie in aanmerking om te zijner tijd met voorstellen
te komen, zooals verleden jaar is gebeurd, om het percentage
te verhoogen. Maar men kan toch niet altijd door van Burge
meester en Wethouders verlangen, dat zij met voorstellen
komen. Daarvoor hebben Biirgemeester en Wethouders hun
commissies om hen behulpzaam te zijn en de zaken voor te
bereiden.