302
DONDERDAG 29 NOVEMBER 1917.
van 130 millioen, dat de distributie aan het Rijk zal kosten.
Voor Leiden zal dit bedrag ongeveer ƒ.1.300 000.zijn. Van
dat bedrag moet de gemeente 7io betalen en bovendien nog
al de onkosten, die er bij komen; zoo moeten bijvoorbeeld de
kosten van de geheele reserve van de aardappelen door de
gemeente worden betaald. Er wordt maar al te veel vergeten,
dat er aan alle dingen een grens is. De he.er Fokker heeft
gezegd, dat een voorstel betreffende het geven van een rabat
van Burgemeester en Wethouders moet uitgaan. Burgemeester
en Wethouders zijn welwillend genoeg, maar zij kunnen toch
ook niet alles doen. Laten de Commissarissen met een voor
stel komen; zij kunnen zich daarbij laten voorlichten door
den Directeur van de Gasfabriek. Burgemeester en Wethouders
willen dan wel het voorstel in den Raad brengen, maar slechts
op advies van de Commissarissen.
Welke methode men volgt, is vrijwel onverschillig, maar
het best lijkt het mij, wanneer het eene regeling van de
Gasfabriek zeil blijft, gelijk het ook het geval is geweest bij
de distributie van brandstoffen. Dit Wil daarom niet zeggen,
dat Burgemeester en Wethouders hiermede niets te maken
zouden willen hebben, maar dat de betrokken Commissie zich
de regeling van een dergelijke zaak in de eerste plaats moet
aantrekken. Wanneer er eene quaestie betreffende Endegeest
zich voordoet, dan dragen Burgemeester en We!houders het
eveneens op aan de Commissie van Bijstand om deze quaestie
te regelen. Ik ben dan ook van oordeel, dat, wanneer een
dergelijk plan verwezenlijkt kan worden, een voorstel moet
uitgaan van de Gasfabriek zelf en het plan door de Directie
moet worden uitgevoerd. Dit lijkt mij het allereenvoudigste.
De heer van der Pot. M. d. V. Met hetgeen U in laatste
instantie hebt gezegd, ben ik het volkomen eens. Ik vrees
echter, dat er langs dezen weg niets van komt, omdat de
Commissie van de Gasfabriek altijd op het standpunt heelt
gestaan en daar blijkens de rede van zooeven van den heer
Zwiers ook nu nog op staat, dat zij met al die zaken niets
heeft te maken. Commissarissen van de Lichtfabrieken hebben
hier telkens bepleit, dat zij alleen hebben te maken met
commerciëele motieven en met andere factoren geen rekening
hebben te houden. Nu ben ik altijd een tegenstander van
dat standpunt geweest. Mijns inziens is en blijft een onder
neming door de gemeente gedreven altijd een Overheids-
onderneming, die wel degelijk met nog andere factoren heeft
rekening te houden dan met zuiver commercieele en waarbij
het niet vanzelf spreekt, dat de quaestie wat de productie
van het gas kost en dat de fabriek niet kan leveren beneden
den kostprijs, ten slotte de eenige, alles beslissende factor
blijft; het is juist de taak van Commissarissen, om die andere
factoren tot hun recht te doen komen.
Het spijt mij, dat ik den Raad nog op moet houden, maar
ik zou toch gaarne, alvorens hier eene zoo belangrijke be
slissing wordt genomen, precies willen weten, waar het om
gaat. Er is door de Commissarissen van de Lichtfabrieken
weer bezwaar ontleend aan d© levering aan de buitenge
meenten. Dat is altijd de boeman, die eene behoorlijke
gaspolitiek in den weg staat. Nu zou ik echter willen vragen:
moet de gemeente, wanneer zij een dubbelen gasprijs heeft,
dan aan de buitengemeenten de volle 'hoeveelheid gas leveren
voor den laagsten prijs, of geldt hetzelfde systeem, dat ook
voor Leiden geldt? Ik meen het laatste en hoor dit bevestigen.
Maar dan kan ik mij ook niet begrijpen, dat wegens de
buitengemeenten niet kan worden uitgevoerd, hetgeen ik als
een ander stelsel in het midden heb gebracht, dat de prijs
van 12 cent wat lager wordt gesteld en aan den anderen
kant van de gegoede ingezetenen wat meer dan 18 cent
vvordt gevraagd. Wanneer men bijvoorbeeld de prijzen neemt
van 10 en 20 cent, of deze bedragen precies juist zijn
laat ik in het midden dan zullen ook de bewoners van
Sassenheim, Noordwijk, enz. die zich met het minimum
tevreden stellen, gas krijgen beneden den kostprijs, maar dat
verlies zal weer worden opgewogen door hetgeen de gegoede
verbruikers in die plaatsen meer verbruiken. Het argument,
dat de gemeente dan op de levering aan de buitengemeenten
als zoodanig toe zal leggen, gaat dus niet op.
Dan blijft over het argument van den heer Bots, dat de
uitvoering van het door mij gelanceerdedenkbeeld het
totaalverbruik tezeer zal doen afnemen, zoodat daardoor ver
lies ontstaat. Ik geloof dat dit in de naastbijzijride toekomst
niet het geval zal zijn, want de prijzen van de vaste brand
stoffen worden steeds hooger. Ik geloof, dat in den eerst
komenden tijd de personen, die vallen in de derde klasse en
hooger dus gezinnen met drie haardsteden en meer
veel voordeeliger uit zullen zijn, wanneer zij van gas gebruik
maken, al is de prijs dan wat hooger dan 18 cent, dan van
vaste brandstoffen. Van hetgeen die personen, die meer kun
nen betalen, dan als meerdere vergoeding voor het gas bij
dragen, kunnen de minder gesitueerden profiteeren.
Het is mijns inziens daarom billijk, dat wij hier een ander
systeem volgen, waardoor het aan de kleine verbruikers wat
gemakkelijker wordt gemaakt dan bet geval is met het voor
stel van Commissarissen. Dat dit financieel voor de fabrieken
onmogelijk zou zijn, is mij niet aangetoond.
De heer Zwiers. M. d. V. Met een enkel woord wil ik terug
komen op de quaestie, dat de Lichtfabrieken een bizondere-
plaats innemen in de gemeentelijke huishouding. Ik meen
daarin sterk te staan, omdat in den tijd toen U nog Voorzitter
was van Commissarissen der fabrieken, iets analoogs ter
sprake is gekomen bij een voorstel, dat de gasfabriek cokes
zou leveren tegen verlaagden prijs, wanneer de gemeente
daarvoor bons verstrekte. Toen hebben èn Burgemeester en
Wethouders, èn de Raad ingezien, dat dit systeem onjuist
was, dat daardoor de Gasfabriek een soort philanthropische
instelling zou worden, wat zij in geenen deele is. Als zoodanig
kan wel de gemeente optreden, maar niet een industrieel
bedrijf van de gemeente. De Raad heeft het onjuiste stand
punt toen verlaten en als zijn oordeel uitgesproken, dat het
bedrijf de waarde voor zijn produkt moet krijgen, terwijl de
gemeente daarop zoo noodig kan toeleggen. De gemeente past
bij, de minder bemiddelde betaalt het overige, en de fabriek
ontvangt den vollen prijs voor haar produkten. Dat stand
punt, dat toen door Burgemeester en Wethouders en den
Raad is ingenomen, had ook in deze zaak gehandhaafd moeten
blijven. Dan had de fabriek den prijs gekregen, die haar
toekomt voor de produkten, die zij levert. Men kan niet tot
de Gasfabriek zeggen: »zorg gij nu eens voor de armen in
Leiden." Dat kan en moet de gemeente doen. Maar de fabriek
moet in staat worden gesteld tot behoorlijke afschrijving
en reserve, want, zonder dat staat zij op den duur voor de eene
leening na de andere, waarvoor elke goede exploitatie van
een fabriek wordt gedrukt.
De heer Bots. M. d. V. De heer van der Pot meent, dat
een hoogere gasprijs geen invloed zal hebben op het gas
verbruik, maar de ondervinding heeft geleerd, dat dit wel het
geval is. Toen indertijd de prijs van het gas steeds lager werd
en zelfs gedaald was tot 5 cent per M8., is het verbruik
voortdurend toegenomen. Wanneer de prijs nu nog hooger
wordt, geloof ik vast. dat het totaal verbruik zal verminderen.
De heer van der Pot zegt, dat men met eene verhouding in
de prijzen van 10 en 20 cent, hetzelfde resultaat zal bereiken
als met de verhouding 12 :18.
De heer van der Pot. Ik laat de cijfers daar. Ik neem
slechts getallen, die elkaar compenseeren
De heer Bots. Laten wij dan zeggen half om half, dus 15
cent dooreen. Maar dan krijgt men nooit een gemiddelden
prijs van 15 cent per Ms. voor het gas, omdat het totaal ver
bruik zal verminderen, want degenen, die 20 cent moeten
betalen, zullen zeer sterk op hun gas gaan bezuinigen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
praeadvies besloten.
De Voorzitter. Verlangt thans een van de heeren nog
het woord in het belang van de gemeente?
De heer Briët. M. d. V. Ik zou de vergadering verlof willen
vragen, enkele vragen tot Burgemeester en Wethouders te
richten. Ik zal beginnen die vragen te stellen. Die vragen
zijn niet toegelicht. Is de vergadering bereid mij het ge
vraagde verlof te verleenen, dan ben ik bereid straks die
vragen nog wat toe te lichten. De vragen luiden als volgt:
1°. Zijn Burgemeester en Wethouders overtuigd, dat, in
dien in dezen winter bijzondere maatregelen van Gemeente
wege moeten genomen worden tot leniging van den nood der
bevolking, de bestaande instellingen bereid zijn aan de uit
voering van deze maatregelen mede te werken, en dat die
instellingen in staat zijn die maatregelen doeltreffend en snel
uit te voeren?
2°. Indien Burgemeester en Wethouders die overtuiging
niet bezitten, hebben zij dan tot organisatie van een doel
treffende steun-verleening reeds overleg gepleegd met die
instellingen
3°. Zijn Burgemeester en Wethouders bereid om, indien
dat overleg nog niet heeft plaats gevonden, ten spoedigste
dat overleg te plegen, in het belang van een behoorlijke
steun-verleening, in dien zin dat niemand, die steun noodig
heeft, door gebrekkige regeling worde buiten gesloten
4°. Hebben Burgemeester en Wethouders reeds plannen
overwogen om, indien in den komenden winter de werkloos
heid is toegenomen en de nood der bevolking nog meer dringt,
in dien nood te voorzien?
5°. Hebben Burgemeester en Wethouders reeds overleg
gepleegd met groote werkgevers in deze gemeente, over een
steun-regeling als bedoeld door het Koninklijk Nationaal