187 inziet, zoowel voor haar arbeidersbevolking, als voor de werk gevers ter plaatse, als ook voor de geheele burgerij, die anders met onproductieve uitgaven ter bestrijding van de werkloos heid zou worden belast. Hoe deze aangelegenheid verder dient te worden geregeld, hangt van plaatselijke omstandigheden at. Ons komt de meest gereede vorm voor, dat commissies in het leven worden ge- roepon, naar plaatselijke omstandigheden samengesteld, waarin de directeuren van verschillende takken van gemeentedienst, ook die van de arbeidsbeurs, vertegenwoordigers van ver schillende organisaties van werkgevers en werknemers, met wie waarschijnlijk het meest aanraking zal worden gezocht, zitting hebben,'terwijl het voorzitterschap zou kunnen worden waargenomen b.v. door een der leden van het Gemeentebestuur. Wij stellen ons de taak van zulk een commissie als volgt voor: le. Heeft zij een onderzoek in te stellen, welke bijzondere werken vanwege de verschillende takken van gemeentedienst in tijden van werkloosheid zouden kunnen worden uitgevoerd. Het komt ons voor, dat er door de diensten plannen voor werken zouden kunnen worden voorbereid, die wel van alge meen nut kunnen worden geacht, maar die niet voor directe uitvoering in, aanmerking komen, hetzij omdat zij te duur, hetzij omdat andere werken urgenter zijn. De Staatscommissie over de werkloosheid heelt op het belang hiervan gewezen. Hoeveel moeilijkheden hierbij mogen rijzen, met een ernstigen wil is toch veel goeds tot stand te brengen. 2e. Heeft zij na te gaan in overleg met de werkgevers-en werkliedenorganisaties in verschillende bedrijven, welke arti kelen in dat bedrijf zouden kunnen worden vervaardigd en met welken afzet; of, welke arbeid daarin zou kunnen worden verricht in tijden van werkloosheid. Het zal natuurlijk noodig zijn, dat de commissie zich op de hoogte houdt van den stand der arbeidsmarkt om op het juiste oogenblik de betreffende autoriteiten en corporaties de uit voering van de beraamde plannen te doen aanvangen. Ongetwijfeld zullen deze commissies goed werk kunnen verrichten ter bestrijding van de werkloosheid. Mitsdien ver zoeken wij IJ tot het in het leven roepen van zulk een com missie te willen overgaan. Wij hopen in de gelegenheid te worden gesteld deze zaak mondeling bij het Dagelijksch Bestuur Uwer gemeente toe te lichten. Het Bestuur van den Nederlandschen Bond voor Werkverschaffing F. B. Löhnis, Voorzitter. M. J. A. Moltzeï:, Secretaris. N°. 305. Leiden, 14 December 1917. In Uwe Vergadering van 4 September 1917 werdop ons voorstel besloten tot oprichting van een Centrale Keuken van gemeentewege en voor dit doel een blanco-crediet aan ons College verleend. Overeenkomstig de spoedig daarna door den Directeur van Gemeentewerken gemaakte plannen is thans voor dit doel een houten gebouw op het terrein van het Openbaar Slachthuis verrezen en zijn daarin de noodige in stallaties aangebracht, zoodat de inrichting, naar de Com missie voor de Volksvoeding ons heeft medegedeeld, op 19 December in gebruik zal kunnen worden genomen. Ofschoon ons nog geën gedetailleerd overzicht van de kosten van stichting en exploitatie is verstrekt, kan reeds gezegd worden, gelijk wij trouwens van den aanvang af niet anders hadden verwacht, dat deze zeer belangrijke offers van de gemeentelijke geldmiddelen zullen vorderen. Evenmin als elders geschiedt, kan er toch ook hier sprake van zijn om de exploitatiekosten, voor zoover deze brandstoffen, bezoldiging van personeel, uitgaven voor distributie, enz,"betreffen, ge heel of ten deele op den prijs van het verstrekte eten te verhalen, aangezien deze daardoor zoo hoog zou worden, dat de Keuken buiten het bereik bleef van die klassen onzer burgerij, waarvoor zij in de eerste plaats is bestemd. De twee doeleinden, welke bij de oprichting eener Centrale Keuken vooropstaan, n.l. de besparing op brandstoffen en het voor komen van ondervoeding bij de heerschende voedselschaarschte, zouden zoodoende beide worden gemist. Zelfs gelooven wij dat in dit opzicht nog een stap verder zal moeten worden gedaan, teneinde het meest mogelijke nut van deze instelling voor de plaatselijke gemeenschap te trekken. De Commissie voor de Volksvoeding meent den kostprijs van één Liter toebereid eten van een voedingswaarde, als haar gewenscht voorkomt en in dit opzicht zouden wij niet gaarne op hare na raadpleging van deskundigen verkregen inzichten willen afdingen thans te moeten stellen op 14 cent, waarbij daarop vestigen wij nogmaals de aandacht met niets anders dan met de ingrediënten van het eten is rekening gehouden. Ook al neemt men nu in aanmerking, dat in gezinnen met kleine kinderen voor een zeer voldoend middag maal geen literportie per hoofd noodig is, toch staat wel vast, dat deze prijs voor een groot deel der bevolking te hoog zal zijn. Dezelfde meening wordt uitgesproken in een adres van de Duurte-Commissie uit de Leidsche arbeidersbeweging van 27 November I.I., in Uwe vergadering van denzelfden dag ten fine van praeadvies in onze handen gesteld, waarbij echter abusievelijk uitgegaan is van de veronderstelling, dat de kost prijs van het voedsel minstens 15 cent per liter zou zijn. In dat adres wordt Uwen Raad verzocht den prijs, waarvoor het eten verstrekt zal worden, niet hooger te stellen dan op 10 cent per liter, hetgeen dus in zou sluiten, dat het verschil geheel voor rekening der gemeente werd genomen, want er is geen sprake van, dat het Koninklijk Nationaal Steuncomité, hetwelk ten aanzien van zijn subsidieering in de stichtings- en exploitatiekosten reeds een andere gedragslijn volgt dan toen het in den aanvang van dit jaar voor de oprichting van Centrale Keukens propaganda meende te moeten maken over de bijdrage, die onze gemeente te dezer zake zal bekomen, zijn op dit oogenblik nog onderhandelingen gaande ook nog in deze kosten zelfs maar eenige tegemoetkoming zou verleenen. Integendeel heelt het in zijn laatste circulaire zich op het standpunt gesteld, dat het eten in de zijnerzijds gesubsidieerde keukens zooveel mogelijk tegen den kostenden prijs moest geleverd worden. Wij kunnen U niet adviseeren hetgeen de Duurtecom- missie beoogt in den gevraagden vorm in te willigen. Niet alleen toch zullen, wanneer het debiet der Centrale Keuken eenigen omvang verkrijgt, op deze wijze, boven al hetgeen reeds voor hetzelfde doel gedaan wordt, zeer belangrijke uit gaven ten laste der gemeente komen, doch bovendien zullen deze, naar het ons wil voorkomen, niet ten volle besteed worden daar, waar zij het meest noodig zijn. Blijkens de ervaring toch, welke in andere gemeenten op dit punt is opgedaan, wordt de aangeboren voorkeur van een Hollander voor een in eigen huis toebereid middagmaal het eerst door praktische overwegingen overwonnen in de kringen van die beter gesitueerden, die niet in de eerste plaats een bijslag in de kosten van hun dagelijksch voedsel in dezen vorm van noode hebben. Arbeiders met een weekloon van 18, 20 en meer, kleine ambtenaren en neringdoeuden met een dér- gelijk inkomen zullen wij gaarne van de Centrale Keuken gebruik zien maken, doch het komt ons voor, dat van hen gevergd mag worden, dat zij althans den kostprijs van het ©ten, voor zooveel de ingrediënten betreft, betalen. Aan den anderen kant en daarop wordt in het adres van de Duurte- commissie geen acht gegeven zal ook een prijs van 10 cent per literportie in bepaalde gevallen nog te hoog zijn, zoodat, wil men werkelijk de mogelijkheid scheppen, dat het gebruik van de Centrale Keuken zoo algemeen mogelijk zij, met een uniformen bijslag van 4 cent op iedere verstrekte portie niet kan worden volstaan. Een stelsel, waarbij eeniger- mate met de omstandigheden van de betrokkenen wordt rekening gehouden, schijnt ons daarom met de Commissie voor de Volksvoeding, wier advies in dezen hierachter is afgedrukt, uit een billijkheidsoogpunt veel aanbevelenswaar diger. Wij hebben ons de te treffen regeling aldus gedacht, dat aan gezinnen, waarvan het inkomen minder is dan ƒ900, het eten verstrekt wordt tegen 10 cent per portie, doordat voor de leden dezer gezinnen, voor zoover er om gevraagd wordt, rabatkaarten met daaraan bevestigde bons ter waarde van ƒ0.04 ter beschikking worden gesteld, zoodat een zoo danige bon benevens ƒ0.10 recht zal geven op een literportie van ƒ0.14. Een eenvoudige controle van het inkomen van den aanvrager zal hier kunnen volstaan. Daarnaast zullen echter in gevallen van bepaalde noodzakelijkheid, welke niet dan na behoorlijk persoonlijk onderzoek mag worden aangenomen, rabatkaarten kunnen worden verstrekt, welke gelegenheid geven porties tegen 5 cent of geheel gratis te betrekken, zoodat de daaraan bevestigde bons een waarde vertegenwoor digen van onderscheidenlijk ƒ0.09 en 0.14. In beginsel waren dergelijke kaarten slechts te verstrekken aan personen, die niet zijn aangeslagen in de plaatselijke directe belasting, al zullen in bijzondere gevallen uitzonderingen toegelaten moeten kunnen worden. Voor het geval Uw Raad zich met dit denkbeeld kan vereenigen, hebben wij ons ter wille van een spoedige uit voering bereids in verbinding gesteld met het plaatselijk Steuncomité en dit bereid gevonden zich met de uitreiking van de beide soorten van rabatkaarten te belas en. De be doeling zou dan zijn de aanvragen zoo spoedig mogelijk na Kerstmis in ontvangst te nemen en het stelsel in het begin van Januari, vermoedelijk Maandag 7 Januari, in werking te doen treden. De rabatkaarten zullen strikt persoonlijk zijn en aan de distributielokalen der Centrale Keuken zullen geen losse bons in ontvangst mogen worden genomen, doch deze slechts daar ter plaatse van de rabatkaarten mogen worden verwijderd. Deze" bons worden dan door de Commissie voor

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 7