182 wijzigen en de regeling van het tramverkeer over de Staats- spoorbrug te moeten overlaten aan den Minister van Waterstaat. Blijkens een schrijven van den Raad van Toezicht Van 3 December 1917, No. 106/27, Aid.-IV, kan dit College zich met de hierbijgaande concept-verordening, die nog op eenige andere punten dan het hierboven reeds behandelde, eenigs- zins afwijkt van de bepaling, zooals die oorspronkelijk door den Raad van Toezicht gewenscht werd, vereenigen, en stelde dit College bereids aan den Minister van Waterstaat voor krachtens de hem bij art. 5 van het Tramwegreglement-1902 verleende bevoegdheid het aan onze concept-verordening aansluitende voorschrift voor het trampersoneel vast te stellen. Vermits ons een nadere toelichting van het concept overbodig voorkomt, hebben wij op de aangevoerde gronden de eer Uwen Raad in overweging te geven over te gaan tot het vaststellen van de hierbijgaande ontwerp-verordening. VERORDENING tot wijziging der Verordening van 23 Mei 1912 (Gemeenteblad No. 18) op het rijden, laatste lijk gewijzigd bij Verordening van 18 Mei 1916 (Ge meenteblad No. 10.) Artikel I. Achter artikel 9 van bovengenoemde verordening wordt ingevoegd een nieuw artikel, luidende Artikel 9A. De bestuurder van een voertuig is verplicht dit vóór de Staatsspoorbrug te doen stilstaan, zoodanig dat de trambaan vrij is, ingeval een trambeambte hem door middel van een waarschuwingssein heeft beduid, dat hij moet stoppen ten einde een tramtrein gelegenheid te geven over de brug te rijden. Het in het vorig lid bedoelde waarschuwingssein bestaat gedurende het tijdsverloop tusschen een half uur na zons ondergang en een half uur voor zonsopkomst in het zwaaien met een helder rood licht uitstralende lantaarn en gedurende de overige uren van den dag in het zwaaien met een roode vlag. Artikel II. In artikel 30 wordt achter het cijfer »8" ingevoegd »,9A". Artikel III. In artikel 62 wordt achter de woorden «vijftien gulden en die van de artikelen" ingevoegd »9A,". De Commissie voor de Strafverordeningen. Aan den Gemeenteraad. N°. 291. Leiden, 6 December 1917. Over het op de begrooting voor 1917 uitgetrokken bedrag van f 1.000.000.voor op te nemen kasgeld is nagenoeg geheel beschikt. Het laat zich evenwel aanzien dat, ten behoeve van de betalingen tegen het einde van het jaar, de kasmiddelen niet toereikend zullen zijn, zoodat vermoedelijk binnenkort opnieuw door een tijdelijke leening het kasgeld zal moeten worden versterkt. Ten einde daartoe t. z. t. te kunnen overgaan, is vooraf eene verhooging van de posten voor opneming en aflossing van kasgeld noodig; wij vertrouwen dat met een bedrag van 'f 250.000.— zal kunnen worden volstaan. Wij geven U op grond van het bovenstaande in overwe ging te besluiten, door vaststelling van den hierbij overge- legden begrootingsstaat,- dienst 1917, de posten volgn. 63 «Tijdelijke geldleening ter voorziening in de behoefte aan kasgeld" en volgn. 237 «Aflossing van tijdelijk ter voorzie ning in de behoefte aan kasgeld opgenomen gelden", beide met f 250.000.te verhoogen. Een voorstel tot verhooging van den post «Rente van tijdelijk ter voorziening van kas geld opgenomen gelden" (volgn. 216) zal zoo noodig te zijner tijd aanhangig worden gemaakt. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 292. Leiden, 7 December 1917. Bij nevensgaand schrijven verzoekt de heer F. P. Muller hem wel eervol ontslag te willen verleenen uit zijne be trekking van buitengewoon geneesheer voor de gestichten «Endegeest" «Voorgeest" en «Rhijngeest." Aangezien daarentegen noch bij de Commissie van Beheer, noch bij ons College bezwaar bestaat, geven wij Uwe Ver gadering in overweging aan den heer F. P. Muller, op zijn verzoek, met ingang van 1 Januari a. s., eervol ontslag te verleenen als buitengewoon geneesheer voor de gestichten «Endegeest," «Voorgeest" en «Rhijngeest." Voor de vervulling der vacature, die bij het verleenen van het door den heer Muller gevraagd eervol ontslag, zal ontstaan, bevelen wij U, na gepleegd overleg met de Commissie van Beheer, aan den heer J. F. Tuijt, le assistent van den Hoogleeraar in de psychiatrie aan de Rijks-Universitteit te Leiden. Wij verzoeken U alsnu tot eene benoeming over te gaan en die te doen plaats hebben buiten bezwaar van de gemeente kas, tegen genot van vrije woning in eene der inrichtingen, met kost, vuur, licht, bediening en bewassching, overeen komstig het bepaalde bij art. 32 van de verordening van 27 Juli '1911 (Gem.blad No. 24), laatstelijk gewijzigd bij die van 16 October 1913 (Gem.blad No. 30). Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. yan Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden heelt de ondergeteekende, F. P. Muller, med. docts. arts, wonende te Oegstgeest, Leidsche Straatweg 83, bij deze de eer beleefd te verzoeken hem met ingang van 1 Januari 1918 eervol ontslag te verleenen als buitengewoon geneesheer van de gestichten «Endegeest," «Voorgeest" en «Rhijngeest" te Oegstgeest. Hetwelk doende enz. F. P. Muller. Oegstgeest, 16 November 1917. N°. 293. Leiden, 7 December 1917. Voor de benoeming van een onderwijzer, in het bezit van de hoofdakte aan de openbare lagere school der 3e klasse, No. 3 alhier, ter vervulling van de vacature welke is ontstaan tengevolge van het overlijden van den heer IJ. Holtrop, hebben wij de eer U, in overleg met den Arrondissements- Schoolopziener, na ingewonnen bericht van het Hoofd der school, de volgende voordracht aan te bieden 1°. P. VOGELZANG, onderwijzer te Winschoten; 2°. W. J. E. PARIS, hoofd der school te Simonshaven; 3°. A. TEN BROEKE, onderwijzer te Lettele (bij Bathmen). Met verwijzing naar de desbetreffende, in de Leeskamer ter inzage liggende stukken, verzoeken wij U alsnu tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 294. Leiden, 7 December 1917. Wij hebben de eer U de volgende voordrachten aan te bieden voor de benoeming van eene onderwijzeres: 4°. aan de openbare school der 3e klasse, No. 1, ter ver vanging van Mej. M. van Heuven, die in de raadszitting van 11 October 1917 werd benoemd tot onderwijzeres aan de openbare school 2e klasse voor jongens en meisjes No. 1, alhier; 2°. aan de openbare school der 3e klasse, No. 3, ter ver vulling van de vacature, welke is ontstaan, tengevolge van het met ingang van 1 Augustus 1917 verleend eervol ontslag aan Mej C: F. Ie Clercq; 3°. aan de openbare school der 3e klasse, No. 4, ter ver vanging van Mej. M. A. Hoeks, aan wie met ingang van 1 December j.l. eervol ontslag werd. verleend 4°. aan de openbare school der 4e klasse, No. 1, ter voor ziening in de vacature, welke-is ontstaan, door de benoeming van Mej. M. J. Groen tot onderwijzeres aan de buitengewone school voor Lager Onderwijs alhier. School 3e klasse No. 1. 1°. Mej. M. Th. J. REUSER, tijdelijk onderwijzeres aan de O. L. school der 3e klasse, No. 7, te Leiden; 2°. Mej. C. A. D1JKHOF, onderwijzeres aan de R. K. school voor meisjes aan de Pelikaanstraat te Leiden; 3°. Mej. H. H. M. BERKELJON, tijdelijk onderwijzeres aan de openbare meisjesschool 2e klasse te Leiden. School 3e klasse, No. 3. 1°. Mej. M. H. SABABER, tijdelijk onderwijzeres aan de O. L. school der 3e klasse, No. 4, te Leiden; 2°. Mej. J. A. OVERDUIN, tijdelijk onderwijzeres aan de O. L. school der 3e klasse, No. 3, te Leiden; 3°. Mej. J. VAN DUUREN, tijdelijk onderwijzeres aan de O. L. school der 3e klasse, No. 8, te Leiden. School 3e klasseNo. 4. 1°. Mej. M. H. S. VAN EWIJCK, tijdelijk onderwijzeres aan de O. L. school der 3e klasse, No. 4, te Leiden; 2°. Mej M. H. SARABER, tijdelijk onderwijzeres aan de O. L. school der 3e klasse, No. 4, te Leiden; 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 2