D-ONDERDAG 45 NOVEMBER 1917. 283 De heer Fokker. M. 7L V. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat het niet gebruikelijk is slechts een stuk van den grond over te nemen. De Raad heeft zoo'n besluit evenwel nooit genomen. Daarom kan men niet spreken van een gebruik van den Raad, maar wel van Burgemeester en Wethouders om de menschen af te poeieren en at te schrikken. En indien het een gebruik was, wat ik ontken, dan wordt het tijd met een dergelijk gebruik te breken. Wij wenschen toch geen misbruik te maken van onze macht om iemand te dwingen een stuk grond, dat de gemeente noodig heeft om eene straat te ver beteren, aan de gemeente af te staan. Wanneer men dat stuk wil hebben, laat men dan roj'aal zijn en het onteigenen in het algemeen belang, ten algemeene nutte. Laat men het niet uit handen willen wringen door iemand te gaan knijpen en te zeggenals gij ons dat stuk grond niet afstaat, krijgt gij ook geen gas. Daaraan wil ik niet medewerken. Ik geloof dat men tegenover dien eigenaar onrecht doet, dat met een beroep op het gemeentebelang niet wordt goedgepraat. Op die gronden ben ik er dus voor, om dit verzoek in te willi gen. Ik leg niet den nadruk op het feit, dat het voor Wiggers onmogelijk zou zijn te doen hetgeen Burgemeester en Wethouders hier vragen, het andere gedeelte ook over te dragen, want het geld op te brengen dat op het oogenblik noodig is om dat gedeelte behoorlijk te bestraten, lijkt mij voor dien man, die financieel weinig draagkracht heeft, eene onmogelijkheid. Ik leg op dat feit niet den nadruk, omdat het voor mij niet is het voornaamste motief waarom ik mij tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders verklaar. Mijn voornaamste bezwaar heb ik zooeven uiteengezet, het misbruik maken van macht die, wij als openbaar lichaam en monopoljst kunnen uitoefenen. Daarom kan ik niet meegaan met het praeadvies. De heer Hoogenboom.. M. d. V. De heer Fokker heeft doen uitkomen, dat de zaak waarom het gaat, is het verkrijgen van eene gasaansluiting van het huis van Wiggers aan de Witte Rozenstraat. De Commissie van de Lichtfabrieken wenscht echter aan Wiggers voor de verkrijging van die aansluiting een bijzon dere voorwaarde op te leggen, die hierop neerkomt, dat Wiggers een klein stukje van zijn eigendom moet afstaan, opdat daarin de gasbuis tot aansluiting van zijn huis kan worden gelegd. De heer Fokker, als lid van de Commissie van de Lichtfabrieken, verklaart het stellen van die voorwaarde, door de omstandig heid, dat het huis van Wiggers nog al ver verwijderd is van de bestaande straatleiding. Ga ik nu de verordening op de levering van electriciteit, die ik hier voor mij heb en die naar ik meen vrijwel gelijk luidend is aan de verordening op de levering van gas, na, dan schrijft art. 1 van die verordening alleen voor, dat men ter verkrijging van aansluiting, een aanvrage-formulier heeft in te vullen, met een verklaring, dat men zich onderwerpt aan de «hieronder volgende voorwaarden". Zoo is dat in art. 1 van die verordening uitgedrukt. Dat wil dus zeggen, dat men zich onderwerpt aan de voorwaarden, welke verder in die verordening zijn vastgesteld. M. d. Y. Men heeft dus niets anders na te leven, dan de voorwaarden die in de verordening zijn vastgesteld en een bijzondere voorwaarde zit daaraan niet vast. In het volgend artikel 2, staat echter, dat de aansluiting kan worden geweigerd: ie. wanneer de straatleiding naar het oordeel van Commis sarissen te ver van het aan te sluiten perceel verwijderd is; 2e. wanneer de aansluiting wordt verlangd voor tijdelijke doeleinden 3e. wanneer de aansluiting moet dienen voor reserve; en verder, dat, wordt in een dier gevallen aansluiting gegeven, Commissarissen daaraan bijzondere voorwaarden kunnen ver binden. Volgens den Heer Fokker, gronden Commissarissen de door hen gestelde bijzondere voorwaarde, afstand van een strookje grond voor het daarin leggen van de aansluiting op de over weging, dat de straatleiding te ver van het aan te sluiten perceel verwijderd is. Mijnheer de Voorzitter. Ik weet niet precies waar en tot hoever de straatleiding ligt, maar heb ik het niet mis, dan ligt die leiding in de Witte Rozenstraat zelf. Wanneer men nu de teekening, die overlegd is, beziet, dan kan men tot geen andere conclusie komen, dan dat de straat leiding hoogstens een 7 a 8 meter van het bedoelde perceel verwijderd is. Nu rijst bij mij de vraag: wanneer moet nu eigenlijk de afstand van de straatleiding tot een perceel te groot worden geacht, zoodat geen aansluiting wordt'gegeven zonder daaraan een bijzondere voorwaarde te verbinden. Want, wanneer men aanneemt, dat een zoo kleine afstand van 7 meter voldoende is om daarvoor deze bijzondere voorwaarde op te leggen, dan maakt men het hier in de gemeente aan menschen die huizen met voortuintjes bewonen, welke meestal een diepte hebben van meer dan 7 a 8 meter, ten eenenmale onmogelijk om zich zonder deze bijzondere voorwaarde aan de gas- of elec- triciteitsleiding. aan te sluiten. Dit is het eerste punt dat ik gaarne door den heer Fokker als lid van de Commissie van de Lichtfabrieken beantwoord zag. Mijnheer de Voorzitter. De Commissie van de Lichtfabrieken is dus van de gedachte uitgegaan, dat zij voor de aansluiting van het huis van Wiggers had op te leggen een bijzondere voorwaarde, n.l dat Wiggers ten dienste dier aansluiting een strookje grond moest afstaan. Wiggers heeft in die voorwaarde berust. Hij doet dat uitkomen in het adres, dat hij in Juni 1917 aan den Raad heeft ingezonden. Door Wiggers wordt dus geheel voldaan aan den eisch hem door de Commissie voor de Lichtfabrieken. Al gaat die eisch mij al te ver, zoo wil ik, \\aar Wiggers er evenwel in heeft berust, dezen eisch niet gaan bestrijden. Nu luidt evenwel het advies van de Commissie van Fabricage, waarmede Burgemeester en Wethouders zich vereenigen, dat men van deze gelegenheid gebruik moet maken om op een deel van de particuliere terreinstrook in de Witte Rozenstraat de hand te leggen, zoodat de Commissie van Fabricage wil, dat Wiggers niet het smalle door de Commissarissen der Lichtfabrieken beoogde gedeelte van zijn eigendom, maar de geheele vóór zijn perceel liggende en hem in eigendom toe- behoorende strook grond kosteloos aan de'gemeente afstaat, benevens dat hij voor de bestrating daarvan, berekend a 2. per M2, nog f 152.aan de gemeente vergoedt. Deze gelegen heid, om dien grond te verkrijgen, moet men niet laten voorbijgaan; zoo staat het woordelijk in het advies van de Commissie van Fabricage. Dit advies gaat nu toch waarlijk al te ver; het wijkt ook af van dat van den Directeur van gemeentewerken, die den 13 Juli geadviseerd heeft het verzoek van Wiggers wet in te willigen. De heer Fokker heeft herinnerd aan de geschiedenis van de demping van de sloot aan de Witte Rozenlaan, waardoor deze grondstrook voor een deel der breedte is ontstaan. Ik behoef daaraan nu niets toe te voegen. Ik schaar mij dan ook geheel aan de zijde van den heer Fokker, dat men ge noegen moet nemen met het strookje grond, dat Wiggers aan de gemeente wil afstaan. Men mag zich niet stellen op het standpunt, dat men van deze gelegenheid gebruik moet maken om het geheele stuk grond uit handen van Wiggers te breken, ten einde daar, nog wel op zijn kosten, eene ver breeding van de. straat te kunnen verkrijgen. Ik ondersteun derhalve het voorstel van den heer Fokker om het verzoek van Wiggers in te willigen. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik sluit mij geheel aan bij het betoog van de beide vorige sprekers. Na de zeer welwillende houding van Burgemeester en Wethouders eenigen tijd ge leden ingenomen tegenover de eigenaren van de Hooge Rijndijkstraat om de bewoners van die straaL van gas te voorzien', heeft het mij verwonderd, dat zij thans niet de zelfde welwillende houding aannemen. En dat alleen omdat men op deze wijze in het bezit wenscht te komen van een stukje grond. Ikzou voor het standpunt van Burgemeester en Wet houders nog iets kunnen voelen, wanneer men met het stukje grond voor het huis van Wiggers gelegen de geheele straat in eigendom had; dat is evenwel niet het geval. Er zijn nog andere strooken grond, die niet het eigendom van de gemeente zijn. Men verliest er dus niet veel mede, wanneer men het verzoek van Wiggers inwilligt. Waarde Directeur van Gemeente werken, op wiens kompas we bijna altijd varen, adviseert het verzoek in te willigen, daar kunnen wij met het oog op de moeilijkheden van verlichting en verwarming in dezen tijd over de bezwaren, die tegen het verzoek rijzen, gerust heen stappen. Laten wij in dit geval ons dan ook houden aan het deskundig advies en het verzoek van Wiggers inwilligen. Men kan in de omstandigheden, waarin hij verkeert, moeilijk van dezen man, door hem te willen dwingen de gansche gevelbreedte af te staan, een financieel ofler vragen, dat be zwaarlijk door hem kan worden gebracht. Nu onthoudt men hem gaslicht en maakt het hem moeielijk. Waarvoor? Ik begrijp het niet, tenzij ik 'moet aannemen dat men met de Commissie van Fabricage van deze gelegenheid wil gebruik maken om daar een toestand te krijgen, die men er liefst wenscht. En dat acht ik niet fair. Ik kan mij dus met het afwijzend praeadvies van Burge meester en Wethouders niet vereenigen. De heer Bots. M. d. V. Ik zou als repliek aan den heer Hoogeboom willen constateeren, dat de ligging van den gaspijp zoodanig is, dat het tot groote kosten aanleiding zou geven, wanneer de leiding op een andere wijze moet worden gelegd. Vandaar dat het op deze manier moest worden gevonden. Het komt mij daarom ook voor dat bij andere perceelen, waar de gasleiding moet worden aangelegd door particulieren grond, zeer zeker bijzondere voorwaarden kunnen worden gesteld. Heeft men te maken met verstoptheid, lekkage, of

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 9