DONDERDAG 15 NOVEMBER 1917. 281 Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XIII. Voorstel tot verhuring van de beweiding van het Schuttersveld in den Maredijkschen polder aan de Wed. C. DiebenBiesiot. (Zie Ing. St. No. 266). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XIV. Voorstel tot verpachting van de invordering der bruggelden aan de Zijl- of Spanjaardsbrug aan H. Tijhuis. (Zie Ing. St. No. 267). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XV. Voorstel tot verpachting van de invordering der tol gelden aan het Zijlhek aan W. Ramp. (Zie Ing. St. No. 268.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XVI. Voorstel tot toekenning aan het Gilde der Waag- werkers om eene extra-toelage over het jaar 1917. (Zie Ing. St. No. 269). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XVII. Praeadvies op het verzoek van J. van Dun en C. van Oers, aannemers van den bouw van het nieuwe paviljoen en de dokterswoning op het terrein van «Endëgeest", ter bekoming van een vergoeding, wegens op die werken geleden verliezen. (Zie Ing. St. No. 255). De beraadslaging wordt geopend. De heer van Romburgh. M. d. V. Ik kan mij wel vereenigen met het praeadvies van Burgemeester en Wethouders. Even wel heb ik daarin een zaak gemist; de aannemers verklaren een schade van ƒ1500 te hebben geleden doordat de aflevering van de sanitaire artikelen, die door de gemeente zouden worden geleverd, 4 maanden later is geschied dan was be paald. Wanneer dit werkelijk het geval is, zou ik er wel wat voor voelen, waar zij in deze geen schuld hebben, aan hen 1500 schadevergoeding uit te keeren. De heer Jaeger. M. d. V. Wat ik had willen zeggen komt op het zelfde neer als door den heer van Romburgh is gezegd. Ook ik heb in het praeadvies gemist eene mededeeling be treffende eene schade van f 1500, die de aannemers zouden hebben geleden door het in gebreke blijven van de gemeente, wat aangaat de levering van sanitaire artikelen. Ik stel dan ook voor de aannemers uit te betalen de schade hierdoor aan hen veroorzaakt. De heer Rotermans. M. d. Y. Een van de aannemers is bij mij geweest. Hij heeft er tegen mij zijn nood over ge'klaagd, dat hij niet kon opschieten, omdat de sanitaire artikelen niet op tijd door de gemeente geleverd werden. Ook klaagde hij er over, niet door den voormaligen ingenieur en hoofdopzichter in de hand te zijn gewerkt. Ik meen, dat er wel eenige reden bestaat om aan die menschen eenige schadevergoeding uit te keeren. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik geloof dat volgens streng recht Burgemeester en Wethouders volkomen kunnen advi- seeren zooals zij hebben gedaan. Ik geloof evenwel ook, dat er argumenten zijn aan te voeren om deze aannemers een beetje in de kosten tegemoet te komen. In de eerste plaats noem ik de enorme stijging van de materialen, waar door de gemeente toch heeft geprofiteerd, want wanneer zij de risicopost grooter hadden gesteld, zou de aanbesteding ook hooger moeten zijn geweest en had de gemeente dus meer moeten betalen. In de tweede plaats hebben de aan nemers dit verklaart de Directeur van Gemeentewerken telkens in zijn rapport steeds eerste klasse werk geleverd en zelfs nimmer gepoogd om minderwaardig werk te leveren. In de derde plaats schijnen de Ingenieur en de Opzichter van de Gemeente die met het toezicht belast waren dit althans wordt noch door Burgemeester en Wethouders, noch door den Directeur van Gemeentewerken in zijn rapport tegen gesproken gezinspeeld te hebben op het feit dat de gemeente wel eenigszins aan hun verlies tegemoet zou komen. Wanneer ik er bijvoeg, dat volgens den Directeur van Gemeentewerken de overtuiging steeds meer veld wint dat het onbehoorlijk ja zelfs immoreel is dat de aanbesteder zich ten koste van den aannemer zal verrijken, dan mag de Raad toch wel eens ernstig overwegen of er niet eenigszins gevolg kan worden gegeven aan het verlangen van de aannemers. Ik weet, dat het de gemeente weder geld kost. Maar als nu een voorzichtig man als de heer Driessen durft adviseeren om de helft, dus een bedrag van ruim 3000.te vergoeden, meen ik dat wij een goeden indruk zullen maken door dat advies op te volgen. In dien geest zou ik dus bij Burgemeester en Wet houders willen aandringen. De heer Fokker. M. d. V. Ik kan mij niet aansluiten bij de heeren, die het praeadvies van Burgemeester en Wet houders hebben aangevallen. Ik schaar mij aan de zijde van Burgemeester en Wethouders, die zeggen: de aannemer heeft ingeschreven in oorlogstijd en moet nu ook de risico dragen, Wanneer bij eiken tegenvaller de gemeente klaarstaat met eene ruime beurs, dan kan iedere aannemer wel laag in gaan schiijven, maar dan heeft de inschrijving ook niets geen waarde meer. De heer Sijtsma heeft als een van zijn billijkheidsargumenten aangevoerd, dat de ambtenaren met het toezicht belast een toespeling hadden gemaakt, op het feit dat de gemeente wel zou tegemoetkomen in een eventueel verlies van den aannemer. Dat spreken Burgemeester en Wethouders niet tegen, zegt de heer Sijtsma. Maar dat kunnen Burgemeester en Wethouders ook niet tegenspreken, want zij zijn daar niet bij geweest. Maar dat is nog geen bewijs, dat hetgeen gezegd wordt, waar is. En als was het juist, dan is het voor den Raad nog geen motief om hier eene vergoeding toe te kennen. Dan hebben die ambtenaren onbehoorlijk gehandeld. Het zoude hoogst ongepast geweest zijn om eene dergelijke toezegging te doen. Daardoor zou echter nog geen moreele band gelegd zijn tusschen de gemeente en den aannemer. Wat betreft de quaestie van de sanitaire artikelen, zou dit mijns inziens alléén grond zijn voor eene vergoeding, wanneer kon worden aangetoond, dat door de schuld van de gemeente die artikelen te laat zijn gekomen, maar wanneer de gemeente daaraan niets doen kan, is het wel gemakkelijk en voor den aannemer goedkoop dit op rekening van de gemeente te stellen, maar gevoel ik daarvoor nog niets. Ik zal dus medegaan met het praeadvies, dat Burgemeester en Wethouders omtrent deze aangelegenheid hebben uitgebracht. De heer Botermans. M. d. V. Het komt mij voor, dat de aannemer te slap heeft gehandeld tegenover de gemeente. Zoodra hij stond te wachten op materialen die de gemeente moest leveren, had bij de gemeente moeten sommeeren. Wanneer de aannemer dat toen had gedaan, had hij nu niet voor het feit gestaan, dat hij nu de gemeente moet vragen om eenige schadevergoeding. Ik geloof wel degelijk, dat hiervoor termen aanwezig zijn. Er is hier meer gebeurd, dan wij wel weten. Daarom wordt er in het verzoek ook gesproken over het benoemen van een Commissie. Wij moeten er wel degelijk rekening mede houden, dat deze menschen de dupe van de historie zijn geworden. Mijns inziens moet aan de aannemers wel degelijk eenige vergoeding voor de geleden schade worden gegeven. De heer van der Lip. M. d. Y. Ik sluit mij geheel aan bij hetgeen de heer Fokker heeft betoogd. De heer Fokker. Dat gebeurt ook niet veel. De heer van der Lip. De heer Fokker zegt: dat gebeurt ook niet veel; des te grooter is dan ook mijne vreugde, wan neer dit thans wel het geval is. De heeren van Romburgh en Jaeger gaan in hoofdzaak mede met het praeadvies van Burgemeester en Wethouders, maar, zeggen zij: »Wij hebben gelezen, dat tengevolge van de niet tijdige levering van de sanitaire artikelen de voort gang van het werk is vertraagd en nu achten wij het billijk, dat aan de aannemers wordt vergoed de schade, die zij daar door geleden hebben." De heer van Romburgh. Wanneer dit tenminste waar is. De heer van der Lip. Natuurlijk. Ik wil even mededeelen, waarom over dien beweerden schadepost van 1500 in ons praeavies niet is gesproken. In het request van de aannemers wordt van deze omstandigheid met geen enkel woord gerept en alleen wordt er in de door hen overgelegde staat op gewezen. Nu begrijpt men toch wel dat wanneer dit een punt van gewicht was geweest, de aanne mers er in hun request wel den nadruk op zouden hebben gelegd. Nu heeft de heer van Romburgh gezegdwanneer het waar is Het is inderdaad gedeeltelijk waar. De vertraagde aan komst van de sanitaire artikelen is evenwel van zoo weinig

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 7