276 DONDERDAG 15 NOVEMBER 1917. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Missive van de Kamer van Arbeid voor de Winkel-en Grossiersbedrijven 1°. om den winkeliers vrij te laten de hun toegestane lichtpunten te mogen aanbrengen, waar zij zulks wenschen2°. om den winkeliers in de St. Nicolaasweek, behalve op Zondag, algeheele vrijheid van verlichting toe te staan. Deze missive luidt als volgt: Leiden, den 30 October 1917. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Edel Achtb. Heeren. Tijdens de vergadering van de Kamer van Arbeid voor de Winkel en de Grossiers-Bedrijven werd voor de zooveelste maal de verlichting vaji winkels besproken. Over het algemeen was men het eens dat de verlichting te beperkt is en zoowel voor groote als voor kleine zaken on voldoende. Ook betreurde men, dat de winkeliers genoodzaakt zijn de hun toegestane lichtpunten daar te moeten aanbrengen waar de verordening het gebiedt en vond men het jammer dat door Uw 'geacht College niet schijnt te worden ingezien dat etalageverlichting ter bevordering van den verkoop nood zakelijk is. De Kamer wenscht tevens Uwe aandacht te vestigen op de jaarlijksche St. Nicolaasdrukte, de voordeelen daaraan voor den winkelstand verbonden, en overtvoog wat een flink ver dichte etalage daartoe kan bijbrengen. Redenen waarom de Kamer Uwen Raad eerbiedig verzoekt le. de bestaande verordening op de verlichting van winkels in dier voege te willen wijzigen, dat de winkeliers worden vrijgelaten de hun toegestane lichtpunten dadr te mogen aan brengen waar zij het 't meest noodig achten. 2e. Het daarheen te willen leiden, dat van 30 November tot en met 6 December (uitgenomen Zondag 2 December) algeheele vrijheid van verlichting worde toegestaan. 't Welk doende, enz. Voor de Kamer van Arbeid voor de Winkel en de Grossiersbedrijven, B. P. F. M. Geijer, Voorzitter. H. J. v. Kerkhoff, Secretaris. De Voorzitter. M. H. Wat betreft het eerste punt, namelijk het tegemoetkomen aan den wensch van adressanten om hen vrij te laten in de plaatsing van de toegestane lichtpunten in hun winkels, zou dat slechts kunnen geschieden door eene ver andering in de desbetreffende strafverordening van 14 De cember 1916, gewijzigd op 15 Februari 1917. Burgemeester en Wethouders moeten daaromtrent nog bij hun adviseurs inlichtingen inwinnen, die voornamelijk zullen loopen over de vraag of zij zullen besluiten de Commissie voor de Strafver ordeningen te verzoeken de verordening te veranderen, ja of neen. In elk geval zal den Raad blijken, wat Burgemeester en Wethouders zullen doen. Burgemeester en Wethouders zullen dus al dan niet met een voorstel komen. Komen Burgemeester en Wethouders niet met een voorstel, dan kunnen de leden van den Raad daarin misschien aanleiding vinden om een vraag tot Burgemeester en Wethouders te richten, of zelfstandig een voorstel in te dienen. Op het oogenblik kunnen Burgemeester en Wethouders geen toezeggingen doen, daar zij nog geen advies hebben ontvangen. Ik stel dus voor deze missive, wat het eerste punt betreft, ter visie te leggen. Het tweede punt betreffende de vrijheid van verlichting vanaf 30 November tot 6 December, met uitzondering van den in dien termijn voorkomenden Zondag, heeft betrekking op het aan Burgemeester en Wethouders toegekend recht van dispensatie. Burgemeester en Wethouders wachten op dit oogenblik ook nog over dit punt adviezen van hun adviseurs. Wanneer zij daartoe mochten besluiten, zal aan den wensch van adressanten worden tegemoetgekomen door middel van het verleenen van dispensatie. Algeheele vrijheid van licht gebruik zullen Burgemeester en Wethouders echter nooit toe kunnen staan in verband met den dringenden kolennood. Burgemeester en Wethouders zullen echter wel overwegen, of er iets op te vinden is om aan den wensch van adres santen tegemoet te komen. Ik stel daarom dus voor dezen brief wat betreft dit laatste punt in handen van Burge meester en Wethouders te stellen ter afdoening. De heer Sijtsma. M. d. V. Wij zijn nu in het midden van de maand November en het is al heel spoedig 6 December. Ik zou er daarom bij Burgemeester en Wethouders op willen aandringen, dat zij niet zoo lang met een voorstel zullen wachten en nog voor dit jaar een gunstige beschikking op het adres zullen nemen. De Voorzitter. Natuurlijk. Woor het eind van dit jaar spreekt vanzelf! De heer Sijtsma. Ja, maar er moeten eerst nog adviezen binnenkomen De Voorzitter. Natuurlijk zullen Burgemeester en Wet houders voor het einde van deze maand daaromtrent beslissen. Het geldt hier de toepassing van het dispensatierecht van Burgemeester en Wethouders. Wij kunnen dus direct in grijpen, wanneer wij-beslist hebben, wat wij in deze zullen doen. Wordt besloten deze missive, voor voor wat het le deel betreft ter visie te leggen en wat het 2e gedeelte aangaat, te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders ter af doening. 2°. Verzoek van S. Kleinhans om uitstel of kwijtschelding van verdere betaling van plaatselijke directe belasting. Wordt als ongezegeld terzijde gelegd. 3°. Verzoek van de N.V. »Leidsch Dagblad" om over te gaan tot het rooien van eenige boomen, staande vóór en in de nabijheid van haar administratiegebouw aan het Noordeinds- plein. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders. 4°. Adres van M. J. de Bock en 3 andere waterstokers in zake de verstrekking van warm water. Dit adres luidt als volgt: Aan den Raad der Gemeente Leiden. WelEdel Acht bare Heeren Ondergeteekende van beroep Waterstokers, wenden zich met deze naar aanleiding van de Gemeentelijke warmwater verstrekking tot U met het volgende. Daar de eerste drie dagen der week bij ons heet water verkrijgbaar is; het daarheen te willen leiden, dat de Ge meentelijke wagens deze wijken, zooals nu het geval wel is, niet zullen afrijden om zoodoende onze broodwinning te ont nemen. Ten tweede aan de Gasfabriek niet voor Donderdag water te geven omreden ook daar geen behoefte aan water is, wijl zich daar een stokerij bevind; Vervolgens dat de bestuurders meer naar wijken, welke nu de drie laatste dagen worden bezocht, en waar absoluut gebrek aan water is, de eerste dagen hun standplaats krijgen, er tevens op wijzend, zij zich beter aan de Officieele kennisgeving te houden en geen emmers van 13 tot 24 liter te laten vol- loopen voor 2| cent. Mocht van Uwe zijde gevreesd worden, wij woekerprijzen zullen nemen, zijn wij bereid, wanneer U de hooge brandstof prijzen in aanmerking neemt, ons aan maximumprijzen te onderwerpen, of ook wel inlichtingen te verstrekken. Hoogachtend Uw dw dn. M. J. de Bock, Oranjegracht bij de N. Rijn. Gijsman, Waardgracht bij de Zuidzijde. G. Filippo, Langegracht 153. C. Brandse, Musschenbroekstraat No. 2. De Voorzitter. Zooals men weet heeft de Raad Burge meester en Wethouders gemachtigd de regeling van de ver strekking van warm water ter hand te nemen. Daarom stel ik dan ook voor dit verzoek te stellen in handen van Burge meester en Wethouders ter afdoening. De heer Pera. M. d. V. Slechts eene enkele vraag. Ik kan mij wel vereenigingen met Uw voorstel dit adres te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders ter afdoening. Ik zou evenwel aan Burgemeester en Wethouders willen verzoeken daarbij rekening te houden met de moeilijke positie, waarin adressanten verkeeren. Ik hoop dan ook, dat Burgemeester en Wethouders zullen overwegen, wat zij in het belang van die menschen zullen kunnen doen. De Voorzitter. Dat is ook onze bedoeling. Daarom stel ik voor, dit adres te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, dan kan er worden onderzocht in hoeverre het adres juist is. Ik wil evenwel Zeggen, dat dit adres mij ten zeerste verbaasd heeft, aangezien er last is gegeven, dat de warmwaterwagens niet zouden komen in de buurt, waar adressanten wonen. De heer Pera. M. d. V. Een van de adressanten is bij mij geweest en deze heeft mij den toestand eens uitgelegd. Uit zijne woorden heb ik meenen te mogen concludeeren, dat de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 2