290
DONDERDAG 15 NOVEMBER 1917.
zonder nadere toelichting beoordeelen en zou willen voor
stellen om dit punt aan te houden.
De Voorzitter. Ik kan den heeren wel mededeelen wat
vermoedelijk de oorzaak is van het wegblijven van de toelichting.
De nummers, die men in de Leeskamer vindt, geven aan waar
men de toelichting aantreft. Het is een soort kaartsysteem,
waarvan dat het register is. Maar de heeren kunnen de ex
plicatie van den Voorzitter der Commissie afwachten, wanneer
de heer van der Eist weder ter vergadering aanwezig is.
De beraadslaging wordt gesloten.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
praeadvies besloten.
De Voorzitter. Thans zijn wij aan de rondvraag gekomen.
Dan geef ik het woord aan den heer Botermans die er om
gevraagd heeft.
De heer Botermans. M. d. V. Ik zou even willen wijzen
op den slechten toestand van den weg, die loopt van af den
Leidschen straatweg naar het gesticht Endegeest. Dat is een
weg die niet behoort aan Oegstgeest maar aan het gesticht
Endegeest. De toestand van dien weg is treurig; hij is gewoon
weg onbegaanbaar. Dat kan zoo niet langer blijven en daarin
moet noodzakelijk verandering komen. De bezoekers van
het gesticht Endegeest moeten werkelijk door den bagger
heenloopen.
De Voorzitter. Ik zou zeggenhebt U het over de be
langen van Oegstgeest of over die van Leiden Dat is toch een
zaak voor Oegstgeest. Wat de weg zelf betreft, die behoeft
niet anders te worden onderhouden dan als een grintweg.
Toen de heer Gevers van Endegeest er nog woonde, was de
weg niet zoo druk, maar het verkeer is sedert langzamerhand
toegenomen. Leiden behoeft den weg niet anders te onder
houden dan vroeger geschiedde. Maar ik geef toe, een derge
lijke weg met boomen is in den winter slecht begaanbaar.
Vroeg of laat zal hij dan ook op een andere manier moeten
worden verhard en het beste lijkt mij dan een bestrating.
Maar dat zou geheel en al ten voordeel van Oegstgeest zijn.
Die gemeente moest ons verzoeken dien weg in onderhoud
over te nemen en zou dan betalen, wat de verbetering en
het verder onderhoud van dien weg kost verminderd met het
bedrag, wat Leiden verplicht is te betalen, De tegenwoordige
regeling dateert uit oude tijden.
De heer van Hamel. Uit den tijd van Claudius Civilis.
De Voorzitter. In ieder geval van zeer lang geleden. Die
geheele toestand, zooals hij nu is, is uit den booze.
De heer Briët. M. d. V. Een enkel woord over eene zaak,
die feitelijk tot het gebied van den heer van Gruting behoort.
Het is over de aardappelen. Van sommigen heb ik er over
hooren klagen, dat de aardappelen, die gedistribueerd worden,
zoo slecht zouden zijn. Anderen noemen ze weer goed. Nu
komen de klachten alleen van de zijde der minder gegoeden.
Het kan best zijn, dat de klachten gegrond zijn, ik kan het
niet beoordeelen. Ik heb mij evenwel afgevraagd of de aard
appelen wellicht door de handelaren worden uitgezocht en
de slechte tegen lager prijs aan de minder gegoeden worden
verkocht. Zou men hiernaar niet eens een onderzoek willen
instellen en nagaan of het mogelijk is, dat iets dergelijks
gebeurt?
De Voorzitter. Ik kan betreffende de aardappelen-distii-
butie U het volgende mededeelen. De oogst, in het bijzonder
van de kleiaardappelen, moet, naar ik vernam, dit jaar zijn
medegevallen. Dit is niet zoozeer het geval in Holland als
wel in Friesland. Tengevolge daarvan zullen dit jaar de zoo
genaamde witvleezige aardappelen, waar men het vorig jaar
zoo'n tegenzin in had, volgens officieele mededeeling niet wor
den gedistribueerd Nu wonden slechts de kleiaardappelen ge
distribueerd en van de zand- en veenaardappelen alleen de
geelvleezige. De verhouding in de distributie van de zand
en veenaardappelen en de kleiaardappelen is van 3 tot "2,
derhalve 2/6 kleiaardappelen en 3/s zand- en veenaardappelen,
terwijl de bedoeling was, dat na nieuw jaar er meer klei
aardappelen zouden worden gedistribueerd. In deze regeling
is eene wijziging gekomen door een circulaire van den Minister
van 7 November, die aldus luidt:
»Onder verwijzing naar de tot U gerichte circulaire d.d.
22 September 1917, No. 501 A. Afdeeling Crisiszaken, Bureau
Algemeene Zaken, heb ik de eer U mede te deelen, dat, in
afwijking van het daarin bepaalde, tot nader order voor de
directe comsumptie alleen zand- en veenaardappelen voor de
distributie zullen worden aangewezen.
Deze regeling is getroffen op grond van de navolgende
overweging.
Een belangrijk deel der kleiaardappelen, vooral Roode Star,
wordt verbouwd in de provincie Friesland. Het is in den
laatsten tijd eenige malen voorgekomen, dat zendingen van
deze Friesehe kleiaardappelen, bij de atzeriding oogenschijnlijk
van goede kwaliteit, bij aankomst voor een groot deel ziek
bleken te zijn. Zulks wordt, behalve aan de natte weersge
steldheid der laatste weken, toegeschreven aan de omstandig
heid, dat de aardappelen, vóór ze afgezonden worden, niet
voldoende zijn »uitgeziekt". Aardappelen, althans die, welke
eenigen tijd zullen worden opgeslagen, behooren namelijk,
alvorens ze worden afgezonden, eenige weken onder licht dek
te worden bewaard.
In die periode worden de zwakke exemplaren ziek en
kunnen gemakkelijk verwijderd worden; de aardappelen,
welke na die periode geen teekenen van ziekte vertoonen,
blijven in het algemeen ook verder wel goed.
Tengevolge van het natte weer heeft dit »uitziekingsproces"
nog niet voldoende kunnen plaats hebben. Dit geldt in het
bijzonder voor Roode Star. Het schijnt daarom wenschelijk
deze aardappelen voorloopig nog niet te distribueeren, doch
voor de directe consumptie tot nader order alleen zand- en
veenaardappelen aan te wijzen.
Eventueel in Uwe gemeente aanwezige gezonde partijen
kleiaardappelen gelieve U voor de reserve te bestemmen,
welke reserve verder met andere voldoende duurzame aard
appelen van klei- of zandgrond zal worden aangevuld.
Ik merk hierbij nog op, dat deze maatregel niet geldt
voor die gemeenten, waar voldoende kleiaardappelen worden
verbouwd."
Op deze circulaire volgde de navolgende mededeeling van
het Centraal Administratiekantoor voor de distributie van
levensmiddelen van 10 November:
»In verband met de beschikking van den Minister van Land
bouw, Nijverheid en Handel van 7 November j.l. No 1780 6
Afd. Crisiszaken Bureau Landbouw, waarin wordt bepaald,
dat tot nader order alleen zand- en veenaardappelen voor
directe consumptie ter distributie zijn aangewezen, hebben wij
de eer U het volgende te berichten.
Voor de periode 6 November4 December a.s. worden U
de aar dappelen toegezonden overeenkomstig de U toegezonden
bevestigingen. Al de U toegezonden kleiaardappelen gelieve U,
overeenkomstig bovengenoemde ministeriëele beschikking, te
voegen bij de aardappelen, die U zijn of zullen worden toe
gezonden voor Uw reserve voorraad.
Hierdoor zult U wellicht een te kort aan aardappelen voor
direct gebruik in Uwe gemeente krijgen. Mocht dit het geval
zijn, dan verzoeken wij U ons omgaand Uw aanvullings-bestel-
formulier voor de periode 6 November4 December a.s. in
te zenden waarvoor wij hierbij een aanvraag-formulier insluiten.
Bestellingen na i6 November a.s. ingezondenkunnen niet
meer worden aangenomen.
Nog teekenen wij hierbij aan, dat de bestellingen voor de
periode 4 December—31 December a.s. uitsluitend in zand
en veenaardappelen zullen worden uitgevoerd, voor zoover
het gemeenten betreft, waar geen kleiaardappelen worden
verbouwd."
Nu is mij van deskundige zijde medegedeeld, dat wat
aardappelen betreft, Leiden een zeer moeilijke gemeente is.
Leiden toch heeft altijd hoe het komt weet ik niet
puike aardappelen gehad. In andere plaatsen zal dit wellicht
weer met andere artikelen het geval zijn. De qualiteit van
de aardappelen, die hier in Leiden altijd verkocht werden,
was boven het gemiddelde. Daarom is het heel goed te
begrijpen, dat veenaardappelen, laat staan witvleezige aard
appelen hier in het geheel niet geliefd waren' en volstrekt
niet in trek.
Nu is het overbekend, dat juist de menschen, die altijd het
beste en het nieuwste begeeren, in hun hart vreeselijk con
servatief zijn, vooral op het punt van eten. En als men hier
aan zeker voedsel gewend is, wil men dat houden en eten
wat zijn vader en grootvader ook reeds hebben gegeten.
Nu heb ik eens laten informeeren, of de praatjes, dat de
aardappelen zoo slecht waren, nu werkelijk gegrond waren,
maar die aardappelen zijn in werkelijkheid heel goed. Ik heb
ze zelf ook gegeten. Het is niet onmogelijk, dat onder al die
aardappelen eens wat minder goede voorkomen, maar dat is
niet te vermijden en dat heeft men ook bij andere artikelen,
zooals bijvoorbeeld appelen, waaronder men ook aangestoken
exemplaren aantreft. In normale tijden gooiden de leveranciers
die minder goede aardappelen misschien weg, daartoe door
onderlinge concurrentie gedreven, maar dat kan men in dezen
oorlogstijd niet doen. Nu wil ik niemand beschuldigen, maar