'288 DONDERDAG 15 NOVEMBER 1017. het water zijn gevallen, moeten worden opgenomen? Zou dit dan een reden zijn om de publicaties vanwege de gemeente niet op te nemen? Js dat een reden om zich op overmacht te beroepen? Moeten Burgemeester en Wethouders het beoordeelen en kunnen zij zeggen: dit is geen reden om onze publicatiën niet op te nemen? Er is niet in voorzien, wie dat zal moeten uitmaken. Dat vind ik een leemte in dit contract. Het zou mogelijk zijn dat men daardoor onaangenaamheden kreeg. In de tweede plaats lees ik onder de 6e voorwaarde van het contract: »Door de gemeente wordt voor de plaatsing der aankondigingen betaald per regel, gedrukt met de letter van den gewonen tekst van het Leidsch Dagblad voor de aankondigingen sub le a. 6 cents; voor de aankondigingen sub le b. de prijs, die voor deze aankondigingen zou zijn berekend, indien zij als advertentie waren geplaatst en gebaseerd op de oppervlakte, door de betreflende aankondiging ingenomen." Er wordt dus in het geheel geen korting toegestaan op dergelijke berichten. Wan neer iemand veel regels in een gewoon blad plaatst, krijgt hij een aanmerkelijke korting op den prijs. Wanneer wij hier dus den vollen advertentieprijs moeten betalen, lijkt mij dat veel te veel. Dan heeft het Leidsch Dagblad een goede klant aan de gemeente, want zij neemt de aankondigingen aan tegen vollen advertentieprijs en behoeft geen korting te geven. Gewoonlijk wordt er toch korting toegestaan, wanneer iemand een reeks regels laat plaatsen. Daarom is mijns in ziens de prijs van die aankondigingen zoo hoog. De Voorzitter. Ik begrijp U niet goed. Wie krijgt er dan korting De heer Fokker. De persoon, die veel regels plaatst! De Voorzitter. Maar waar leest U dan, dat er veel regels worden geplaatst? De heer Fokker. Dat spreekt toch vanzelf. De Voorzitter. De aankondigingen van Directeuren van Gemeentelijke instellingen en van Hoofden van Gemeentelijke takken van dienst, die geparapheerd zijn door den Burge meester of den Secretaris, dat zijn de aankondigingen bedoeld onder art. 1, sub b, zullen maar zeer enkele per jaar bedragen. De heer J. P. Mulder. M. d. V. Al is het zoo geregeld, dan zou ik het toch billijk achten, indien de prijs van die aankondigingen werd berekend tegen een bedrag van 6 cent per regel, want ze worden toch evenals de andere aankondi gingen met een kleine letter geplaatst. Het komt mij voor dat wij voor dergelijke berichten te veel betalen, indien de prijs wordt berekend naar het tarief voor advertenties. De heer van der Pot. M. d. V. Burgemeester en Wethou ders hebben gezegd, dat zij in de gegeven omstandigheden eene prijsverhooging met 50% billijk achten. Nu zou ik willen vragen of Burgemeester en Wethouders zich bij deze verhooging wel genoeg op het standpunt hebben gesteld, dat de plaatsing van die aankondigingen niet alleen is in het gemeentebelang, maar dat dit ook een groot belang is voor het desbetreffende blad. Het spreekt dus m.i. nog niet van zelf, dat de bladen die hoogere papierprijzen direct moeten gaan verhalen op de gemeente. Het zelfde heb ik ook reeds gezegd bij eene vorige gelegen heid, toen hier door mr. Tepe een pleidooi is gehouden voor een ander dagblad, nl. dat het Leidsch Dagblad feitelijk boven andere wordt gepriviligeerd en dat de waardeering van dat privilege eenigermate dient te worden uitgedrukt in den prijs, dien de gemeente heeft te betalen. Waar thans door Burgemeester en Wethouders zoo maar voetstoots wordt medegegaan met een voorstel tot prijsverhooging van 50 daar vraag ik of het Leidsch Dagblad zich wel er van bewust is, dat velen dit blad enkel lezen om de openbare aankondi gingen en het zeker niet zouden lezen, wanneer Burgemeester en Wethouders overgingen tot eene andere wijze van publi- ceeren. Hierdoor zou het Leidsch Dagblad niet slechts vele abonné's verliezen, maar ook zijn advertentierubriek dienten gevolge weer zien besnoeid. Nu zou ik gaarne van Burge meester en Wethouders willen vernemen, of zij ook eene andere wijze van publiceeren hebben overwogen en of zij dezen troef bij de onderhandelingen hebben uitgespeeld. Mogelijk zouden aan een andere wijze van publiceeren zoovele bezwaren zijn verbonden, dat een verhooging van 50 op de papierprijzen hier nog wel tegenop zal wegen. Indien evenwel eene andere wijze van publiceeren mogelijk is, zou ik toch gewenscht hebben, dat men hiervan bij de onder handelingen een beter gebruik had gemaakt, dan klaarblijke lijk is geschied. De Voorzitter. Ik wil U met een enkél woord beant woorden. Wij hebben gemeend voor den tijd van een jaar een contract te moeten aangaan, omdat aan het kiezen van eene andere wijze van publiceeren een tijd van voorbereiding vooraf moet gaan. Voor den tijd van 1 jaar lijkt mij dit tarief niet onbillijk. Indien dit contract voor verscheidene jaren zou worden aangegaan, dan zou men misschien ge rechtigd zijn hierop aanmerking te maken. Thans komt mij het tarief, gezien de stijging van den papierprijs en de loonen, niet zoo heel hoog voor. De gewone tariefprijs is 20 cent, en dan geloof ik toch niet, dat het duur kan worden genoemd, wanneer wij 6 cent betalen. De bezwaren van de heeren Fokker en Mulder begrijp ik niet goed. Ik lees hier onder a alle vanwege het Gemeentebestuur van Leiden bekend te maken aankondigingen, en onder b de door Directeuren van gemeentelijke instellingen of Hoofden van gemeentelijke takken van dienst opgegeven aankondigingen. Het Leidsch Dagblad verbindt zich beide soorten van aankondigingen op te' nemen, tenzij, tengevolge van papier- scbaarschte, gas- of electriciteits-rantsoeneering of andere belemmeringen buiten haar wil, deze niet of niet alle kunnen worden geplaatst. De gevallen onder b genoemd komen bijna niet voor. Het zou evenwel voor kunnen komen, dat het beter geacht werd, dat eene aankondiging geplaatst wordt onder de verantwoordelijkheid van een Directeur en niet van Burgemeester en Wethouders. Ik ben wel te allen tijde gerechtigd mijn naam onder een aankondiging te plaatsen, maar wanneer iets bijvoorbeeld semi-officieel is, kan het beter zijn, dat een Directeur onderteekent. Juist omdat er menschen zijn, die het Leidsch Dagblad lezen, speciaal om de publieke aankondigingen, is het gewenscht, dat alle aan kondigingen- bij elkander worden geplaatst. Wanneer alle officieële aankondigingen niet werden geplaatst onder één rubriek, zou men genoodzaakt zijn ook nog te zoeken onder- de advertentiën naar officieele mededeelingen. Er wordt daarom in het gemak van de lezers bepaald, dat dergelijke adver tentiën worden opgenomen niet onder de advertentiën, maar onder de rubriek: publieke aankondigingen. Dan wordt evenwel toch in acht genomen het advertentie tarief en niet het buitengewone tarief voor officieele aan kondigingen. Dat komt mij ook billijk voor, want het zijn eigenlijk advertentiën, die geplaatst worden in de kolom van officieele mededeelingen. Dat is, zooals ik zeide, daarom over eengekomen, opdat het publiek, dat in deze tijden dergelijke aankondigingen nagaat, ze gemakkelijk alle bij elkaar kan vinden. De bepaling onder 1 b slaat dus op de mededeelingen van" bedrijfsdirecteuren. Dat komt echter weinig voor, want de meeste zaken, zooals betreffende de levensmiddelen, onder- teeken ik zelf. De heer Fokker heeft het gehad over de quaestie van overmacht bij het plaatsen van aankondigingen. »Buiten haar wil" in artikel 1 beteekent natuurlijk niet, dat onze aan kondigingen plaats zouden moeten maken voor berichten van het soort, dat een spelend kind in het water is gevallen. Men moet hier overmacht opvatten in de werkelijke beteekenis, dat het blad de aankondigingen wegens gegronde redenen niet kan plaatsen. Wie dat uit moet maken? Dat zal natuurlijk de onpartijdige persoon zijn, die altijd beslist bij geschillen over contracten, namelijk de rechter. Daaromtrent moet hier natuurlijk ook de rechter beslissen. De heer Eerdmans, M. d. V. Ik zou gaarne even aan Burgemeester en Wethouders een vraag stellen, omdat, heb ik het niet mis, ik een voordeel meen te zien in de plaatsing van de onder 1 b bedoelde aankondigingen. Uit artikel 6 meen ik te lezen, dat de mededeelingen van de bedrijfsdirecteuren geplaatst als officieele mededeelingen berekend worden naar het tarief op het-stuk van adverten tiën geldende over de oppervlakte, die zij innemen. Wanneer men nu de prijs berekent naar de oppervlakte, die de mede deelingen gedrukt met kleine letter innemen en niet naai de oppervlakte die dezelfde aankondiging als advertentie zou innemen, dan meen ik in een dergelijke regeling een voor deel te zien. Want dan zou men veel minder betalen dan wanneer zij als advertentie waren geplaatst. De Voorzitter. De grootte van de letter heeft niets te maken met deze bepaling. De aankondigingen kunnen worden geplaatst met een groote of een kleine letter. Het kan zijn dat een gewichtige mededeeling moet worden geplaatst met dezelfde letter als die van een advertentie en dan is het dus even duur. Maar het kan ook geschieden met een kleine letter. De heer Eerdmans. Maar artikel 6, sub 1, sub b luidt: »de prijs, die voor deze aankondigingen zou zijn berekend, indien zij als advertentie waren geplaatst en gebaseerd op de opper vlakte, door de betreffende aankondiging ingenomen, wordt door de gemeente betaald voor de aankondigingen bedoeld

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 14