DONDERDAG 15
NOVEMBER 1917.
'287
wat zeker niet is aan te bevelen, waarom ik er met nadruk
tegen wil waarschuwen.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou een ding wijlen recht zetten.
De heer Pera heeft betoogd dat men niet moet afwijken van
De Voorzitter. Mag ik er U op attent maken, dat het de
derde maal is dat U over dit onderwerp wenscht te spreken.
De heer Fokker. Dat is zoo, Mijnheer de Voorzitter, maar
dat is mij volgens het Reglement van Orde geoorloofd, omdat
ik een voorstel heb ingediend.
De Voorzitter. Dat heeft U niet. Het is in het geheel geen
voorstel. Luister maar naar wat hier staat: sgunstig te be
schikken en mitsdien toe te staan hel verzoek van J. W. Wiggers
betreffende overname van grond in de Witte Rozenstraat
als in zijn verzoekschrift omschreven."
Dat is toch geen voorstel te noemen.
Wie het verzoek van Wiggers wil inwilligen, moet tegen
het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen.
Kan de Raad goedvinden, dat de heer Fokker ten derde
male het woord voert over dit onderwerp?
Waar niemand hier tegen is, geef ik het woord aan den
heer Fokker.
De heer Fokker. M. d. V. CJ zegt, dat mijn voorstel eigenlijk
geen voorstel is, omdat men eenvoudig tegen het voorstel
van Burgemeester en Wethouders kan stemmen om te be
reiken, wat door mij wordt voorgesteld. Wanneer het voor
stel van Burgemeester en Wethouders wordt verworpen,
gebeurt er echter niets. Er is dan alleen verworpen het
voorstel van Burgemeester en Wethouders om afwijzend te
beschikken op het verzoek van Wiggers, maar daarmede is
het verzoek nog niet ingewilligd.
De Voorzitter. In dat geval mag worden aangenomen, dat
het verzoek ingewilligd is.
De heer Fokker. Dat volgt evenwel nog niet uit het ver
werpen van het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Ik vind mijn voorstel nog niet zoo dwaas als U het wel
wilt doen voorkomenOm nu op de zaak zelve terug te
komen, de heer Pera heeft gezegd, dat wij niet moeten
afwijken van een regel, die tot heden is gevolgd geworden
en dat wij niet moeten toelaten, dat particulieren een ge
deelte van de straat bezitten.
De zaak is hier evenwel eenigszins anders. Wij gaan hier
van een stuk grond van een particulier een gedeelte over
nemen en overbrengen in eigendom bij de gemeente. Nu
zegt de heer Fischer, dat wij hierdoor den toestand nog veel
slechter maken dan deze al is. Ik beu niet zoo onwellevend
geweest om te beweren, dat wanneer een gedeelte grond
overgaat in handen der gemeente en derhalve komt onder
het toezicht van den heer Fischer, dat hierdoor de toestand
nog slechter zal worden. Zegt de heer Fischer het echter
zelf, dan moet ik wel aannemen dat het zoo is
Ik wil er nog eens de aandacht op vestigen, dat de quaestie
bij mij hierom gaat. Men heeft in de straat van de Gemeente
een stuk particulieren grond laten zitten. Door den aanleg
van gas gaat een gedeelte van dat particuliere bezit over in
eigendom van de Gemeente. Er blijft dus nog een stuk over
in handen van den particulier. Wil men dat ook hebben,
dan moet de Gemeente een anderen weg inslaan, maar zij
moet niet ik herhaal het om dat stuk te krijgen den
man knijpen met de levering van gas.
De Voorzitter. Mijne Heeren. Ik ben het volkomen eens
met den heer Aalberse, dat men hier heeft te doen met twee
zaken, die steeds met elkaar worden verward. Ik geloof dat
hier het goede hart van sommige leden eenigszins heeft ge
sproken tegen het uitdrukkelijk belang van de gemeente in.
Wanneer het verzoek van Wiggers werd toegestaan, zou men
in die straat een toestand krijgen, die nog slechter is dan
op het oogenblik. De gemeente krijgt door het bezit van dat
stukje grond er nog eens een smal voetpad in onderhoud bij.
Daardoor gaan wij dien onmogelijkentoestand aldaar besten
digen, ja zelfs nog slechter maken.
De bouwverordening bevat een artikel 1, luidende: »Het
is verboden een gebouw, van welken aard ook, op te rich
ten, uit te breiden of te vernieuwen elders dan aan straten
of wegen, welke toebehooren aan het Rijk, de Provincie of
de Gemeente". De bedoeling is al die misstanden van parti
culiere straten of lanen op te ruimen, ook zonder schadever
goeding. Vroeger is dan ook altijd met de Commissie van
de Lichtfabrieken overeengekomen, dat geen gasbuizen in
particuliere lanen zouden worden gelegd, om de menschen te
noodzaken aan dergelijke misstanden een einde te maken.
Ik weet niet of de heeren zich herinneren het geval, dat
zich destijds met de Duivenbodestraat heeft voorgedaan. Er
is toen door den Raad zelf aangedrongen om daar den toe
stand te verbeteren, waarvoor de Bouwverordening is gewij
zigd moeten worden, want men moest en wilde daar den
toestand veranderen. Wanneer er op het oogenblik sprake
was van verlichting van een particuliere laan, dan zou de
conditie zijn, dat de eigenaars de kosten van de geheele bestra
ting zouden moeten betalen en daarna pas verlichting krijgen.
De heer Sijtsma beroept zich op de welwillende houding,
die Burgemeester en Wethouders tegenover de bewoners
van de Hooge Rijndijkstraat aangenomen zouden hebben,
maar daar had men met een gansch ander geval te doen.
Daar wilden wij dé straat niet overnemen, omdat ze op een
veel te laag peil lag.
Om nu nog eens terug te komen op de zaak, waarom het
hier gaat, zou ik willen vragen: wat is hier het geval? De
woning van Wiggers is te ver van de hoofdbuis afgelegen,
omdat de buis met een bocht om het terrein van Wiggers
heen moest worden gelegd. De kosten zouden dus erg oploopen
door het feit, dat de afstand van het huis tot de hoofdbuis
te groot is. En nu herhaal ik nog eens, dat, wil men in een
dergelijk geval een gasaansluitingdit steeds gebeurt op
dezelfde wijze, namelijk door geheelen afstand van den be-
noodigden grond aan de gemeente. En nu zouden wij voor
dit eene geval anders moeten gaan handelen en een voetpad
moeten bestraten, dat dwars door privéterrein loopt? En dat
zou moeten gebeuren, omdat 'de Gasfabriek dan alleen gas
wil leveren? Maar dan zeg ik met den heer Aalberse: wil
men Wiggers aan gas helpen, zoek dan een ander middel,
want dit is verkeerd. Het zou toch te zot zijn, wanneer
ons praeadvies werd verworpen, waardoor in de Witte Rozen
straat een dergelijke onregelmatige toestand zou komen,
zooals de heer Fischer zooeven heeft beschreven. De aan
gelegenheid, die zich nu met den grond van Wiggers voor
doet, kan voorkomen met allen grond, gelegen aan welke
laan ook. Nu zijn wij hem nog in zooverre terwille, dat
wij voor de bestratingskosten maar f 152.in rekening
willen brengen. Er is gezegd: waarvoor moet die straat be
straat worden, zoo erg vinden wij dien toestand niet; het
kan best zoo blijven, totdat daar huizen worden gebouwd.
Maar ik dring er ten zeerste op aan, dat het voorstel van
Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen. Wanneer
dit niet gebeurt, zal ik aan den heer Fokker het genoegen
doen zijn voorstel in stemming te brengen; ik zou evenwel
toch niet gaarne zien, dat, wanneer het voorstel van Burge
meester en Wethouders wordt verworpen, wij gedwongen
zullen zijn, dat stukje grond over te nemen, dat ons wordt
aangeboden. Het is al te dwaas, dat aan de gemeente een
straat zou kunnen worden opgedrongen, die zij niet hebben
wil. Dit zou werkelijk in dezen Raad een novum zijn. Dit
onderwerp is, geloof ik, thans wel van alle kanten bezien,
waarom ik het voorstel van Burgemeester en Wethouders
in stemming zal brengen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in
stemming gebracht en aangenomen met 20 tegen 7 stemmen.
Vóór stemmen de heerenFischer, Sasse, van der Lip, van
der Pot, Pera, van Hamel, Briët, de Boer, J. P. Mulder, Timp,
Aalberse, Huurman, Fabius, Wilmer, van Tol, van Romburgh,
Reimeringer, Jaeger, Eerdmans en Botermans.
Tegen stemmen de heeren: Bots, Roem, Fokker, van Gruting,
Sijtsma, Zwiers en Hoogenboom.
De Voorzitter. Het voorstel van den heer Fokker is thans
uit den aard der zaak vervallen.
XIX. Voorstel tot het sluiten van een overeenkomst met
de naamlooze vennootschap »Leidsch Dagblad", in zake de
plaatsing der officieele aankondigingen in het Leidsch Dagblad.
(Zie Ing. St. No. 271).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Fokker. M. d. V. Ik wensch op een paar punten
in het contract de aandacht te vestigen, die mij niet duide
lijk zijn geworden. Ünder 1 lezen wij het volgende: De door
Directeuren van gemeentelijke instellingen of Hoofden van
gemeentelijke takken van dienst opgegeven aankondigingen,
mits deze geparapheerd zijn door den Burgemeester of den
Gemeente-Secretaris, op te nemen in het Leidsch Dagblad,
tenzij, tengevolge van papier-schaarschte, g'as of electriciteits-
rantsoeneering of andere belemmeringen buiten haar wil,
deze niet of niet alle kunnen worden geplaatst". Nu zou ik
aan Burgemeester en Wethouders willen vragen: ter wiens
beoordeeling is het of een of andere belemmering is buiten
den wil van het Leidsch Dagblad? Wanneer zal het Leidsch
Dagblad niet in de gelegenheid zijn de aankondigingen op
te nemen Is het wanneer er wat veel berichten betreffende
aanrijdingen, die hebben plaats gehad, of var, hondjes, die in