28G
DONDERDAG 15
NOVEMBER 1917.
het stelsel, dat niet wordt toegestaan, dat middenin een straat
van de gemeente een stuk particuliere grond ligt. Zoo'n stuk
grond is immers in de toekomst van groote waarde voor den
eigenaar.
Deze zou dit stukje grond kunnen overdoen aan iemand,
die dit stukje kocht om te speculeeren en door het tegen
werken van de verbetering' van de straat de gemeente te
dwingen een groote som te besteden om hem dit stukje
grond af te koopen. Ik zal in ieder geval stemmen voor het
praeadvies van Burgemeester en Wethouders, in afwachting
dat er een voorstel zal worden gedaan om dien man te
helpen. Is het zoo'n dringend verlangen van dien man om
aangesloten te worden aan de gasleiding, laat hij dan dien
geheelen strook grond aan de gemeente afstaan, dan krijgt
hij zijn gas, en wordt er niet afgeweken van een regel, die
ook voor anderen geldt, en krijgt men geen misstand, waarvan
men naderhand zeer veel verdriet zou hebben.
De heer Hoogenboom. M. d.Y. Door den heer Fokker ben ik
terecht gewezen geworden, dat ik mij heb beroepen op een
artikel uit de verordening betreffende de levering van elec-
triciteit, terwijl het hier gaat om de verordening op de
levering van gas, daar Wiggers gasaansluiting beoogt. Dit
was mij, dat wil'ik erkennen, in eerste instantie niet geheel
duidelijk, aangezien Burgemeester en Wethouders spreken
van het verlangen van Wiggers, om te worden aangesloten
aan de leiding van gas of electriciteit. Veel doet dit er echter
niet toe, daar beide verordeningen, wat de gevallen voor het
stellen van bijzondere voorwaarden aangaat, vrijwel van
gelijke strekking zijn. De heer Fokker heeft nu nader uiteen
gezet waarom de bijzondere voorwaarde, afstand van een
strookje grond voor het leggen der aansluiting, aan Wiggers
moest worden gesteld. Toch geloof ik met den heer Aalberse,
dat men, wanneer de Commissie voor de Lichtfabrieken die
eisch niet gesteld had, gemakkelijker tot een oplossing zou
kunnen komen. De heer Aalberse heeft gezegd: wij moeten
geen 2 zaken, afstand van grond, en gasaansluiting, met
elkander gaan verwarren. De heer Aalberse bepaalt zich dan
tot het afstaan van grond, maar daar tegenover stel ik juist,
dat men niet moet vergeten, dat het hier gaat om eene aan
sluiting aan de gasleiding en dat, wanneer de Commissie
voor de Lichtfabrieken als eisch meent te moeten stellen de
overdracht van een klein stukje grond, wij als Raadsleden
niet verder mogen gaan dan de bedoeling van het verzoek,
de gasaansluiting, zoodat men niet met het oog op een
eventueele straatverbetering, van deze gelegenheid gebruik
mag maken om meer grond in bezit te krijgen, dan noodig
is voor den aanleg van de gasleiding. Met eene eventueele straat-
verbetering heeft het verzoek van Wiggers geen enkel verband.
Bovendien schaar ik mij aan de zijde van den heer van der
Pot, dat straatverbetering hier ook niet zoo dringend noodig
is. Voorloopig acht ik straatverbetering daar in het geheel
niet noodig. Indien daar ter plaatse huizen worden gebouwd
of verbouwd, brengt de verordening op het bouwen van zelf
mede, dat de grond aan de gemeente overgaat en de straat
in orde wordt gebracht. Dan heeft de gemeente het heft in
handen om de geheele straat in eigendom te krijgen. Wiggers
vraagt in het geheel niet om straat ver betering; de andere
menschen, die daar wonen, hebben daaraan evenmin behoefte.
Nu wil de Commissie van Fabricage, niet om hem aan gas
te helpen, maar om de straat te kunnen verbeteren, Wiggers
dwingen om zijn geheelen strook grond af te staan. Ik wil
gaarne gelooven, dat het voor de gemeente nuttig kan zijn
dien geheelen strook met het oog op straatverbetering in
eigendom te verkrijgen, maar dat komt eventueel van zeifin
orde als daar zal worden gebouwd of verbouwd. Bovendien
is een gedeelte van den strook grond van Wiggers, waarom
het hier gaat, voortgekomen uit de hem en anderen opgelegde
veplichting tot demping van de sloot langs de Witte Rozen-
laan.
Bij de behandeling van die aangelegenheid is door mij in
de vergadering van 24 April '13 aangehaald, dat volgens het
praeadvies van Burgemeester en Wethouders, de verplichting
tot bestrating, voortvloeiende uit artikel 5 van de verordening op
de wegen en lanen, alleen geldt voor wegen, lanen en paden
die zonder verhindering door of vanwege de rechthebbenden
voor het publiek verkeer open staan.
Wiggers heeft door omrastering van het gedempte sloot-
gedeelte die verhindering geschapen. Verplichting tot bestrating
daarvan, op grond van de verordening op de wegen en lanen,
bestaat dus ook niet voor hem.
Verder zou ik er nog op willen wijzen, dat bij een even
tueele straatverbetering, namelijk het verbreeden der straat
zooals die aan de overzijde der gedempte sloot ligt, tot tegen
de huizen van Wiggers en anderen aan de Witte Rozenlaan,
vele dezer huizen in de Witte Rozenlaan in een onaangenamen
toestand komen, omdat de dorpels belangrijk lager liggen
dan de bovenkant van de straat.
Eenige heeren hebben betoogd, dat de houding van Wiggers
niet sympathièk is geweest. Maar wanneer hij geen sympa
thieke houding aannam kan ik mij dat- toch wel begrijpen.
De Raad toch heeft hem indertijd verplicht, de sloot op zijn
kosten te dempen en nu is het wel te begrijpen, dat hij niet
aangenaam gestemd is om dat eigendom nu om niet en nog
met betaling voor bestrating aan de gemeente af te staan.
Ik mag daarbij herinneren, dat in de Raadszitting van 20
Februari 1913, waarin de slootdemping destijds ter sprake
kwam, de Wethouder, de heer Fischer, gezegd heeft: «De
eigenaren (der gedempte sloot) zullen natuurlijk in het geheel
niet bemoeilijkt worden; zij houden integendeel volledig eigen
domsrecht over de laan en over een gedeelte van de sloot.
Als deze laan moet worden gebruikt voor straataanleg, dan
zullen zij natuurlijk, van wien ookj daar een behoorlijke ver
goeding voor krijgen."
Wat willen wij nu gaan doen Om gasaansluiting te krijgen
moet Wiggers het gedeelte gedempte sloot kosteloos afstaan
en nog f 152.in de gemeentekas storten. Dat is dus het
omgekeerde van hetgeen een billijke opvatting zou zijn, volgens
het gesprokene door den geachtën Wethouder in de zitting
van 20 Februari 1913. Ik blijf daarom op mijn standpunt
staan, dat wij, om billijk te zijn tegenover Wiggers, tot de
Commissie voor de Lichtfabrieken moesten zeggenzie van
Uwe bijzondere voorwaarde voor het leggen van deze gas
leiding af, maar wanneer de Commissie in het belang van de
gasvoorziening handhaving van die bijzondere voorwaarde
noodig acht, dan zou ik zeggen, ik leg er mij bij neer te
vorderen dat het stukje grond, noodig voor den aanleg van
de leiding, in eigendom aan de gemeente wordt afgestaan,
maar ook niet meer dan dat stukje.
Mijnheer de Voorzitter. Wat de heer Aalberse ten aanzien
van het eigendom van een stukje straat op het oog had was
dit, dat in een «openbare" straat, dus in een straat, die geheel
in het bezit van de gemeente is, een particulier een klein
stukje grond bezit; zoo iets is natuurlijk niet in het belang
van de gemeente. Doch hier wordt het juist het omge
keerde, namelijk dat de gemeente eigenaar van een stukje
straat zal worden en dit kan toch onmogelijk tot het, in het
andere geval, door den heer Aalberse aangevoerde bezwaar
leiden.
Ik blijf er dus op aandringen dat wij in deze niet verder
moeten gaan en dat wij moeten instemmen met het verzoek
van Wiggers om het kleine stukje grond om niet aan de
gemeente over te doen waarbij hij tevens bereid is om 53.28
aan de gemeente te betalen voor de bestrating daarvan.
Wel heeft men nog aangevoerd dat Wiggers bij het afstaan
van zijn geheelen strook schappelijk zou worden behandeld,
omdat dan daarvan de bestrating per M* lager werd gesteld
dan voor het kleine strookje, maar dan zou hij toch voor de
bestrating 152.— moeten betalen.
Mij nheer de Voorzitter. Dat wij van Wiggers, voor een
gasaansluiting, zoo'n groote 'betaling en meer grond zouden
vorderen dan voor die gasaansluiting strikt noodig wordt ge
oordeeld, druist zoo in tegen mijn gevoel van recht en
billijkheid, dat ik daartoe niet kan medewerken.
De heer Fischer. M. d. V. Ik moet in herhaling treden.
Het standpunt van de Commissie van Fabricage is geweest,
dat wij daar den toestand niet slechter moesten maken, dan
zij al is. Wat er verder gezegd is, dient hier niet ter
zake. Het feit is, dat wanneer wij doen wat door de Commissie
van de Lichtfabrieken zeer ten onrechte als voorwaard^ is
opgelegd zij had daartoe het recht nietCommissie heeft
niet het recht om voorwaarden te stellen omtrent het over
nemen van Gemeentegrond wordt de toestand in de Witte
Rozenlaan nog slechter.
De heer Hoogenboom acht zijn rechtvaardigheidsgevoel
gekrenkt door de voorwaarde, die de Commissie van Fabricage
heeft gesteld. De heer Hoogeboom zegt: »nu kost Wiggers
die simpele gasleiding f 152.Neen, het gaat hier niet om
die gasleiding maar om eene waardevermeerdering van pan
den en dat krijgen wij vyanneer daar een behoorlijke straat
is aangelegd en niet, wanneer men daar te doen heeft met
een modderige laan.
De heer Pera. M. d. V. Door den heer Hoogenboom wordt
er de nadruk op gelegd, dat hier twee zaken met elkander
in verband worden gebracht die niets met elkander uitstaande
hebben. De heer Hoogenboom wil vooral de belangen van de
Gasfabriek behartigen, wat niet zou geschieden, wanneer het
voorstel van Burgemeester en Wethouders werd aangenomen.
Er is een spreekwoord dat zegt, dat men bij alle zaken verder
moet zien dan zijn neus lang is. Wanneer de heer Hoogenboom
derhalve beweert dat hier twee zaken met elkander worden ver
ward, dan ziet hij voorbij de gevolgen, die het inwilligen van
het verzoek van Wiggers zal hebben. M. i. moet men niet
gaan afwijken van een regel, die hier steeds gevolgd wordt.
Door het verzoek in te willigen zal men een straat gaan
krijgen, waarvan een gedeelte is in handen van particulieren,