DONDERDAG 15
NOVEMBER 1917.
285
hij niet begeert, door hem dat heele stuk grond te ontnemen
Waarom zullen wij hem niet laten in het genot van een
vrij stukje laan, wanneer hij daar nu eenmaal pleizier in
heeft? Het komt mij voor, dat er geen enkele reden is om
ter wille van deze kennelijke nevenbedoeling hier toe te gaan
passen een middel, waarvan de heer Fokker reeds heeft
aangetoond, dat het er maar amper mede door kan.
De heer Pera. M. d. V. Toen ik de discussiën aanhoorde,
meende ik eerst mij te moeten scharen onder hen, die zich
hebben verklaard tegen het voorstel van Burgemeester en
Wethouders. De heer Fokker heeft zich evenwel uitgelaten
op eeue wijze, die mij tot nadenken heeft gebracht. De heer
Fokker, die gaarne pleit voor zuinigheid door het Gemeente
bestuur te betrachten, komt nu met een voorstel, waarvan
de nadeelige gevolgen financiëel niet zijn te overzien. Hij
heeft zich aldus verklaard. De ordelijke toestand in die straat
moet niet komen langs dwang, maar om billijk te zijn zal
het Gemeentebestuur langzamerheid door onteigening desnoods,
in het bezit van die straat moeten komen. Het is tot hiertoe
een vaste gewoonte geweest, dat de ruimten voor de huizen,
die in particulier bezit zijn, bij dergelijke gelegenheden aan
de gemeente gratis worden overgedragen, nadat eerst voor
kosten van den eigenaar de straat in orde is gebracht.
Moeten wij nu aan die gewoonte gaan derogeeren Moeten
wij nu in eens op voorstel van den heer Fokker, die de zaak
heeft geëntameerd, genoodzaakt worden die stukken door
onteigening in Gemeentelijk bezit te verkrijgen? Maar heeft
hij dan wel nagegaan wat de kosten daarvan zullen zijn?
Dat een en ander wel overwogen, meen ik dat het op den
weg van den Raad ligt om mede te gaan met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders, want wanneer wij den
weg opgaan, door den heer Fokker voorgesteld, geloof ik,
dat wij daarmede een gevaarlijk terrein betreden, dat de
gemeente heel wat geld zal kosten.
Naar ik uit de teekening begrijp ik heb de zaak niet
opgenomen moet men voor den aanleg van die buisleiding
hebben eene rechte lijn.
Het is in het belang van de gemeente, dat men daar ter
plaatse de beschikking heeft over gemeenteterrein, zoodat
men bij het leggen van de leidingen voor het verstrekken
van gaslicht, niet genoodzaakt wordt de buizen te leggen om
het terrein, dat aan particulieren toebehoort. Alles te zamen
genomen, geloof ik, dat het goed zal zijn zich te houden aan
de gewoonte tot heden gevolgd en om mede te gaan met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer Zwiers. M. d. V. Ik was niet van plan over deze
quaestie het woord te voeren, maar de heer Fokker is de
aanleidende oorzaak dat ik het woord heb gevraagd. Ik ben
van meening, dat de heer Fokker in zijn ijver om de be
langen van den heer Wiggers te verdedigen zoover is gegaan,
dat hij die belangen meer heeft geschaad dan bevoordeeld.
De houding van Wiggers is van het begin van den aanleg
van de Witte Rozenstraat nooit meegaande en zelfs niet
sympatiek geweest. Van het begin af aan, heeft hij de ge
meente op kosten gejaagd. Ter wille van hem is de gemeente
genoodzaakt geweest eene buisleiding te leggen om dat mooie
plantsoen heen, dat daar midden in de straat figureert. Al de
onkosten en de onaangenaamheden, die hier aan zijn verbon
den geweest, hebben wij te danken gehad aan de meegaand
heid van adressant. Dit is dan ook een van de redenen,
waarom ik niet zeer sympathiek sta tegenover het verzoek
door hem aan den Raad gericht. Hierdoor zullen ook Burge
meester en Wethouders in hun praeadvies wel zijn beïnflu-
enceerd. De reden dat de Commissarissen van de Gasfabriek
gemeend hebben te moeten adviseeren een stuk van 4 M.
breedte over te nemen, is gelegen in het feit, dat zij meenden,
dat men van den toestand van lichtloosheid, waarin adressant
verkeerde, geen misbruik mocht maken, om hem te dwingen
de geheele strook af te staan, terwijl door de directie van de
Lichtfabrieken een stuk ter breedte van 4 Meter volkomen
voldoende werd geacht. Dat de toestand daar ter plaatse
evenwel bespottelijk is, ben ik geheel met Burgemeester en
Wethouders eens. Wanneer men van den Witten Singel de
Witte-Rozenstraat binnen komt, ziet men op de plaats der
vernauwing links een smallere straat, die eigendom der ge
meente is. Daarop volgt rechts het schilderachtige, pittoresque
plantsoen, bestaande in eenige half omgewaaide wilgeboomen,
en omgeven door prikkeldraad. Dwars er door he$n heeft
reeds een der aanwoneriden een toegangspaadje gemaakt, maar
ook weer zorgvuldig gebarricadeerd. Verder rechts volgt dan
in de derde plaats het restant van de oude Witte-Rozenlaan
in den vorm van een stukje openbaren weg, die eigendom is
van particulieren, en zich als van ouds in een alles behalve
schitterenden toestand bevindt.
De heer Fokker. Kan "Wiggers dat dan helpen?
De heer Zwiers. Ik kan mij dan ook best begrijpen, dat
Burgemeester en Wethouders er huiverig voor zijn om den
toestand nog gecompliceerder te maken dan hij al is, door
dit verzoek van Wiggers in te willigen. Jk vind zelf ook de
houding van adressant niet zeer sympathiek, maar ik zal voor
zijn verzoek stemmen, omdat ik mij niet verantwoord acht
hem verstoken te doen blijven Van licht terwille van de ver
dere eischen, die Burgemeester en Wethouders aan de inwil
liging van zijn verzoek willen verbinden.
De heer Aalberse. M. d. V. Slechts eene enkele opmerking.
Er is reeds zooveel over deze zaak gezegd, dat ik niet geloof,
dat het noodig zal zijn, nog veel hierover te spreken. Laten
wij evenwel er voor oppassen, niet een besluit te nemen,
dat principieel van zeer verre strekking is. Wat wij zullen
gaan doen voor dezen man, zullen wij naderhand aan anderen
niet meer kunnen weigeren. Ik zou willen vragen: verwart
men niet 2 zaken, die niets met elkander te maken hebben?
Alleen in dit speciale geval komen zij bij elkaar, maar het
zijn twee dingen, die niets met elkaar te maken hebben. Nu
gaan wij daarvan één hutspot maken, zoodat men gevaar
loopt te vergeten, wat de aardappelen en wat de wortelen zijn.
De eerste vraag, die Burgemeester en Wethouders aan de
orde stellen is, of het wenschelijk is, dat het Gemeentebestuur
afwijkt Van de lijn, die het altijd heeft gevolgd en die ieder
Gemeentebestuur in deze volgt, dat alleen een straat als ge
heel door de Gemeente wordt overgenomen en niet een klein
stukje te midden van particulier eigendom.
De tweede, geheel andere, vraag is, of het gewenscht is,
dat men dezen man iri dezen tijd aan gas helpt. Dat zijn dus
twee verschillende vragen, die niets met elkaar gemeen heb
ben en toevallig in verband met elkaar worden ter sprake
gebracht. Dan zou ik echter den Raad willen waarschuwen,
om niet, terwille van dien eenen persoon, die misschien op
eene andere wijze kan worden geholpen, voor dit speciale
geval af te wijken van het stelsel, dat tot nog toe altijd is
gevolgd en waaraan wij in de toekomst ook moeten blijven
vasthouden. Als waarschuwing daarvoor zou ik een geval
willen aanhalen, dat zich ongeveer een jaar of tien geleden
in Den Haag heeft afgespeeld. Daar heeft een persoon de af
making van een straat een tijdlang tegengehouden. Deze man
was zoo slim geweest, bij den verkoop van de straat, voor
zich een halven meter grond te reserveeren. Daar heeft hij
een schutting op gezet met het gevolg dat niemand er voorbij
kon en die straat totaal geschonden was. De eigenaars van
de panden in die straat hebben hem dat stukje voor een
grooten prijs af moeten koopen, omdat zij de straat gaarne
in een behoorlijken staat zagen. Men ziet dus nu het gevaar,
dat er in schuilt, wanneer midden in een straat van de
gemeente een particulier een klein stukje grond bezit. Wan
neer wij dus op het oogenblik zulk een toestand in deze
straat doen ontstaan, dan krijgen de eigenaren van de om
ringende perceelen op den duur zooveel belang om die straat
behoorlijk in orde te hebben, dat zij den bedoelden eigenaar
het stukje grond voor een groot bedrag zullen moeten afkoopen.
Maar is dat billijk? Dat is dan ook de reden, dat iedere
niet alleen onze gemeents vasthoudt aan het stelsel, dat
niet midden in een gemeentelijke straat een particulier grond
kan bezitten. Want dat is buitengewoon gevaarlijk. Daarom
vraag ik mij af, om welken reden wil men van dien regel
afwijken? Waar die reden nu gelegen is in het feit, dat men
dien man aan gas wil helpen, zou ik zeggen, kan men daarop
niet iets anders vinden? Want al waren er nog zulke dringende
belangen, om dien man te helpen, dan nog zou ik niet mede
willen werken om dat te doen op de wijze zooals de Com
missie van de Lichtfabriek zich dat voorstelt. Naar mijne
meening is die Commissie met haar voorstel aan Wiggers
feitelijk buiten haar boekje gegaan. Zij heeft te handhaven en
te werken op de wijze zooals dat tot op heden altijd is ge
schied Wil zij daarvan afwijken, dan had zij eerst van Bur
gemeester en Wethouders moeten vragen, of zij goedkeuren,
dat op die wijze gehandeld werd, maar zij had niet eerst met
Wiggers moeten spreken, en nog minder, hem dezen raad
moeten geven. Dat moet toch wel indruk maken op zoo'n
eenvoudigen man. De Gasfabriek is voor hem de gemeente.
Indien nu Burgemeester en Wethouders als het ééne deel van
de gemeente tegen hem zeggenwanneer je zoo en zoo han
delt is het goed, en de Gasfabriek als ander stuk van de
gemeente zegt: wanneer je precies andersom doet, handel je
goed, maakt dat een vreemden indruk op zoo'n man. En
terecht
Mijnheer de Voorzitter. Ik heb al lang gepraat en ik zou
daarom mijn woorden willen resumeeren door te zeggen:
laten wij nu niet terwille van dezen eenen persoon gaan af
wijken van een gezond systeem, dat tot dusverre altijd is
gevolgd. Misschien kan men er wel iets op vinden, om den
man te helpen. Zoo zou ik een afwijking van den regel, dat
de gemeente geen gasbuis wil hebben in particulieren grond,
lang niet zoo erg vinden, dan dat de gemeente afwijkt van