179
gekeerd, aangezien over dat jaar nog geen Rijkssubsidie dooi
de vereeriiging werd ontvangen.
Het bestuur deelt ons thans mede, dat op de concept-be
grooting van Binnenlandsche Zaken voor 1918 de reeds eerder
gevraagde subsidie ad ƒ800 is uitgetrokken.
Intusschen was tengevolge van het toenemend aantal leer
lingen eene aanmerkelijke uitbreiding der school noodzakelijk,
zoodat de vereeriiging in nevensgaand adres voor 1918 en
volgende jaren eene jaarlijksche subsidie van ƒ1050 van de
gemeente vraagt, terwijl het blijkens de overgelegde begrooting
hare bedoeling is aan het Rijk en de Provincie subsidie ver
hoogingen resp. tot f2800 en ƒ700 te vragen.
Ook omtrent dit subsidieverzoek is ons College verdeeld.
De meerderheid meent, dat indien Rijk en Provincie de ver
hooging in verband met de plaats gehad hebbende uitbreiding
toestaan, de gemeente van haar kant evenmin bezwaar moet
maken tegen het toekennen van eene hoogere subsidie. De
minderheid daarentegen neemt bij de onderhavige aanvrage
eenzelfde standpunt in als bij het verzoek om subsidie van
de vereeniging «Vakschool voor Meisjes" en kan derhalve met
het oog op de tegenwoordige tijdsomstandigheden geen vrijheid
vinden mede te gaan met het advies der meerderheid, om, zij
het ook voorwaardelijk, eene hoogere subsidie toe te staan.
Tegen de berekening van de subsidie bestaat geen bezwaar,
aangezien van Rijk en Provincie thans tezamen ƒ3500 wordt
gevraagd en de verhouding tusschen de subsidiebedragen, die
eenerzijds aan de gemeente en anderzijds aan Rijk en Provincie
tezamen, worden verzocht, derhalve dezelfde is gebleven.
Wij geven U mitsdien als College in overweging de subsidie
van gemeentewege aan de Zita-vereeniging, afdeeling Leiden
van de Roomsch-Katholieke Internationale Vereeniging tot
Bescherming van Meisjes ten behoeve van hare vakschool voor
meisjes uit den werkmansstand toe te kennen, te beginnen
met het jaar 1918 tot wederopzeggens te verhoogen tot ƒ1050
'sjaars, onder voorwaarde, dat de subsidies van Rijk en'Pro
vincie tezamen eveneens met ingang van 1 Januari 1918 worden
verhoogd tot tenminste ƒ3500 'sjaars en verder onder.de thans
geldende voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan de Edelachtbare Heeren Burgemeester en
Wethouders der gemeente Leiden.
Geeft eerbiedig te kennen het Bestuur der Zita-Vereeniging
ter bescherming van meisjes te Leiden,
dat ten behoeve der vakschool voor meisjes, Noordeinde 50,
voor 1917 en volgende jaren een subsidie uit de Gemeentekas
werd aangevraagd van 300.
dat door den Edelachtbaren Raad der Gemeente welwillend
over dat verzoek werd beschikt mits ook het Rijk en de Pro
vincie een subsidie zouden verleenen van resp. 800.en
200.—
dat ook de Provinciale Staten tot het gevraagde waren
bereid
dat het Rijk wegens bijzondere tijdsomstandigheden het
subsidie niet verleende;
dat thans het gevraagde op de begrooting van Binnenl.
Zaken staat aangegeven en alzoo voor 1918 het gevraagde
zal worden verleend;
dat door het toenemend aantal leerlingen eene aanmerkelijke
uitbreiding noodzakelijk werd en tot stand kwam;
dat reeds verschillende jaren geheel uit eigen middelen de
vakschool werd bestreden
dat, vooral in deze moeilijke tijden, slechts uit dringende
noodzakelijkheid het subsidie werd aangevraagd
dat voor 1918 de hierbij gevoegde begrooting werd opge
maakt;
dat hierover met de regeering in onderhandeling is ge
treden;
dat dezer dagen eene tweede vakschool voor meisjes is
geopend aan de Heerengracht en dat voor die nieuwe vak
school aanstonds op 's Rijks begrooting een post staat aan
gegeven van 3800.
dat wellicht de gemeente die nieuwe vakschool op bijzondere
wijze zal subsidieeren;
dat de reeds jaren bestaande vakschool aan de gestelde
eischen voldoet;
dat de bestaande vakschool een grooter aantal leerlingen
heeft n. 1. ruim 100;
dat de bestaande vakschool tot nu toe uitsluitend leerlingen
telde uit de volksklasse;
dat de bestaande vakschool meerdere gesalarieerde krachten
zal moeten aanstellen;
dat tot' nu toe het onderwijs grootendeels gratis werd
verstrekt (d. w. z. zonder salarieering)
Redenen, waarom bovengenoemd Bestuur met bescheiden
heid verzoekt dat aan den Edelachtbaren Raad zal worden
voorgesteld voor 1918 en volgende jaren eene subsidie uit de
gemeentekas van één duizend en vijftig gulden (zegge 1050.—
te willen verleenen.
Hetwelk doende enz.
Het Bestuur der Zita-Vereeniging ter
Bescherming van Meisjes
Th. L. Elshof, Presidente.
A. Filbry, Secretaresse.
Leiden, 10 Oct. 1917.
N°. 279. Leiden, 21 November 1917.
In verband met het aan den heer H. C. van der Heijde
verleende eervol ontslag als lid, tevens secretaris der Plaat
selijke Schoolcommissie, is bij die commissie de vraag gerezen,
of zij één van hare leden belasten mag rnet die veelomvat
tende taak. Het secretariaat der commissie heeft toch, zoo
schrijft zij, in den loop der jaren een zoo grooten omvang
verkregen, dat de richtige waarneming der betrekking van
den functionaris een offer vergt van veel moeite en tijd.
Uit overweging van een en ander heeft de commissie tot
ons het verzoek gericht die maatregelen te willen nemen,
waardoor de te haren behoeve op de gemeentebegrooting
uitgetrokken som van 200 worde verhoogd tot ƒ500, opdat
den te benoemen secretaris een gedeelte daarvan gebruiken
kan als belooning van een schrijver-bediende en in het overige
deel een behoorlijke schadeloosstelling kan vinden voor den
tijd en de moeite, die hij aan de goede vervulling der be
trekking zal moeten wijden,
Aangezien ons eene vaste schadeloosstelling voor den secre
taris ten bedrage van 300 'sjaars voor dit nieuwe instituut
wel wat hoog voorkwam en wij ook met het oog op de
tegenwoordige tijdsomstandigheden en de vele eischen, die
dientengevolge aan de gemeentelijke schatkist gesteld worden,
niet gaarne aan U wilden voorstellen, de belooning op een
hooger bedrag dan f 200 vast te stellen, deelden wij de
Plaatselijke Schoolcommissie mede, dat wij ons wel met haar
denkbeeld konden vereenigen, doch dat het ons tevens hoogst
aangenaam zou zijn, indien althans voorloopig beproefd werd,
om het secretariaat te doen waarnemen tegen eene vaste
vergoeding van 200 'sjaars.
Blijkens haar ter visie liggend schrijven heeft de commissie
zich met het oog op de door de tijdsomstandigheden geboden
zuinigheid met onze zienswijze vereenigd, hoewel een bedrag
van 250 als schadeloosstelling, door haar in tweede instantie
gevraagd, h. i. niet te hoog kan worden genoemd.
Wij stellen U mitsdien voor door vaststelling van nevens-
gaanden staat van af- en overschrijving, dienst 1918, de onder
volgn. 156 uitgetrokken kosten van het plaatselijk school
toezicht met 200 te verhoogen, teneinde de Plaatselijke
Schoolcommissie in staat te stellen haren secretaris met
ingang van 1 Januari 1918 een vaste vergoeding van ƒ200
'sjaars toe te kennen. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven
is 200.000 beschikbaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
No. 280. Leiden, 21 November 1917.
Tot dekking van het nadeelig saldo van het tijdelijk Levens-
middelenbedrijf, is op de begrooting voor 1917, na de ver
hooging bij raadsbesluit van 12 Juli 1917, een bedrag van
100.000.^- uitgetrokken.
Blijkens de geverifieerde balans over het le halfjaar 1917
bedroeg het nadeelig saldo over dat tijdvak 88054.786; de
thans opgemaakte balans over het 3e kwartaal wijst een
exploitatie-tekort aan van 27776.47, terwijl het tekort over
het 4e kwartaal door den Directeur van het Levensmiddelen-
bedrijf wordt geschat op 40000.Het geheele tekort
over 1917 zou daardoor stijgen tot in ronde som ƒ160000.
Ten einde de benoodigde gelden voor de uitkeering van
dit tekort beschikbaar te hebben, geven wij U in overweging,
door vaststelling van den hierbij overgelegden begrootings-
staat Model C, dienst 1917, te besluiten tot verhooging van
Volgn. 233a, »Nadeelig saldo van het tijdelijk Levensmiddelen-
bedrijf", met 60000.w-elk bedrag kan worden gevonden
door verhooging van den post «Hóofdelijke Omslag" met
gelijk bedrag, aangezien de opbrengst der Plaatselijke Directe
Belasting, zonder nog rekening te houden met de navor
deringsaanslagen, de raming reeds met ƒ50000.zal over
schrijden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.