DONDERDAG 25 OCTOBER 1917.
223
Zitting van Donderdag 25 October 1917.
Geopend des namiddags te één uur.
Voorzitterde Heer Burgemeester Jhr. Mr. N. C. DE GIJSELA AR.
Te behandelen onderwerpen:
1° Benoeming van een Secretaris van het college van Cura
toren van het Gymnasium. (241)
2° Benoeming van eene tijdelijke leerares in de aardrijks
kunde en geschiedenis aan de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes en vaststelling van hare jaarwedde. (242)
3° Benoeming van een Hoofd der school 3e klasse No. 1 (243)
4° Benoeming van een Hoofd der school 3e klasse No. 2. (243)
5° Benoeming van een onderwijzer aan de Jongensschool
2e klasse. (246)
6° Benoeming van eene onderwijzeres in de Fransche taal
aan de Jongensschool 2e klasse en aan de Meisjesschool
2è klasse. (247)
7° Praeadvies op het verzoek der vereeniging «Zuigeüngen-
zorg" om toekenning van een subsidie ad f 600.— voor
het jaar 1918. (245)
8° Praeadvies op h'et verzoek van den Chr. Besturenbond
en van de afd. Leiden ei\ omstr. van den Ned. R. Kath.
Volksbond om verhooging van den aftrek wegens nood
zakelijk levensonderhoud en van den kinderaftrek bij de
berekening van de aanslagen in de plaatselijke directe
belasting. (244)
9° Verordening op de heffing eener plaatselijke directe be
lasting naar het inkomen. (238 248, 249)
10° Verordening op de invordering der plaatselijke directe
belasting naar het inkomen. (238, 248, 249)
11° Verordening, houdende wijziging van de verordening van
6 October 1911 (Gemeenteblad No. 29), regelende de
heffing van eene plaatselijke directe belasting te Leiden.
(239)
12° Begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente
voor den dienst 1918. (150, 157, 181 en 194)
Tegenwoordig zijn 29 leden, n.l. de heerenZwiers, Sijtsma,
A. Mulder, Fokker, de Boer, Boot, Jaeger, Brief, van der Eist,
Hartevelt, Reimeringer, Eerdmans, van Hamel, Bots, Fischer,
van der Lip, van Romburgb, Wilmer, Hoogenboom, Pera,
Botermans, J. P. Mulder, van Tol, van der Pot, van Gruting,
Aalberse, Sasse, Huurman en Fabius.
Afwezig zijn de heeren Timp en Roem, wegens verhindering.
De notulen van bet verhandelde in de vorige vergadering
van 11 October 1917 worden goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen:
1°. Mededeeling van Mej. M. van Heuven dat zij hare be
noeming tot onderwijzeres aan de school der 2e klasse voor
jongens en meisjes No. 1 aanneemt.
2°. Mededeeling van H. J. Hartwijk, dat hij de benoeming
tot leeraar in de Meetkunde aan de afd. A der Kweekschool
voor Onderwijzers en Onderwijzeressen aanneemt.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
'1°. Verzoek van W. Jongste om de Paul Krugerstraat en
de Joubertstraat aan het electrisch kabelnet aan te sluiten.
Wordt gesteld in handen van Commissarissen der Licht
fabrieken ter afdoening.
2°. Verzoek van de vereeniging «Schoolkindervoeding" om
toekenning van een subsidie ad 1500.
Zal worden behandeld bij de Gemeentebegrooting.
3E Verzoek van den Nederl. Bond van Werklieden in open
bare Diensten en Bedrijven om toekenning van eene tijdelijke
loonsverhooging aan alle werklieden der gemeente, in af
wachting van de voorstellen der Commissie ad hoe.
De Voorzitter. Dit adres heeft in de courant gestaan, zoodat
de heeren zeker daarvan wel reeds hebben kennis genomen.
Eenigen tijd geleden werden wij in kennis gesteld met het
verzoek van verschillende beambten en ambtenaren in dienst
der gemeente, die gaarne, voornamelijk met het oog op het
inslaan van brandstoffen, al vast een voorschot op de loons
verhooging zouden ontvangen. Wij hebben toen ampel en
breed in ons College besproken het toekennen van een voor
schot op de verhooging van de loonen, zooals die waarschijnlijk
na ontvangst van het rapport van de Commissie ad hoe en
ons praeadvies daarop, door den Raad zal worden vastgesteld.
Wij komen dan ook hier met voorstellen bij den Raad. Wij
kunnen natuurlijk niet ingaan op den wensch van adressanten
om een tijdelijke loonsverhooging toe te staan, want dat heeft
op het oogenblik geen zin, nu wij weldra staan voor de
definitieve loonsverhooging. Het zal niet aan ons liggen, als
die quaestie niet zoo spoedig mogelijk wordt afgedaan. Het
toekennen van een tijdelijke loonsverhooging zou dus zijn de
paarden achter den wagen spannen. Daarom stellen Burge
meester en Wethouders dan ook voor om dit request voor
kennisgeving aan te nemen. Aangezien het rapport van de
Commissie ad hoe langer is uitgebleven, dan Burgemeester
en Wethouders hadden verwacht, stellen wij den Raad voor
om Burgemeester en Wethouders te machtigen om aan de
werklieden, beambten en ambtenaren in dienst der gemeente,
die daarvoor in aanmerking komen, een door Burgemeester en
Wethouders vast te stellen voorschot te verleenen op de aan
staande loonsverhooging, die, wat betreft de kosten, geacht
zal worden te zijn ingegaan op 1 October 1917. Den toeslag
zouden Burgemeester en Wethouders tot 1 Januari willen
handhaven. Voor dien datum zouden Burgemeester en ^et-
houders een beslissing bij den Raad uit willen lokken omtrent
de bestendiging van dien toeslag, ja of neen, en zoo ja, op
welke wijze de Raad dien dan zou willen zien toegekend. De
bedoeling van het voorstel van Burgemeester en Wethouders
is dus thans alleen om een voorschot te geven op de loonen,
zooals zij waarschijnlijk door den Raad zullen worden Vast
gesteld. Dit voorschot zal zijn een percentage van het verschil
tusschen het tegenwoordige salaris en de te verwachten nieuwe
wedde. Mocht in enkele gevallen de Raad bij de vaststelling
van de loonen een minder hooge wedde vaststellen, zoodat
de betrokkene minder' vooruitgaat als het hem verleende
voorschot bedraagt, dan moet dit langzamerhand worden
ingehaald. Ik acht dat echter niet waarschijnlijk, omdat wij
toch maar een percentage van de vermoedelijke verhooging
zullen geven.
Kan de Raad goedvinden dit voorstel spoedeischend te
behandelen
Zoo ja, dan is aldus besloten.
Verlangt iemand het woord over het voorstel van Burge
meester en Wethouders? Dan geef ik het woord aan den
heer Sijtsma.
De heer Sijtsma. M. d. V. Over hetgeen U nu voorstelt
naar aanleiding van het request wil ik niet spreken, maar
over het request zelf en hetgeen aanleiding heeft gegeven
tot het indienen van dat verzoekschrift, wil ik wel iets op
merken. Wat is het geval? Het is nu al langer dan een
jaar geleden n.l. 6 April 1916 dat een Commissie in
het leven geroepen werd om de salarissen te onderzoeken.
De Commissie heeft ampel en breed deze zaak overwogen
en toen zij zoover gekomen was, dat zij eene voorloopige
regeling aan de hooiden van dienst heeft kunnen voorleggen,
heeft zij dat gedaan en het advies dier heeren ingewonnen.
En nu hooren wij opeens, dat aan de Lichtfabrieken aan de
arbeiders reeds eene loonsverhooging is toegekend ongeveer
overeenkomende met deze voorloopige regeling. Dit getuigt
m. i. van weinig eerbied tegenover den Raad. De Commissie
is op het punt om met een voorstel bij den Raad te komen,
waarvan het kelfs nog. in het geheel niet zeker is, dat het
door den Raad zal worden aangenomen en nu gaat men aan
de Lichtfabrieken geheel onafhankelijk van de Commissie eene
verhooging toekennen. Door wie die verhooging gegeven is,
weet ik niet, of het is geschied door den Directeur of door
Burgemeester en Wethouders of wel door de Commissarissen
voor de Lichtfabrieken is mij niet bekend. Toen eenigen
tijd geleden het noodzakelijk werd geacht om het salaris van
eenige politiebeambten te verhoogen, hebben Burgemeester
en Wethouders, voor zij een voorstel daartoe bij den Raad
ingediend hebben, de Commissie gehoord en deze heeft toen
aan dat voorstel hare goedkeuring gehecht, omdat zij het in
overeenstemming achtte met dat, wat zij van plan was in te
dienen. Zoo was de zaak volkomen in orde. M. i. heeft men
zich thans aan de Lichtfabrieken op een gevaarlijk pad be
geven. Men heeft de voorloopige gegevens van de Commissie
genomen tot basis'voor deze verhooging. Door nadere over
weging is hierin evenwel nogal verandering gekomen, en de
Raad kan er nog meerdere verandering in aanbrengen, ja
het geheele voorstel afwijzen. Ik heb er dan ook vreemd van
opgezien en de andere Raadsleden zullen dit ook wel hebben
gedaan, toen ik vernam, dat aan de fabrieken de loonen ver
hoogd waren buiten medeweten van en zonder overleg met
de Commissie van wie men toch wist, dat zij met een voor-