DONDERDAG 11 OCTOBER 1917.
221
duurt, daar zou ik aan Burgemeester en Wethouders willen
vragen of hieraan geen einde kan komen. Uit een der plaat
selijke onderwijsorganen blijkt, dat ook door de afdeeling
van den Bond van Nederlandsche onderwijzers de aandacht
van Burgemeester en Wethouders is gevestigd op de schade,
welke het onderwijs van de kinderen dezer beide scholen
lijdt, doordat zij reeds jaren maar een halven dag school
hebben. Ik meen te weten, dat Burgemeester en Wethou
ders naar aanleiding van dat adres een onderzoek hebben
ingesteld naar de mogelijkheid om aan dien minder gewensch-
ten toestand een einde te maken, bijv. door de kinderen
van de van der Werfstraat elders onder te brengen. Nu acht
ik het wel van algemeen belang eens te weten in hoeverre
dat onderzoek resultaat heeft gehad of misschien nog zal
opleveren. Daarom doe ik de vraag of nu reeds iets daar
omtrent aan den Raad kan worden medegedeeld.
De heer van Hamel. M. d. V. Naar aanleiding van de
vraag van den heer van der Pot kan ik mededeelen, dat de
toestand van de school aan de van der Werfstraat nog geheel
dezelfde is. Deze school wordt nog door de militairen in
gebruik genomen. Niettegenstaande verschillende ernstige
pogingen zijn aangewend geworden om in dien toestand ver
andering te brengen, is men daarin niet mogen slagen.
Voordat de brief van de afdeeling van den Bond van onder
wijzers aan Burgemeester en Wethouders, waarop de heer
van der Pot zinspeelt, ontvangen was, waren er al herhaal
delijk stappen gedaan om verandering te brengen in den
toestand zooals die op het oogenblik bestaat, dat n.l. de
schoolbevolking van de school aan de van der Werfstraat
en den Zuidsingel in één lokaal zijn gehuisvest, waardoor
beide scholen eigenlijk half onderwijs krijgen. Herhaaldelijk
zijn er pogingen aangewend om daarin verandering te brengen,
maar steeds hebben zij alle schipbreuk geleden. Eindelijk is
men er in geslaagd een middel te vinden om aan dit euvel
een beetje tegemoet te komen. Het plan, dat op het oogen
blik aan den Districtsschoolopziener ter goedkeuring is voor
gelegd en naar alle waarschijnlijkheid zal de Schoolop
ziener zich met dat plan vereenigen is om de schoolbe
volking van de van der Werfstraat over drie scholen te
verdeelen, n.l. de school aan den Maresingel, aan den Medusa
straat en aan den Zuidsingel. Door dit plan zal er aan beide
scholen weder gedurende den vollen schooltijd les kunnen
worden gegeven, zoodat de toestand in aanmerking geno
men de abnormale omstandigheden zeer bevredigend zal
zijn. Van den winter zullen wij weder komen te staan voor
het gemis aan brandstoffen en dan zullen er dus andere
maatregelen noodig zijn. Maar daarmede zullen wij vermoe
delijk op alle scholen hebben te kampen. Daaromtrent is op
het oogenblik nog niets te zeggen. Er zullen besprekingen
plaats hebben, die dan waarschijnlijk wel tot een goede oplos
sing zullen leiden.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik dank den heer van
Hamel zeer voor zijne inlichtingen, die inderdaad verheugend
zijn. Er is echter nog iets anders waarop ik even de aan
dacht van Burgemeester en Wethouders zou willen vestigen.
Het rantsoen voor brandstoffen en gas is, naar het schijnt.,
in het bijzonder exceptioneel nadeelig voor een bepaalde
categorie van ingezetenen, n. I. de studenten. De studenten
zijn n. 1, vrijwel allen in dezen aangewezen op de welwil
lendheid van hun hospita's. Zij verkeeren daardoor in een
tamelijk lastiger) toestand. Nu weet ik wel, dat het moeielijk
zal zijn om hieraan tegemoet te komen, maar toch zou ik
willen, dat eens overwogen werd of er niets kan worden
gedaan om de studenten in dit opzicht te helpen. Wij zijn
hier in Leiden blij met onze Universiteit, in de eerste plaats
natuurlijk vanwege den roem die daarvan op de stad afstraalt,
maar in de tweede plaats toch ook vanwege de materiëele
voordeelen, die een groote studentenmaatschappij met zich
brengt. En waar dat het, geval is, komt het mij voor dat wij
middelen moeten trachten te vinden om, nu die studenten
in verlegenheid zitten, aan die bezwaren tegemoet te komen.
Ik voel de bezwaren, die er zijn om hier een speciale rant
soeneering voor de studenten in te voeren. Wat de brand
stoffen betreft, heeft de gemeente dit ook trouwens niet in
handen. Zouden wij de quaestie echter niet op een andere
manier op kunnen lossen Zou de gemeente den studenten
niet verlichte en verwarmde lokalen kunnen verschaffen,
waar althans zij, die dat wenschen, 's avonds rustig kunnen
werken? De bibliotheek, die daarvoor zoo geschikt zou zijn,
is nu juist niet beschikbaar, maar in de academie zelf zou
waarschijnlijk wel ruimte voor dat doel te vinden zijn. Ik
zou daarom aan Burgemeester en Wethouders in overweging
willen geven om over deze zaak eens in overleg te treden
met den president van het College van Curatoren, ten einde
te trachten hierop iets te vinden. In dat geval zullen Bur
gemeester en Wethouders den dank oogsten van een groot
aantal mede-ingezetenen, die op het oogenblik leelijk in den
knel zitten. Ik vraag op het oogenblik van Burgemeester
en Wethouders omtrent dit punt geen bepaald antwoord,
maar ik veroorloof mij deze zaak in de belangstelling van
Burgemeester en Wethouders aan te bevelen.
De Voorzitter. Het komt mij voor, dat net onderwerp, dat
de heer van der Pot aanroert, alle belangstelling verdient.
Het lijkt mij ook moeielijk deze zaak te regelen zonder on
billijk te zijn tegenover andere categorieën van ingezetenen,
maar omgekeerd is het toch ook het belang van de gemeente,
dat zij den studenten aan de Hoogeschool bij hunne moei
lijkheden zooveel mogelijk tegemoet komt.
Waar wij gesteld zijn op den bloei der Universiteit, moeten
wij er ook zooveel mogelijk zorg voor dragen, dat het stu-
deeren dezen winter niet al te bezwaarlijk wordt. Ik ben er
van overtuigd, dat Burgemeester en Wethouders zeer ter
harte zullen nemen, wat door U is gezegd. Zij zullen in
overleg met de Curatoren in deze doen wat zij kunnen.
Verlangt nog iemand het woord?
De heer Sijtsma. M. d. V. Het heeft in verband met het
geen gezegd is geworden omtrent, de petroleumdistributie
herhaaldelijk mijn aandacht getrokken, dat de bewoners van
den Hoogen Rijndijk in zoo'n ellendigen toestand verkeeren.
Zij zitten daar zonder licht. Petroleum kan men niet krijgen
en gas heeft men daar niet. Van de zijde der bewoners is mij
gevraagd, of in dien toestand geene verandering zou kunnen
worden gebracht. Men heeft mij medegedeeld, dat Burge
meester en Wethouders de eigenaren van de huizen zeer ter
wille willen zijn met den aanleg van gas, maar dat enkele
eigenaren nog bezwaren hebben tegen het voorstel van Burge
meester en Wethouders. Ter wille nu van een paar eigenaren
moet de geheele straat in dezen ellendigen toestand blijven.
Nu is mijne vraag: is het niet mogelijk met die eigenaren
tot eene schikking te komen. Ik weet niet van welken aard
de bezwaren van die eigenaren zijn, of zij zijn van financieelen,
of van anderen aard.
Ik breng deze zaak-ter sprake om precies te weten te komen,
hoe het met deze aangelegenheid op het oogenblik staat.
Iedereen is het er over eens, dat de toestand in die straat
niet houdbaar is. Petroleum kan men niet krijgen en brand
stof is er ook al niet. En wanneer er petroleum te krijgen
zal zijn, dan is de prijs zoo hoog, dat men toch genoodzaakt
is in de duisternis te blijven zitten.
De Voorzitter. U zegt: brandstoffen heeft men niet, maar
dat is met die menschen niet alleen het geval. Van de week
zullen de kaarten worden rondgezonden daarbij komen de
hoogere brandstolfenklassen het laatst aan de beurt, terwijl de
catagorieën met een of twee haardsteden de kaarten vandaag
nog wel zullen ontvangendit is dus ook het geval met de Hooge
Rijndijkstraat. Wat de verlichting betreft merk ik op, dat na 15
October petroleum gedistribueerd zal worden. Nu geloof ik
wel, dat het in het algemeen genomen wenschelijk is, dat in
die straat gas wordt aangelegd, maar m. i. maakt men in
de steden wat al te spoedig moeilijkheden. Men moet niet
vergeten, dat de bewoners van de Hooge Rijndijkstraat gelijk
staan met misschien de helft van de Nederlanders, die op
het platte land wonen. Daar heeft men ook geen gas of
electriciteit, maar daar wordt er zooveel drukte niet over
gemaakt. In Leiden evenwel wordt er een heele boom over
opgezet; men zendt een adres in bij den Raad, verschillende
dames worden naar den Burgemeester toegezonden; ik heb
dat alles al mede gemaakt.
Men moet de zaak zoo beschouwen, dat de bewoners van
bv. Barwoutswaarder in het zelfde geval verkeeren. üp het
oogenblik kan de gemeente in die straat geen gas aanleggen,
maar wij zullen toch trachten tot eene schikking te komen.
Nu zijn er op het oogenblik eigenaren, die den aanleg te
duur vinden. Men moet evenwel niet vergeten, dat de prijs
der huizen ook is gestegen; wanneer men thans gas aanlegt
en de huisjes verkocht, zou men er zeker geen minderen
prijs voor krijgen dan vóór de crisis.
De heer Botermans. Dat is niet waar. In de Hooge Rijn-
dij kstraat zijn voor kort een 5 tal huisjes verkocht voor
ƒ1500.terwijl zij aan bouwen ƒ1900.hebben gekost.
De Voorzitter. In elk geval kan men iets meer huur
vragen. Ik heb de bewoners bij mij gehad, die zich bereid
verklaarden meer huur te betalen na den aanleg van de
gasleiding. Zoodra al de eigenaars met de Commissarissen dei-
Lichtfabrieken tot overeenstemming zijn geraakt, zijn deze
bereid om daar de gasleiding aan te leggen. Beter kan het
niet! Ook de huurcommissie heeft mij medegedeeld, dat zij
een billijken grond voor verhooging aanwezig acht, wanneer
er in die 'huizen gas komt, daar de woningen dan in huur
waarde stijgen. Wanneer de eigenaren dus de kosten van de
gasleiding willen deponeeren is de zaak in orde.