DONDERDAG 11 OCTOBER 1917. 217 Leiden, 9 October 1917. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Ondergeteekenden, resp. Voorzitter en Secretaris der Duurte- commissie uit de Leidsche Arbeidersbeweging, en domicilie kiezende ten kantore van den Leidschen Bestuurdersbond, Pieterskerkgracht 20, geven hiermede te kennen; dat zij hebben kennis genomen van de publicatie, waarbij is aangekondigd, dat tegen half October een aanvang zal worden gemaakt met de verstrekking van petroleum aan gezinnen welke gas nog electriciteit tot verlichting en verwarming kunnen aanwenden; dat zij meenen, dat dezen op zichzelf goeden maatregel haar waarde voor een groot deel zal verliezen door de om standigheid, dat door den hoogen prijs van 44 cent per Liter, dit artikel buiten het bereik zal vallen van het overgroote deel van hen, die voor deze verstrekking in aanmerking komen dat zij tevens meenen, dat het een groot gemeentebelang moet worden geacht, dat gezorgd worde, dat de betrekkelijk groote groep van ingezetenen, welke bij deze voorziening be trokken is, in den komenden winter zich voldoende van petroleum voor verlichting en kookdoeleinden kunnen voorzien redenen, waarom zij Uwen Raad met den meesten aan drang verzoeken wel te willen besluiten, dat voor hen, die naar de beoordeeling van Uwen Raad daarvoor in aanmerking komen, van Gemeentewege een zoo danige reductie op den prijs der petroleum worde gegeven, dat daardoor de aanschaffing van dit voor hen onmisbare artikel mogelijk wordt. 't welk doende, J. Baart, Voorzitter. J. J. v. Stralen, Secretaris. De Voorzitter. De heeren zullen mij wel vergunnen, voor dat ik het voorstel' van Burgemeester en Wethouders omtrent dit adres kenbaar maak, eenige beschouwingen over dit punt te houden. De prijs van 44 cent, die vastgesteld is door de Toe wijzingscommissie voor Petroleum, is ongetwijfeld zeer hoog. Ik geloof dat die prijs voor sommige ingezetenen ook zeer bezwaarlijk is. Hoe de verhouding is tusschen den prijs van de petroleum van 44 cent tot den gasprijs, wanneer men een vergelijking maakt rnet wat men noodig heeft voor de verwarming van 1 L. water door gas of petroleum, is mij niet bekend. Er komt echter iets anders bijhet geldt hier eenprincipiëele quaestie. De petroleum valt namelijk niet onder de artikelen 1 en 2 van de Distributiewet. De gemeente is hierbij alleen maar een tusschenpersoon voor het Rijk voor de opgave van het aantal personen, waarover de petroleum zal worden verdeeld. Zooals de heeren weten, is petroleum alleen maar te verkrij gen voor verlichting. Is men verstoken van gas en electrici teit voor verlichting, dan kan men petroleum krijgen. De Regeering heeft nu alleen maar aan de gemeentebesturen verzocht om een lijst op te maken van die ingezetenen, die geen gas of electrisch licht hebben en aan wie daarom petro leum zal worden verschaft. Die personen krijgen dan bons, via de gemeente maar feitelijk van het Rijk, van de Toewijzings commissie voor Petroleum. Up die bons kunnen zij petroleum verkrijgen bij de handelaren, die zelf ook hun petroleum weer van het Rijk krijgen. De petroleum is dus een artikel dat geheel buiten de Distributiewet, voorzoover de gemeente daarbij betrokken is, omgaat; de petroleumvoorziening is dus anders geregeld dan de verstrekking van boonen, erwten, varkensvleesch enz., die de gemeente distribueert. Het Rijk geeft op den prijs van de petro leum absoluut geen toeslag; maar de petroleum zal moeten worden betaald met een dusdanigen prijs, dat de voorziening het Rijk niets kost. Kort geleden is in den Amsterdamschen Raad ook ter sprake gekomen de quaestie van de distributie van artikelen, die niet vallen onder de artikelen 1 en 2 van de Distributiewet. Toen heeft de Wethouder, wien de verdediging van de voorstellen van het College van Burgemeester en Wethouders nopens deze onderwerpen was opgedragen, ver klaard, dat het Gemeentebestuur niet kon treden in de dis tributie van artikelen, die niet door de Regeering waren gebracht onder artikel 1 der Distributiewet, dus waar het Rijk geen bijslag op gaf. Ik geloof, dat wij ons daaraan ook moeten houden; er komen tegenwoordig zooveel artikelen voor, waaromtrent ons ingrijpen wordt gevraagd, dat wij goed doen om in deze eendrachtig met het Rijk samen te werken, anders zou men voor de eene plaats eene andere regeling krijgen dan voor de andere. Men zou komen te staan voor kosten, die op het oogenblik niet te overzien zijn. De begroo ting is reeds in de afdeelingen behandeld en de heeren zijn dus ook op de hoogte van het perspectief van deze begroo ting en zullen het met mij eens zijn, dat wij er in financiëel opzicht waarlijk niet gunstig voorstaan. Kort geleden is door den accountant opgemaakt de balans van het levensmiddelen- bedrijf over het eerste halfjaar. De kosten waren geschat op een ton voor het geheele jaar, maar voor het eerste halfjaar hebben zij in werkelijkheid al f 80.000.bedragen. De kosten worden steeds grooterhet gaat er mede als met een sneeuwbal. Zoolang het Rijk de petroleum niet goedkooper be schikbaar stelt, moet dit m. i. voorloopig niet van gemeente wege geschieden. Wij weten niet, waar wij beginnen en nog minder waar wij zullen eindigen. Het is nu wel heel aardig om Leiden tot een dorado te willen maken; ik ben evenwel bang, dat het op deze wijze met de gemeentefinantiën spaak loopt. Het is gemakkelijk gezegd: als het geld er niet is, moet men maar eene leening sluiten. Men wil allerlei dingen goedkooper gaan leveren in afwijking van dé prijzen door de Regeering vastgesteld. Hoe zal men evenwel in staat zijn het geleende geld af te lossen? En is het wel zoo zeker, dat wij nog crediet zullen krijgen? Op die wijze voortgaande zal men komen tot eene algeheele verarming van de gemeente, wat tengevolge zal hebben, dat de menschen, die gedwongen zijn hier te blijven wonen, enorme lasten zullen hebben te betalen. Van morgen heb ik in de courant gelezen, dat de Haag- sche Bestuurdersbond gerequestreerd heeft bij den Minister om verlaging van den petroleumprijs. Het is mij een raadsel, dat men hier dit voorbeeld niet heeft gevolgd. Wil men ver laging van den petroleumprijs, dan moet men dit verzoeken aan de Regeering, maar zich niet met een verzoek wenden tot de gemeente. In andere plaatsen heeft men dit dan ook ingezien; de gemeente toch verricht op dit gebied niets anders dan admi nistratief werk. Het is met deze zaak ongeveer hetzelfde als met de brandstoffen- regeling; de prijs van de brandstoffen is dit jaar buitengewoon hoog. Debrandstoffenquaestieis op het oogenblik wel niet aan de orde, maar ik wil hierover slechts dit nog zeggen. Wanneer men een prijs voor de brandstoffen wil bepalen, die niet te bezwaarlijk is, dan zal men dit jaar nog een heel ander rabat moeten geven dan het vorig jaar het geval is geweest en zoo veel zal de gemeente onmogelijk kunnen betalen. Hoeveel de gemeente zou moeten betalen voor een rabat op den petroleumprijs, heb ik eens uitgerekend. Nu wordt hier niet zoo heel veel petroleum gebruikt, daar de meeste inwoners gas of electrisch licht hebben, maar toch zou het aan de gemeente denkelijk wel ƒ60.000.kosten, terwijl het geven van een be hoorlijk rabat op de brandstoffenprijzen aan de gemeente een paar ton zou kosten. Nu is reeds geruimen tijd geleden ge requestreerd door het gemeentebestuur van Amsterdam bij den Minister om te willen bevorderen, dat de brandstoffen eenigszins zouden worden behandeld naar analogie van de Distributiewet, zoodat van Rijkswege een aanzienlijk rabat op den prijs der brandstoffen zou worden gegeven. Ik zeg: naar analogie, omdat de Distributiewet geen weistandsgrens kent, terwijl men in Amsterdam wenschte, dat slechts de personen met een of twee haardsteden een toeslag kregen. Wij hebben dat adres gesteund, echter met het verzoek om een zekere weistandsgrens naar het inkomen in acht te nemen. Dat vonden wij billijker dan het uitgaan in deze van het aantal haardsteden. Men ziet dus, dat er ook van onze gemeente een verzoek is uitgegaan om de brandstoffen beschikbaar te stellen tegen een prijs belangrijk lager dan nu het geval is. Dit is nu ook weder een quaestie, die mijns inziens alleen in verband met het Rijk kan worden behandeld. Het spijt mij, dat tot nog toe van Rijkswege daaromtrent geen voor stel is gekomen. Ik heb echter alle hoop, dat dit zal komen bij het eerstvolgend voorstel van de Regeering, waarbij zal worden aangevraagd een nieuw crediet, in aansluiting aan het vorig crediet van 80 millioen. Wanneer de Regeering met een dergelijk voorstel bij ons komt, zullen Burgemeester en Wethouders den Raad zonder twijfel uitnoodigen om daaraan zijn medewerking te verleenen. Ik zou dus op het oogenblik willen voorstellen om het adres van den Bestuurdersbond voor kennisgeving aan te nemen. Ik wil er bijvoegen, dat Burge meester en Wethouders het voornemen hebben om nogmaals aan de Regeering te kennen te geven, dat het het Gemeente bestuur wenschehjk voorkomt, dat er op den brandstofïenprijs en op den petroleumprijs een toeslag of rabat worde gegeven van Rijks- en gemeentewege gezamerdijk, in de verhouding, zooals de Distributiewet dat aangeeft. Verlangt iemand het woord over dit voorstel van Burgemeester en Wethouders? De heer van der Pot. M d. V. Ik zou een enkele vraag willen doen. Wanneer ik goed gehoord heb, hebt U gezegd, dat het de gemeente een bedrag van /'60.000.zal kosten, wanneer de gemeente een rabat geeft op den prijs van de petroleum, welke alleen voor verlichting zal worden gebruikt in de straten waar geen gasbuizen of electrische kabels zijn. De Voorzitter. De petroleum is alleen maar voor verlich ting te bekomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 3