170 DONDERDAG 30 X. Staat voor af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1916, van het college van Vrouwen-Kraammoeders. (Zie Ing. St. No. 195). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XI. Rekening, dienst 1916, van het college van Vrouwen- Kraammoeders. (Zie Ing. St. No. 195). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XII. Begrooting, dienst 1918, van het College van Vrouwen- Kraammoeders. (Zie Ing. St. No. 195). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XIII. Rekening, dienst 1916, van de'Vereeniging tot instand houding van het Leidsch Muziekcorps. (Zie Ing. St. No. 182). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. (Tijdens de behandeling van dit punt hadden de heeren van Hamel, Vergouwen en Timp tijdelijk de vergadering verlaten). XIV. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1916, van de Stedelijke Werkinrichting. (Zie Ing. St. No. 193). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XV. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1916, van de Stedelijke Werkinrichting. (Zie Ing. St. No. 193). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XVI. Rekening, dienst 1916, van de Stedelijke Werk inrichting. (Zie Ing. St. No. 193.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. (Tijdens de behandeling van dit punt hadden de heeren Bots, Sijtsma en Reimeringer tijdelijk de vergadering verlaten). XVII. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1916, van de gestichten Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest. (Zie Ing. St. No. 195). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XVIII. Balans en Winst- en Verliesrekening, dienst 1916, van de gestichten Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest. (Zie Ing. St. No. 195). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. (Tijdens de behandeling van dit punt hadden de heeren van der Lip, van der Eist, Roem en Bots tijdelijk de ver gadering verlaten. XIX. Rekening, dienst 1916, van het tijdelijk levensmidde len- bedrijf. (Zie Ing. St. No. 212.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XX.. Balansenen Winstrekeningen van de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit. (Zie Ing. St. No. 215). (De heeren Bots, Fokker en Zwiers verlaten de vergadering.) De beraadslaging wordt geopend. AUGUSTUS 1917. De heer Reimeringer. M. d. V. De Commissie van Financiën heeft gemeend bij een uitvoerig toegelichte motie bezwaar te moeten maken tegen de rekeningen van de fabrieken van Gas en Electriciteit. De Voorzitter. Mag ik even 'de moties van de heeren Reimeringer en van der Pot voorlezen? Zij luiden »De ondergeteekeriden hebben de eer naar aanleiding van punt 20 der agenda de volgende moties voor te stellen: a. De Raad, Gezien de ontwerp-jaarrekeningen over 1916 van de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, Overwegende dat volgens de door het dienstjaar 1916 geldende regelen respectievelijk ƒ23000.en ƒ8000.te veel in het Vernieuwingsfonds uier fabrieken is gestort, gaat over tot de orde van den dag. b. De Raad, Besluit dat bedragen van onderscheidenlijk ƒ23000.— en ƒ8000.alsnog als uitkeering van de Vernieuwingsfondsen der Fabrieken van Gas en Electriciteit op de Gemeente- begrooting in ontvangst zullen worden gebracht." De Voorzitter. Worden die moties voldoende ondersteund? Zoo ja, dan maken zij een onderwerp van beraadslaging uit. Dan geef ik het woord aan den heer Reimeringer ter nadere toelichting. De heer Reimeringer. M. d. V. Vooraf wenScht de Commissie mede te deelen, dat zij in het algemeen geen bezwaar heeft tegen de groote afschrijvingen. Het pleit zeker voor een goed economisch beheer wanneer op fabrieken, als die van gas en electriciteit, veel wordt afgeschreven. Wij hebben ons dan ook in het eerste gedeelte van ons advies bij de diverse posten van afschrijving kunnen vereenigen met het advies van de Commissie voor de Lichtfabrieken. Er is echter iets anders! De Commissie had een formeel bezwaar tegen de afschrijving van de 2 voor het ver nieuwingsfonds. Die afschrijvingen zijn geregeld in 1914 bij eene verordening. Die verordening is in November 1916 ge wijzigd. Nu is er blijkbaar verschil van opvatting over de beteekenis van wijziging in die verordening. Zooals die wijziging werd voorgesteld bedoelde zij alleen een verduidelijking van de verordening, eene redactiewijziging. Het is echter gebleken dat de bewoordingen van de verordening-1914 zeer duidelijk waren en dat, in 1916 een gansch ander systeem is toegepast. Wij hebben dus bezwaar dat het andere systeem, dat in No vember 1916 is aangenomen, op de rekening van 1916 wordt toegepast. Daarbij moet ik er nog op wijzen, dat er zeer duidelijk in de nieuwe gewijzigde verordening staat, dat die verandering zal worden aangebracht met ingang van 1 Januari 1917. Deze nieuwe berekening zal dus ten grondslag worden gelegd aan de rekeningen over dit jaar, maar zij kan absoluut niet worden toegepast ten aanzien van de rekening- 1916. Voor dat jaar gold nog de oude verordening, die na ampele besprekingen is vastgesteld. Wij moeten den Raad dus adviseeren om deze berekening te behandelen volgens de voorschriften van de ongewijzigde verordening-1914. Wij hebben ons bezwaar belichaamd in de motie, die zooeven voorge lezen is. Dat zal een verschil uitmaken van een bedrag van 31000.verdeeld over de gasfabriek met ƒ23000.en over de electriciteitsfabriek met ƒ8000. De Voorzitter. Met een enkel woord wil ik antwoorden op de bedenkingen van de Commissie van Financiën tegen dit voorstel. Hier doet zich het eigenaardige geval voor, dat degenen, die feitelijk moesten antwoorden, door de wet de deur zijn uitgezet. Al zit ik op het oogenblik niet zoo heel goed meer in deze aangelegenheid, omdat ik reeds eenigen tijd geen deel meer uitmaak van de Commissie voor de Licht fabrieken, toch heb ik aan de leden van die Commissie be loofd moeite er voor te doen, dat de motie van de Commissie van Financiën niet wordt aangenomen. Voor het formeele bezwaar van de Commissie is zeer veel te zeggen, maar er is m. i. evenveel te zeggen voor bet stand punt, dat door de Commissie voor de Lichtfabrieken wordt ingenomen. Er is hier m. i. een misverstand in het spel. Volgens art. 22, 4e lid van de verordening van 1911 werd de exploitatie rekening van de gasfabriek «bovendien belast met eerie som berekend tegen twee ten honderd van de kosten van aanleg en uitbreiding der eigendommen, als gebouwen, werktuigen, straatpijpen, lantaarns, enz." Door de oude wijze van boeken werd het kapitaal benoodigd voor aanleg, uitbreiding enz. gelijk gesteld aan de som van al de geleende kapitalen te zamen. Wanneer men eene oude begrooting en den staat, van renten en aflossingen van de Gasfabriek die er achteraan is opgenomen, inziet, begint men met een verward bedrag van allerlei posten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 6