DONDERDAG 30 AUGUSTUS 1917. 169 De heer van Hamel. M. d. V. De opmerking van den heer Zvviers, betreffende het examen, heeft m. i. met deze voor dracht niets te maken. Dit is een geheel andere zaak, die samenhangt met de verdere toekomst van de Kweekschool. Uit het schrijven van den Directeur is niet op te maken, dat men door dit voorstel zou moeten gaan twijfelen aan het minder goed resultaat van het onderwijs. Wanneer het resultaat het vorig jaar niet zoo heel gunstig is geweest, dan mag daar toch tegenover worden gesteld, dat dit in andere jaren zooals b.v. iri dit jaar (1917) wèl het geval is geweest. Is het feit, dat voor dien eenen leerling al of niet subsidie is ontvangen jk meen, dat dit wel het geval is geweest dan van zóóveel gewicht, dat dit op dit voorstel van invloed kan zijn Dat zie ik niet in. De heer Zwiers. M. d. V. Mag ik voor de derde maal het woord hebben De Voorzitter. Vindt de Raad goed, dat ik aan den heer Zwiers voor de derde maal het woord verleen? Indien niemand daartegen is, geef ik het woord aan den heer Zwiers. De heer Zwiers. M. d. V. Ik heb het woord gevraagd, om een paar minder juiste voorstellingen van den geachten Wet houder recht te zetten. Hij meent, dat ik met het spreken over het aantal candidaten een onnoodige uitweiding deed. Ik moet echter mijn cijfers verantwoorden. En ik heb nu, en ook in October 1916 het getal'21 genoemd, omdat ik slechts dat getal verantwoorden kon, ofschoon de stukken van *22 spraken. Omdat men anders zou kunnen meenen, dat ik dien éénen leerling had weggelaten, heb ik aangetoond, dat het getal 21 juist, en 22 onjuist is. Verder zegt de geachte Wethouder, dat deze voordracht niets te maken heeft met het resultaat van het onderwijs in de rekenkunde. Hoe heb ik het nu? In November 1916spreek ik met den Wethouder over die resultaten. Hij confereert er over met den Directeur. En bij zijn missive van December j.l. oppert de Directeur zijn denkbeeld van wijziging in het leer plan tot uitbreiding van het aantal lesuren. In mijn onder houd- met den geachten Wethouder heb ik er op gewezen, dat het noodig was verandering te brengen in de wijze, waarop het onderwijs o. a. in de rekenkunde werd gegeven. Het voorstel van heden is daarvan een uitvloeisel, maar men meent nu het doel te bereiken, door het aantal lesuren met een paar uit te breiden, waarvoor eenige algebra-uren moeten vervallen, die bij rekenkunde en physica worden gevoegd. Het voorstel beoogt, om in plaats daarvan eenige lesuren in meetkunde door den leeraar in algebra te doen overnemen. Het leerplan moest worden omgewerkt, maar een voorstel daarover zou den Raad niet hebben bereikt, wanneer niet de heer Hartwijk was aangesteld om uitsluitend les in de algebra te geven. Dan was de verandering van het leerplan, om de lesuren in reken- en natuurkunde elk met een paar te ver meerderen, tot stand gekomen, zonder dat eenig voorstel bij den Raad behoefde aanhangig gemaakt te worden. Nu is deze voordracht een rechtstreeksch uitvloeisel van de beoogde wijzi gingen, en ik ben derhalve van meening, dat de geachte Wethouder ongelijk had, toen hij zooeven beweerde, dat het door mij gesprokene niets met deze voordracht te maken zou hebben. De heer Fokker. M. d. V. Ik heb met groote belangstelling geluisterd naar hetgeen de heer Zwiers in het midden heeft gebracht. De heer Zwiers zegt: ik weet niet anders te doen dan blanco te stemmen. Ik geloof echter, dat er een ander middel is, waardoor de heer Zwiers zijn doel kan bereiken. Ik begrijp dat de benoeming van den heer Hartwijk voort gang moet hebben. Eene benoeming moet, volgens de motieven in de stukken ontvouwd, plaats vinden. Aan den anderen kant ben ik echter huiverig om mijn stem te geven aan dit voor stel, waardoor wij ons na de vrij sobere toelichting van den geachten Wethouder voor geruimen tijd aan den heden in het leven geroepen toestand vastleggen. Wanneer wij den heer Hartwijk eenmaal hebben benoemd en de quaestie komt bij de Begrooting weder ter sprake, dan zal het moeilijk zijn om er dan nog de verandering aan te brengen, die de Raad wenschelijk zou achten na de betreffende inlichtingen te hebben ontvangen. Daarom zou ik in overweging willen geven om het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen, met de be paling dat de heer Hartwijk voor den tijd van een jaar wordt benoemd. Dan hebben wij nog een jaar den tijd om te zien hoe wij de zaak het best inrichten. De Voorzitter. Wilt U een amendement indienen? De heer Fokker. Gezien de redactie der voordracht is het formuleeren van een amendement vrij lastig. Het wordt eigenlijk een zelfstandig voorstel tenzij ik de tijdsbepaling »een jaar" in het voorstel van Burgemeester en Wethouders zou inlasschen of het College dit zelf zoude overnemen. Voor het oogenblik is het wellicht voldoende dat en indien de gedachte die bij mij opkwam in het debat is gebracht. De Voorzitter. Bij mij is ingekomen het volgende voorstel van den heer Zwiers: »Ondergeteekende stelt voor om punt 5 van de agenda af te voeren. Wordt dit voorstel ondersteund? De heer Fokker. Ja, dat is nog beter! De Voorzitter. Aangezien dit voorstel voldoende wordt ondersteund maakt het een onderwerp van beraadslaging uit. De beer van Hamel. M. d. V. Ik zou de voorkeur geven aan hetgeen de heer Fokker zooeven in overweging gaf. Ik acht het beter dat de heer Hartwijk voor den tijd van één jaar wordt benoemd, wanneer de heeren bezwaar maken om hun stem te geven aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter. Bij mij is ingekomen het volgend voorstel van den heer Fokker: »Ondergeteekende heeft de eer voor te stellen de benoeming van den heer Hartwijk te doen plaats hebben voor één jaar." Om formeele redenen acht ik het laatste voorstel verkeerd. Hier wordt tevens door Burgemeester en Wethouders voor gesteld om de jaarwedde en den pensioensgrondslag van den heer Hartwijk vast te stellen. Wat krijgen wij dan? De heer Hartwijk is op het oogenblik een vaste leerkracht. Door het voorstel van den heer Fokker wordt hij echter in eens gedeeltelijk een tijdelijke leerkracht. Hoe moet het dan gaan met den pensioensgrondslag van den heer Hartwijk, wanneer hij tijdelijk voor Meetkunde wordt aangesteld? Laten de heeren dan nog maar liever het punt van de agenda afvoeren. Zij hebben spoedig weder een vergadering. Dan kunnen de leden dus zien wat er moet gebeuren. De heer van Hamel. M. d. V. Bij nader inzien geloof ik toch dat het beter is dat de heer Fokker zijn voorstel intrekt. Ik voel wel wat voor het denkbeeld van den heer Zwiers om dit punt op het oogenblik niet te behandelen. Daarmede wil ik niet zeggen, dat ik dit punt Dinsdag a.s. reeds zou willen behandelen. Een uitstel tot Dinsdag is mogelijk niet voldoende. De mogelijkheid bestaat, dat ik over de beschouwingen van den heer Zwiers nog den Directeur zou moeten spreken. De Voorzitter. De heer Zwiers stelt voor dit punt van de agenda af te voeren en alsnog aan te houden. Met dit voor stel kunnen Burgemeester en Wethouders zich vereenigen. Indien niemand over dit voorstel hoofdelijke stemming ver langt, dan is aldus besloten. De heer Fokker. M. d. V. Na de mededeeling van den ge achten Wethouder trek ik mijn voorstel in. De Voorzitter. Ik dank de heeren leden van het stem bureau zeer voor de genomen moeite. VI. Praeadvies op het verzoek van Mej. Dr. C. Ligtenberg om eervol ontslag als leerares aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie lng. St. No. 190). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. VII. Praeadvies op het verzoek van W. Prins om eervol ontslag als onderwijzer in de Fransche taal aan de Jongens school 2e klasse en aan de Meisjesschool 2e klasse. (Zie lng. St. No. 196). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. VIII. Praeadvies op het verzoek van Mej. A. van der Laaken om eervol ontslag als onderwijzeres in de handwerken aan de school der 3e klasse No. 7. (Zie lng. St. No. 197). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. IX. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1916, van het H. G. of arme Wees- en Kinderhuis, (Zie lng. St. No. 192). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 5