168
DONDERDAG 30
Augustus mr.
V. Benoeming van een Ieeraar in de Meetkunde aan de
afd. A der Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen
en vaststelling van diens jaarwedde en pensioensgrondslag.
(Zie Ing. St. No.' 186.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Zwiers. M. d. V. Het is minder naar aanleiding
van den persoon van den voorgedragene, dan wel naar aan
leiding van de zaak waarom het gaat, dat ik het woord heb
gevraagd met de bedoeling om van Burgemeester en Wethouders
en wel in het bijzonder van den geachten Wethouder van
Onderwijs nadere inlichtingen te krijgen op eenige vragen,
die ik in verband met deze benoeming gaarne zou stellen.
Deze voordracht is, meen ik, eenigszins een uitvloeisel van
de besprekingen, die hebben plaats gehad bij de begrootings-
debatten van verleden jaar, toen de quaestie omtrent de
onvoldoendheid der resultaten, die de Kweekschool in de
laatste jaren heelt afgeworpen, ter sprake kwam.
Ik heb daarna èen onderhoud gehad met den Wethouder
van Onderwijs, waarin ik hem eenige inlichtingen heb kunnen
geven, die minder geschikt waren om in eene openbare ver
gadering verstrekt-te worden, waarom deze zaak beter in de
kamer van den Wethouder kon worden besproken. Thans
wordt voorgesteld om het aantal lesuren van den heer Hart-,
wijk in de algebra te brengen van 7 op 4 en hem op te
dragen het .geven van 4 uur les in de meetkunde. Door die
4 lesuren in de meetkunde zouden een tweetal leeraren elk
2 uur vrij krijgen tot het geven van onderwijs in andere
wakken, welke ook door hen worden gedoceerd. Gezien de
nieuwe regeling, zooals deze wordt voorgesteld in de stukken,
die in de Leeskamer ter visie liggen, ben ik niet gerust
omtrent den verderen löop van zaken aan de Kweekschool.
Het is den geachten Wethouder van Onderwijs bekend, dat
ik de fout minder zoek in de lengte dan in de diepte. Dit
heb ik hem reeds verleden jaar November medegedeeld. Ik
meen, dat door de uitbreiding-van het aantal lesuren, gelijk
-thans wordt -voorgesteld, niet de zekerheid, ja zelfs niet de
waarschijnlijkheid wordt verkregen, dat het onderwijs die resul
taten zal opleveren, als naar wij allen hopen, het geval zal zijn.
In de tweede plaats moet ik bezwaar maken tegen de
inkrimping van het onderwijs in de algebra, die het ge
volg van deze nieuwe regeling zal zijn. Dit onderwijs zal
■met 3 uur worden verminderd. Nu zou ik van den geachten
Wethouder van Onderwijs weleens willen vernemen, of hij
.van meening is,-dat 4 uur les in de algebra voldoende is om
van dat onderwijs een gunstig resultaat te mogen verwachten.
Ik meen dit op goede gronden te mogen betwijfelen. Het
algebra-onderwijs behoort zich aan te sluiten en voort te
bouwen op de theorie der rekenkunde in het algemeen. Een
eerste algebra-cursus is in hoofdzaak een veralgemeening in
het abstracte van de hoofdbewerkingen, die de theorie der
rekenkunde met conqrete getallen heeft leeren bewijzen en
toepassen.
Waar in deze inrichting in het eerste leerjaar het onder
wijs in de theorie van de rekenkunde niet tot zijn recht komt,
aangezién meer het gewone' rekenonderwijs wordt gegeven,
daar ben ik van meening, dat de grondslag, waarop het
algebra-onderwijs moet voortbouwen, niet voldoende aanwezig
is. Ik weet wel, dat de Ieeraar in de algebra dit gebrek kan
goedmaken door zelf dien grondslag bij het algebra-onderwijs
te leggen, en de theorie der rekenkunde bij de algebra te
doceeren en hier de verschillende stellingen te bewijzen en
aan de leerlingen in te prenten, maar ik geloof toch, dat
hierdoor te veel tijd wordt onttrokken aan het eigenlijk
algebra-onderwijs, wat toch in eersten aanleg niet moet zijn
eene zelfstandige, maar .eene voortgezette behandeling van de
bewerkingen der rekenkunde. Ik meen niet, dat men zal
kunnen verwachten, dat, op die wijze een cursus van 4 uur
in de algebra aan de leerlingen vruchtdragend zal zijn en
zeker niet in evenredigheid van dekostep, die voor de gemeente
aan dit onderwijs zijn verbonden. Ik zou daarom gaarne van
den geachten Wethouder willen vernemen, of hij van pneening
is, dat door het uitbreiden van het aantal lesuren in de reken
kunde en het brengen van 9 op 11 uur en met de uitbreiding
van het aantal lesuren in de physica van 6 op 8 uur, dus
clöor eène uitbreiding in de lengte, het gemis aan diepte zal
Worden goedgemaakt, waarop vroeger de aandacht werd ge
vestigd. En in de tweede plaats zou ik gaarne van hem
willen 'vernemen, of hij reden heeft om te vermoeden, dat
ondanks de inkrimping van het aantal lesuren in de algebra
pen voldoend resultaat zal worden verkregen.
Wannéér ik "op mijne vragen geen bevredigend antwoord
ontvang, zal ik bezwaar moeten maken met het voorstel van
Burgepippster en Wethouders mede te gaan, hoe gaarne ik
ook aan de Kweekschool de middelen zou willen verschaffen
om de fouten, die haar aankleven, weg te nemen. Is het ant
woord bevredigend, dan zal ik gaarne met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders medegaan.
De heer van Hamel.. M. d. V. Wanneer de heer Zwiers mij
van te voren om inlichtingen had verzocht: omtrent dit onder
werp, dan had ik zijne vragen wellicht kunnen coupeeren. In
ieder geval had ik mij eenigszins omtrent dit onderwerp kunnen
voorbereiden.
Het onderwerp waarover de heer Zwiers spreekt is nog al
van beteekenis. Te moeielijker is mij het onvoorbereid ant
woorden op de vragen, waar die gesteld zijn door een map
als de heer Zwiers, die in dit .opzicht een groot deskundige is.
Wij hebben hier echter niet alléén te makeri met de des
kundigheid van den heer Zwiers, maar met het voorstel Van
den Directeur van de Kweekschool, die gemeend heeft in het
belang van die school te handelen door dit onderwerp op cieze
manier aan de orde te stellen. Nu is over >dat voorstel van
den Directeur ook gehoord de Schoolcommissie. In die Com
missie heeft o. a. zitting de oud-Directeur van de Kweekschool,
de heer Brouwer, die speciaal in dit-vak les gaf. Nu luidt het
rapport aldus; »Onder terugzending van bijgaand schrijven van
dén Directeur heeft de Plaatselijke Schoolcommissie de eer U te
berichten, dat zij zich met de daarin voorgestelde wijzigingen
in de regeling der lesuren aan de Afd. A, zeer goed kan ver
eenigen, waarom zij U adviseert5 die. wijzigingen goed te
keuren."
Op dien grond meenden Burgemeester en Wethouders, dat
er geen reden was om niet mede te gaan met het idee van
den Directeur' van de Kweekschool.
Ik wil echter gaarne bekennen, dat ik niet zoo goed op de
hoogte van dit onderwerp bén als de heer Zwiers. Wanneer
de heer Zwiers meent, dat het belang van de Kweekschool
er mede gemoeid is, .de zaak te laten zooals ze is, dan moet
hij tegenstemmen.
Wat betreft het punt, dat de heer'Zwiers verleden jaar ter
sprake heeft gebracht, kan ik het volgende zeggen. Ik heb
destijds daaromtrent een onderhoud gehad met den heer Zwiers.
Ik heb daarna van gedachten gewisseld met den Directeur en
ik ben bereid om hetgeen de Directeur casu in het midden
heeft gebracht, aan den heer Zwiers mede te deelen. Ik héb
daaromtrent niet alleen gesproken met den Directeur, maar
ik heb ook den oud-Directeur van de Kweekschool daarover
eens gehoord. Maar deze quaestie heeft met het punt dat aan
de orde is op het oogenblik eigenlijk minder te maken. Up
het voetspoor van andere Kweekscholen, zoo merkt de Directeur
op, kan het aantal uren voor de algebra gevoegelijk verminden!
worden, meetkunde daarentegen met één uur vermeerderd.
Meerdere uitgaven voor de gemeente hééft het voorstel boven
dien niet, zooals reeds in 't voorstel .is vermeld.
De heer Zwiers.-M. d. V. Het spijt mij, dat het antwoord
van den geachten Wethouder mij niet heeft kunnen bevre
digen. De Wethouder heeft herhaald, hetgeen ik reeds in de
stukken, die ter visie in de Leeskamer hebben gelegen, en in
de gedrukte ingekomen stukken heb gevondén.
Ik wil evên teruggaan tot 1916, toen zich 21 candidateri
onderwierpen aan het examen voor onderwijzer. Ik weet,wel,
dat men mij destijds een aantal van-22 heeft genoemd, maar
dat berustte op een misverstand, dat ik toen niet kon op
helderen. Onder het getal 22 had men meegeteld een oud
leerling van de Kweekschool, die al geruimen tijd werkzaam
was op het stadhuis te Amsterdam. Hij heeft daar zijn studie
voor eigen rekening voortgezet en is inderdaad ook geslaagd)
maar voor de Kweekschool mag zoo'n geval niet meetellen.
Voor een geslaagde als deze keert het Rijk trouwens ook
geen subsidie aan de gemeente uit. Ik kom dus tot een getal
van 21 leerlingen. Zooals de heereh weten, gaan de cijfers,
die op het examen worden toegekend, van 1 tot 10. Het cijfer
5 wordt daarbij, ik meen zelfs op'aandrang van hoogerhand,
zooveel mogelijk vermeden, Toevallig komt juist in 1916 een
geval voor, waarin een 5 wer^ toegekend. Dat is eigenlijk
niet voldoende, al riöemt men het '^twijfelachtig." Voldoende
cijfers beginnen pas bij 6. Wélnu, van de 21 candidateii
konden er slechts zes een voldoend cijfer .voor rekenkunde
(dat is6 of hooger) behalenniet minder dan veertien gingen
met volstrekt onvoldoende cijfers (dat is: 4 of" nog minder)
naar huis. Wanneer dus de cijfers in de andere vakken, vooral
in de hoofdvakken, van denzeltden aard waren geweest) zou
er dat jaar een reusachtig groot aantal leerlingen zijn afge
wezen. Ik heb verleden jaar in mijn onderhoud met den
Wethouder hierop gewezen, en ook mijn meening, omtrent
de oorzaak gezegd. Dat men die nu Zoekt in de omstan
digheid, dat er maar 9 ur en per week aan rekenkunde worden
gewijd, wil er bij mij niet in. Ik ben van meening, dat men
in 9 leéuren aan de leerlingen een behoorlijke dosis reken
kunde kan bijbrengen, wanneer het onderwijs daarin tenminste
behoorlijk .wordt geregeld. En verder meert ik, dat zonder
innerlijke wijziging, zonder verbetering van methode, van
werk wijze, men er niet komen zal, al brengt men het aantal
lesuren van 9 op 11. Ik kan mij daarom met dit voorstel niét
vereenigen, en zal derhalve blanco moeten stemmen, omdat
ik niet goed zie, hoe anders te moeten handelen.