DINSDAG 4 SEPTEMBER 1917. 183 misschien reeds vast loopt. Het is eene zeer sobere toelichting die U nu geeft. Zou misschien een van de leden van de Commissie ons iets meer van de plannen, zooals men die nu heeft, kunnen mededeelen? Wij hebben ten behoeve van de eerste centrale keuken ook een bedrag gevoteerd. Slaat men dat bedrag over de maaltijden om, dan moet men erkennen, dat die maaltijden vrij duur zijn geweest. Ik zou daarom nu wei eens iets meer willen weten van de plannen van de Com missie, voordat ik mijn stem geef voor een blanco crediet. De heer Eerdmans. M. d. V. Ik zou naar aanleiding van Uw voorstel eene vraag willen doen, n.l. of het niet meer practisch zou zijn de behandeling van dit voorstel uit te stellen, totdat wij beter zullen kunnen overzien, hoe de zaak loopen zal dan nu het geval is. Wanneer ik U goed begrepen heb, dan is het Uwe bedoeling, dat thans in beginsel zal worden besloten tot het oprichten van eene centrale keuken, terwijl dan later, wanneer daartoe eenmaal in beginsel zal zijn besloten, daarvoor gelden zullen worden toegestaan. De zaak is m. i. evenwel beter te overzien, wanneer wij niet in den blinde besluiten tot het oprichten van eene centrale keuken, maar wanneer wij voor ons krijgen een gedetailleerd voorstel met opgave van de kosten. Dan komen wij niet gelijk thans geheel onvoorbereid voor dat voorstel te staan; wij krijgen eene raming van de kosten en kunnen tegelijkertijd een oor deel vellen over de wijze van uitvoering. Men moet zich niet ontveinzen, dat het eene zeer kostbare geschiedenis zal worden, wanneer het eene afzonderlijke centrale keuken worden zal. Wanneer het moet en niet anders kan, dan zal daartoe moeten worden besloten, dat spreekt van zelf, maar om thans in be ginsel te besluiten tot iets, dat later zal blijken goedkooper te hebben gekund, dat dunk mij toch wel wat bedenkelijk. Daarom vraag ik, of het niet mogelijk is thans nog niet in beginsel te besluiten tot de oprichting van eene centrale keuken, maar te wachten tot de plannen een vasteren vorm zullen hebben verkregen dan tot nog toe het geval schijnt te zijn. De heer van der Pot. M. d. V. Een enkel woord naar aanleiding van de opmerkingen van de heeren Sijtsma en Eerdmans. Om met den laatste te beginnen wil ik dit zeggen. Wat pleit voor eene onmiddellijke beslissing, is, dat de zaak dan eerder voortgang kan hebben. Het is wenschelijk, dat, wanneer het winterseizoen komt, de centrale keuken er is en dadelijk kan gaan werken. Vertraging van de beslissing hier genomen brengt met zich mede vertraging van het aanvangs- tijdstip van het in werking treden van de centrale keuken. Daarom acht ik het gewenscht dat, waar er met de voor bereiding van de plannen geruimen tijd gemoeid zal zijn, thans de Raad in beginsel tot de oprichting van eene centrale keuken besluit. Door den heer Sijtsma wordt beweerd, dat de eerste keuken op eene mislukking is uitgeloopen. Ik weet niet, of dit nu wel geheel juist is. Het aantal porties, dat iederen dag werd gebruikt, was op zich zelf nu wel zoo heel groot niet, maar, wanneer men het getal ver gelijkt met dat, wat in Amsterdam gemiddeld gebruikt is, dan zien wij, de verhouding in aanmerking genomen, dat het aantal ongeveer gelijk was. Dat de eerste maaltijd door een samenloop van omstandigheden wat te wenschen heeft over gelaten, is mijns inziens nog geen reden om geheel in het algemeen te zeggen, dat er gegronde klachten werden geuit en dat de zaak verkeerd is opgezet en dergelijke dingen meer. Bij de oprichting van iedere nieuwe inrichting zullen er wel eens fouten worden gemaakt en vergissingen voorkomen. Heel spoedig is er over de qualiteit van het eten geroemd, eer dan geklaagd. Klagers blijven er altijd, maar de meerderheid van de menschen, die van de keuken gebruik maakten, was zeer tevreden over de qualiteit van het eten. De redenen, waarom het gebruik bleef beneden de verwachting, wat dan de heer Sijtsma de mislukking noemde, zijn mijns inziens van verschillenden aard. Zoo was hier bijv. niet de noodige mede werking van de plaatselijke pers en de verschillende arbeiders organisaties, die door min of meer propaganda te maken voor eene dergelijke instelling de afneming van het aantal porties kunnen bevorderen. Wanneer men eens vergelijkt wat in dit opzicht door de pers van Amsterdam is gedaan en hier, dan is er een aanmerkelijk verschil. In Amsterdam heeft de pers veel gedaan om deze inrichting populair te maken. Hier heeft de pers zich bepaald tot eene enkele opmerking in het begin en tot min of meer zure verwijten of klachten daarna. Evenzeer heeft het ons ontbroken aan de krachtige mede werking van de arbeidersorganisaties. Men heeft als reden daarvoor aangevoerd, dat er te weinig leden van die organi saties in die commissie zitting hadden. Er zijn evenwel door U, Mijnheer de Voorzitter, verschillende leden in die Com missie benoemd. Eventueel kunnen er nog meer leden van die organisaties in de commissie worden opgenomen, in welke richting ook de tegenwoordige commissie zich eenige ver andering gedacht had. Hiermede zal dan alle grond voor dit verwijt zijn vervallen. Hiermede meen ik beantwoord te hebben op wat door. beide sprekers in het midden is gebracht. De heer Fokker. M. d. V. Uit het debat is het mij nog niet duidelijk geworden, wat wij nu eigenlijk gaan doen. Gaan wij nu aan Burgemeester en Wethouders een onbeperkt crediet geven voor de oprichting van eene centrale keuken en hooren wij dan later hoeveel er voor is uitgegeven, hetzij 40.000. of f 60.000.of krijgen wij straks een uitgewerkt voorstel van Burgemeester en Wethouders, waarin wordt medegedeeld: er zal zooveel noodig zijn voor de inrichting van een huis, zooveel voor eetwaren, zooveel voor loon, dus totaal zooveel. In dat geval zijn wij dan nog niet gebonden. Wat is nu de bedoeling van Burgemeester en Wethouders Ik moet zeggen: het is mij niet duidelijk geworden, wat de bedoeling is, en zag dit gaarne toegelicht. De heer Sijtsma. M. d. V. Eene enkele opmerking in ant woord op hetgeen de heer van der Pot heeft gezegd. Hij zegt de keuken is in Leiden evengoed geslaagd als in Amsterdam. Dat is niet juist, dan zou zij nog bestaan. Men is schitterend begonnen. Den eersten middag was het er vol, den volgenden reeds minder en eindelijk kwamen er geen mensch meer. Ik weet niet aan wie dit moet geweten worden, als het niet ligt aan het eten zelf. Om daarvan de schuld te geven aan de plaatselijke pers is een verwijt, dat niet gegrond is. Wellicht heeft de heer van der Pot in die dagen de plaatselijke pers slecht gelezen. Ik heb zelf over de oprichting van "de centrale keuken meer dan een van veel sympathie getuigend stuk ge schreven en deze ten zeerste aanbevolen. Misschien is dit ook wel een der redenen geweest, dat men den eersten dag zoo druk daarheen liep. Sommige klagers merkten althans op: »en u hebt de keuken nog wel zoo opgehemeld." Toen die eerste maaltijd zoo slecht was bevallen en er algemeen over het eten werd geklaagd en men het zelf geproefd had, toen zou de pers toch eene slechte vertegenwoordigster zijn geweest van de publieke opinie, wanneer er geschreven was gewordenhet eten is niet zoo slecht als gezegd wordt. Nu ben ik maar zoo bang, dat men thans weer zal ver vallen in de fouten van vroeger. Wat het verwijt aan de arbeidersorganisaties betreft, moet ik zeggen, dat ik niet precies weet, hoeveel vertegenwoordigers er in de commissie zitting hadden, maar veel zaten er niet in, dat weet ik wel. Het is heel juist, wat gezegd wordt in eene brochure van een Directeur van eene dergelijke inrichting: men moet niet willen uitmaken, hoe, wat en hoeveel een arbeider eten moet, maar men moet rekening houden met zijn smaak en de eige naardigheden van de menschen, die er van profiteeren moeten. Nu kan men zeggen: rijst met aardappelen door elkaar is zoo'n uitstekend voedsel, maar zooals het werd toebereid, viel het niet in den smaak van de Leidsche bevolking. Als men een dag eens rijstepap of soep had gegeven, viel het wel in den smaak, maar fijn gemoesd door elkaar niet. Men moet rekening houden met den smaak van de menschen en dat heeft men niet gedaan. Ik zou nu Burgemeester en Wethouders in overweging willen geven het voorstel nu terug te nemen en met de op richting van de centrale keuken te wachten, totdat de com missie alle voorbereidende maatregelen heeft getroffen en aan den Raad heeft kenbaar gemaakt. Ik geef U de verzekering, dat de Raad niet onsympathiek tegenover dit voorstel staat; 20 September is er weer vergadering. Laten wij het voorstel tot dan aanhouden. Wij hebben het zoolang buiten die keuken gesteld, dat men nog wel 14 dagen wachten kan. Dan weten wij, waartoe wij besluiten. Op het oogenblik geven wij carte blanche. Wij weten niets van de plannen en of er kans van slagen is. Ik wil eerst weten, hoe men van plan is de zaak in te richten, anders zal ik mijn stem aan dit voorstel niet kunnen geven. De heer Eerdmans. M. d. V. Naar aanleiding van hetgeen de heer vari der Pot heeft gezegd, zou ik nog eene enkele vraag willen stellen. De vorige proef is, evenals ook in andere plaatsen het geval is geweest, afgestuit op de hoe langer hoe minder wordende belangstelling van het publiek. Dat ligt niet aan wat hier te eten werd gegeven, want overal is de deelneming spoedig sterk afgenomen, maar aan het feit, dat eene centrale keuken een ding is, waarvan men alleen gebruik maakt, als het moet. Kan men er buiten, dan maakt men er geen gebruik van. Er zijn aan zulk een inrichting tal van praktische moeilijkheden verbonden, waarmede ik den Raad thans niet wil ophouden, maar die door den gang van zaken worden medegebracht. Het spreekt bijvoorbeeld van zelf, dat men niet altijd thuis warm op kan disschen, wat aan de centrale keuken op een bepaald uur moest worden afgehaald. Nu zou ik willen vragen, of het noodzakelijk is thans reeds tot de oprichting van een centrale keuken te besluiten, waar het blijkt, dat men deze op een andere manier denkt in te richten dan in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 19