DINSDAG 4 SEPTEMBER 1917. 181 A. L. Reimeringer met 28 stemmen; 3 biljetten waren in blanco; H. W. Fischer met 28 stemmen, 2biljetten waren in blanco; (Eén lid bleek niet aan de stemming te hebben deelgenomen.) F. H. Verster met 25 stemmen, de heeren Eerdmans, Aal- berse, Dr. G. J. Boekenoogen en Briët verkregen ieder 1 stem, 1 biljet was in blanco en 1 van onwaarde. De heeren Reimeringer en Fischer verklaren zich bereid de benoeming aan te nemen. Aan de heeren Coebergh en Verster zal van hunne be noeming worden kennis gegeven. XV. Benoeming van een lid van het Bestuur der Stedelijke Werkinriching uit de leden van den Raad, (aftredend lid: de heer A. L. Reimeringer). Wordt benoemd de heer A. L. Reimeringer met 28 stemmen, 3 biljetten waren in blanco. De heer Reimeringer verklaart zich bereid de benoeming aan te nemen. XVI. Benoeming van een lid van het Bestuur der Stedelijke Werkinrichting, buiten de leden van den Raad, (aftredend lid: de heer W. F. Verhey van Wijk). (Zie lng. St. No. 189). Wordt benoemd de heer W. F. Verhey van Wijk met 29 stemmen, 2 biljetten waren in blanco. Aan den heer Verhey van Wijk zal van zijne benoeming worden kennis gegeven. XVII. Benoeming van een lid en van een plaatsvervangend lid van de Commissie van onderzoek, bedoeld in art. 22 van het Reglement voor de werklieden in dienst van de gemeente Leiden, (aftredend: de H.H. Mr. A. van der Eist en Mr. P. E. Briët). Worden achtereenvolgens benoemd de heeren: Mr. A. van der Eist met 27 stemmen, de heer van Rom- burgh verkreeg 1 stem, 3 biljetten waren in blanco; Mr. P. E. Briët met 30 stemmen, 1 biljet was in blanco. De heeren van der Eist en Briët verklaren zich bereid de benoeming aan te nemen. XVIII. Benoeming van een lid van het Bestuur der Ge meentelijke Arbeidsbeurs, (aftredend lid: de heer Dr. H. J.Zwiers). Wordt benoemd de heer Dr. H. J. Zwiers met 26 stemmen, de heer van der Eist verkreeg 1 stem, 4 biljetten waren in blanco. De heer Zwiers verklaart zich bereid de benoeming aan te nemen. XIX. Benoeming van een lid van het Bestuur der Vereeniging tot instandhouding van het Leidsch Muziekkorps, (vacature J. P. Vergouwen). Bij eerste stemming verkrijgen de heeren Pera, Boot,- van Gruting, Briët, van Romburgh, Hoogenboom en Eerdmans res pectievelijk 12, 9, 3, 2, 2, 1 en 1 stem; 1 biljet was in blanco. Wordt benoemd bij tweede vrije stemming de heer W. Pera met 24 stemmende heeren Boot, Briët, van Romburgh en Hoogenboom verkregen respectievelijk 4, 1, 1 en 1 stem. De heer Pera verklaart zich bereid de benoeming aan te nemen. XX. Benoeming van twee Curatoren van het Gymnasium. (Zie lng. SU No. 211). Worden achtereenvolgens benoemd de heeren: Prof. Dr. D. C. Hesseling met 27 stemmen, 4 biljetten waren in blanco; Prof. Mr. P. J. M. Aalberse met 25 stemmen, de heer Briët verkreeg 3 stemmen, 3 biljetten waren in blanco. De heer Aalberse verklaart zich bereid de benoeming aan te nemen. Aan den heer Hesseling zal van zijne benoeming worden kennis gegeven. XXI. Benoeming van een lid der Commissie van Toezicht op het Middelbaar onderwijs. (Zie lng. St. No. 180.) Wordt benoemd met 19 stemmen Prof. Dr. W. de Sitter. De heeren Dr. J. G. van Es, Briët, Hoogeboom en Dr. P. J. Blok verkregen respectievelijk 7, 1, 1 en 1 stem, 2 biljetten waren in blanco. Aan den heer de Sitter zal van zijne benoeming worden kennis gegeven. (De heer Briët verlaat de vergadering.) XXII. Benoeming van een tijdelijk leeraar in de wiskunde aan het Gymnasium en vaststelling van diens jaarwedde. (Zie lng. St. No. 220). De beraadslaging wordt geopend. De heer Fokker. M. d. V. Naar aanleiding van dit punt zou ik willen in het midden brengen, dat het mij zeer be vreemdt, dat men eerst zoo laat met deze 3 voorstellen ge komen is. Eerst van morgen hebben wij de daarop betrekking hebbende stukken ontvangen, zoodat ons de tijd ontbroken heeft ons op de hoogte te stellen van de qualiteiten van de voorgedragen tijdelijke leeraren. Was het aan de Curatoren of aan Burgemeester en Wethouders niet eerder bekend, dat er 3 tijdelijke leeraren moesten worden benoemd? Was dit eerder bekend, dan zou het regelmatiger zijn geweest den Raad daarvan eerder mededeeling te doen. Nu moeten wij onze stem uitbrengen uitsluitend afgaande op het advies van Cu ratoren en ik zou haast zeggen ook op dat van Burgemeester en Wethouders, wanneer wij niet wisten, dat het de gewoonte is van Burgemeester en Wethouders om bij dergelijke voor drachten over te nemen degenen, die door de adviseerende Commissie worden voorgedragen. Ik vind deze zaak van te meer belang, omdat het hier geldt eene tijdelijke aanstelling. Wordt er straks evenwel overgegaan tot het benoemen van een vasten leeraar, dan hebben de tijdelijke leeraren op andere sollici tanten heel wat voor. Wanneer men ook aan anderen de gelegenheid had gegeven voor deze tijdelijke betrekkingen te solliciteeren, dan zou het oog wel eens hebben kunnen vallen op anderen, die dan later ook voor eene definitieve benoeming in aanmerking zouden kunnen komen. Mijne positieve vraag is deze: hoe komt het, dat wij eerst vandaag eene aanbeveling voor deze benoemingen ontvangen hebben? Was het niet eerder mogelijk geweest de stukken aan den Raad toe te zenden? Wist men eerst zoo laat, dat de klassen aan het gymnasium moesten worden gesplitst? Was dit niet reeds bekend na het overgangsexamen in Juli? De Voorzitter. In het kort wil ik de vragen van den heer Fokker beantwoorden. Hij zegt weinig tijd te hebben gehad de stukken te bestudeeren; maar de heer Fokker weet toch wel, dat het wel eens meer gebeurt, dat de stukken pas heel laat aan de leden kunnen worden toegezonden. Ik wil nog opmerken, dat de heer Fokker kon weten, dat eene dergelijke voordracht niet uitgaat van Burgemeester en Wethouders. Wanneer de heer Fokker zich de moeite wil getroosten dit Ingekomen Stuk te lezen, dan zal hij zien, dat men hier te doen heeft met een voorstel van de Curatoren van het Gym nasium aan den Raad. Burgemeester en Wethouders doen niets anders dan het verzoek van Curatoren aan den Raad overbrengen. Thans geef ik het woord aan den heer van der Lip. De heer van der Lip. M. d. V. In aansluiting aan hetgeen door U is gezegd, dat wij hier te doen hebben met een voor stel van Curatoren aan den Raad, wil ik nog mededeelen, dat dit geheel is conform de wet. Wanneer de heer Fokker de moeite genomen had de betrekkelijke wetsbepalingen natelezen, dan had hij dit zelf kunnen zien. De heer Fokker heeft verder gevraagd, of men met dit voorstel niet eerder bij den Raad had kunnen komen. Neen, Mijnheer de Voorzitter, dat kon men niet en wel om deze reden. Zooals de heer Fokker kan weten, zijn er ook examens na de groote vacantie en van den afloop van die examens hing af, hoeveel klassen gesplitst moesten worden. De heer Fokker sprak alleen van overgangsexamens maar er zijn er nog her examens en een tweede toelatingsexamen. Ook is het wel eens onzeker of een leerling, die niet bevorderd is, na de vacantie terug komt. Eerst toen Curatoren de zekerheid hadden, dat 4 klassen moesten worden gesplitst, hebben zij dit voorstel bij den Raad kunnen indienen, en die zekerheid hebben zij eerst de laatste dagen gekregen. De heer Eerdmans. M. d. V. Ik wil slechts deze vraag doen. De heer van der Lip schijnt ons hierover te kunnen inlichten. Zou hij ook kunnen mededeelen, of degenen, die thans worden aanbevolen, reeds hunne werkzaamheid als zoodanig hebben aanvaard, of dat zij deze nog moeten aanvaarden? De heer Fokker. M. d. V. Ik dank U wel voor het lesje, dat ik van U en van den heer van der Lip heb gekregen. Ik wil wel bekennen, dat ik het niet goed had gelezen, dat wij hier te doen hebben met een voorstel direct van de Curatoren aan den Raad. Van den heer van der Lip heb ik vernomen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 17