176 DONDERDAG 30 AUGUSTUS 1917. zegt, dat er hier 440 leden zijn. Mij dunkt, dan moesten die 440 leden zich vereenigen tot een organisatie, die een derge lijke instelling hier in het leven roept. De nuttigheid van het doel, dat men zich van de zaak voorstelt wil ik volstrekt niet ontkennen. Dit is ook in de Kamer van Koophandel niet ont kend. De grootste meerderheid was daar echter van oordeel, dat deze instelling tot nog toe in Leiden is een onbekende zaak en dat het heel moeielijk gaat om te adviseeren daaraan van gemeentewege subsidie te verleenen. Dan zal men zich eerst wat meer bekend moeten doen worden, zoodat men met eenig vertrouwen aan dit bureau steun zal kunnen geven. Nu kan de heer Vergouwen ons wel komen vertellen, wat dit bureau zich als doel stelt, maar het is toch heel iets anders te kunnen wijzen op een bureau, dat bestaat en dat wijzen kan op arbeid, die in het algemeen belang wordt verricht. Ik heb met enkele vóóraanstaande mannen van den middenstand over dit bureau gesproken ten einde hun oordeel te vernemen en nu heeft men mij gezegd: de instelling van een dergelijk bureau voor den middenstand is wel zeer gewenscht, maar men achtte de middenstand zelf wel in staat om de kosten daarvan te kunnen dragen. Mocht het blijken, dat ook minvermogenden worden geholpen, dan heeft de gemeente later nog de gelegenheid dit bureau te steunen. Op dit oogenblik acht ik het zeer voorbarig aan dit bureau steun te verleenen. Men moet zich hier eerst hebben gevestigd, zoodat het wordt eene gemeente-aangelegenheid eerder zal men niet kunnen overgaan tot het geven van eene subsidie. De heer Briët. M. d. V..Hoewel ik voor de zaak zelf veel gevoel om een dergelijk bureau bier op te richten, wil ik toch even motiveeren, waarom ik voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal stemmen. Ik zal dit doen, omdat ik den persoon, die belast is met de leiding van dit bedrijf, niet be voegd acht om advies te geven, om zaken te behandelen, die tot de taak van een accountant behooren. Ik geloof daarom niet, dat men zeggen kan, dat die ƒ500.ten algemeenen nutte zouden zijn besteed. Daarom ben ik tegen het geven van subsidie. Het spijt mij dit hier te moeten uitspreken, maar waar deze zaak hier aldus wordt behandeld, moet ik het wel zeggen, wil ik niet door tegen het geven van subsidie te stemmen den schijn op mij laden tegen de zaak zelve te zijn. Voor de zaak zelve voel ik veel, maar niet als die zoo wordt ingericht. De heer Wilmer. M. d. V. Slechts een enkel woord. Het is misschien wel vreemd, dat ik het reeds in de eerste ver gadering waag de aandacht van de heeren te verzoeken. Ik doe het evenwel, omdat ik vergaderingen van den midden stand heb bijgewoond, waar ik heb opgemerkt, dat er veel sympathie is voor de oprichting van een adviesbureau. Wan neer men in middenstandskringen zijn oor te luisteren legt, hoort men nog al eens tot de overheid het verwijt richten, dat zij uitsluitend hare aandacht vestigt op de belangen van de arbeiders en die van den middenstand over het hoofd ziet. Nu wil ik hier niet gaan uitmaken in hoeverre dat verwijt gegrond is, maar ik wil in alle bescheidenheid opmerken, dat er voor dat verwijt wel eenige grond is te vinden in de op merking gemaakt in het praeadvies van Burgemeester en Wet houders, dat, zelfs, indien de behoefte aan een adviesbureau geacht kan worden aanwezig te zijn, Burgemeester en Wet houders nog geen vrijheid zouden kunnen vinden, te adviseeren een gunstige beschikking te nemen op het verzoek om sub sidie. Huns inziens ligt het niet op den weg der gemeente om in deze geldelijken steun te verleenen, doch dient de georga niseerde middenstand zelve de kosten te dragen. Waarom moet de middenstand de kosten van eene dergelijke inrichting dragen? Er worden zooveel instellingen opgericht ten voordeele van den arbeidenden stand, waarvoor men wel subsidie verleent. Het initiatief voor deze instelling is genomen door de Regeering en de verwerking van het plan is gekomen uit den midden stand zelf. Nu de verwerking er eenmaal is, ligt het nu niet op den weg van de overheid om voor dep groei der onder neming voorloopig ik leg hier den nadruk op: voorloopig verderen financiëelen steun door middel van gemeentelijke subsidie toe te zeggen? Er is zooeven door den heer Pera gezegd, dat deze onder neming hier ter stede nog niet voldoende bekend is. Zoo dit waar mocht zijn wat ik betwijfel zou juist het ver leenen van subsidie aan die onderneming baar in staat kunnen stellen meerdere bekendheid aan zichzelf te verschaffen. Wanneer het Centraal Bureau van advies ten doel zou hebben om zwakke en onervaren middenstanders in hun stand te houden, dan zou ik daarvoor geen subsidie willen geven. Dan zou men met een zuivere middenstandszaak te doen hebben. Maar hier is gemoeid het werkelijk algemeen belang. Het is toch een werkelijk algemeen belang, dat de menschen tengevolge van een gering tekort aan administratieve kennis niet uit hun stand worden gezet. Daarbij mag ook wel in aanmerking genomen worden, dat wanneer er hier en daar in middenstandskringen een tekort is aan ontwikkeling, dit ten deele aan de overheid Zelf moet worden verweten, daar de overheid dikwijls verzuimde de verschillende ondernemingen te steunen, welke zich ten doel stelden meer ontwikkeling in middenstandskringen te brengen. Mijnheer de Voorzitter. Om de redenen, die ik hier in het kort heb genoemd, zou ik mijn stem willen geven voor de subsidie verleening aan het Centraal Bureau van Advies. De heer Pera. M. d. V. Het betoog van den heer Wilmer geeft mij aanleiding om nog iets te zeggen. Het blijkt, dat de heer Wilmer niet bekend is met het stand.punt dat de midden stand in 't algemeen heeft ingenomen en de verplichting, die men geacht heeft op zich te moeten nemen. Het is waar, vooral in de jaren van Minister Talma is er veel gewerkt ten gunste van den middenstand. Men heeft zich afgevraagd: wat moet er gedaan worden voor de verheffing van den middenstand? Toen is in de vergaderingen van den midden stand uitgesproken, dat de middenstand zelf het initiatief daartoe moest nemen; de middenstand moest eerst de lasten zelf dragen. Men moest niet aan alle kanten uitzien naar steun van hoogerhanddit zou zijn de dood. Eerst zou de middenstand toonen in zichzelf de kracht en de energie te bezitten om zich te stellen op een vast standpunt. Wanneer men toonde dat men een inzicht had in hetgeen te doen viel tot opheffing, dan was de tijd aangebroken, dat men kon uitzien naar finan ciëelen steun van hooge hand, wanneer men het zelf niet meer af kon. Maar om direct al te beginnen met financiëelen steun van overheidswege, meende men, zou zijn een verzwakking van de organisatie, en een ondermijnen van de kracht, die voor alles uit eigen kring aan den dag moest treden, ter bevor dering van haar belangen. Ik meende dit even te moeten opmerken naar aanleiding van hetgeen de heer Wilmer heeft gezegd, dat wij dit verzoek zouden moeten toestaan om de ontwikkeling van den middenstand te bevorderen. Ik meen werkelijk te mogen vaststellen, dat de zaak hier nog te onbekend is om hier van gemeentewege subsidie te gaan verleenen. Toont men eerst in eigen kring energie en komt men dan nog te kort, dan is er meer reden om van ge meentewege bij te springen. Wat nu niet gedaan wordt kan steeds later nog worden gedaan. De heer Vergouwen. M. d. V. De Voorzitter. De heer Vergouwen vraagt nu voor de derde maal het woord. Vindt de Raad goed, dat ik den heer Vergouwen voor de derde maal het woord verleen, zoo ja, dan is aldus besloten. De heer Vergouwen. M. d. V. Ik wensch nog op twee punten te wijzen. Er is gezegd, dat het bureau niet voldoende bekend is onder den middenstand. Ik herhaal, dat er hier in vergaderingen van den middenstand 5 a 6 maal is ge sproken, waaruit blijkt, dat het bureau hier wel eenige bekendheid heeft. Voorts zijn er voldoende gegevens verzonden, zoodat alle 440 leden het wel kennen. Dat het bureau hier wel bekend is, blijkt wel hieruit, dat ik- gisteren van 9 tot 12 uur onophoudelijk menschen bij mij gehad heb om advies. Nu is er in het midden gebracht, dat erdoor dat bureau onvoldoende adviezen worden gegeven en dat men aan het hoofd liever een accountant of een jurist had gezien. Anderen hebben hierover evenwel anders geoor deeld. Men had een directeur noodig om de leiding van het bureau op zich te nemen, en met een staf van deskundigen, waaronder ook accountants, het bureau aan zijn doel te kunnen beantwoorden. Men heeft mij hiervoor geschikt geacht. Het resultaat zal uitwijzen of men in mij den juisten persoon heeft gekregen, dien men noodig had. Het spijt mij, dat men dit argument in het midden heeft gebracht, (De heer Vergouwen verlaat de vergadering.) De Voorzitter. Tot degenen, die voor het geven van sub sidie hebben gepleit, wil ik zeggen, dat zij geen enkel door slaand argument daarvoor hebben bijgebracht; ik acht de meening van Burgemeester en Wethouders volkomen juist. Slechts nog een enkel woord wil ik richten tot den heer Wilmer, die zich heeft opgeworpen als pleitbezorger van den middenstand. Ik geloof, dat de heer Wilmer deze zaak verkeerd opvat. Het is dood gemakkelijk en tegenwoordig bijzonder gebruikelijk om in volksvergaderingen aan de Over heid de schuld van alles te geven. Het is altijdde Overheid doet dit of dat niet. Maar het is zoo jammer, dat door dat steeds steunen en desnoods hakken op de Overheid de men schen zelf bij de pakken blijven neerzitten. Wij hebben geene maatschappij noodig van onmondige kinderen; wij moeten de voorwaarden scheppen, dat de menschen zelf wat kunnen doen. Nu zijn er een massa onderwijsinrichtingen, waarop

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 12