121
Tegenover de posten ten bedrage van 683011.00® welke
ten laste van de buitengewone uitgaven van 1917 komen,
kunnen de buitengewone ontvangsten van dat jaar worden
verhoogd met:
'1°. een bedrag van 2197.46, dat nog van
het Rijk te ontvangen is, als voorschot ten be
hoeve van de woningbouwvereeniging »Ons
Belang 2197.46
2°. een bedrag van 7969.01, dat nog van het
Rijk te ontvangen is, als voorschot ten behoeve
van de woningbouwvereeniging »de Goede
Woning"7969.01
3°. een bedrag van 11041.39 wegens nog van
het Rijk te ontvangen subsidie in de kosten van
schoolbouw, nl. voor de school 3e klasse No. 4
1172.90 en de school aan de Duivenbodestraat
9868.49 11041.39
Te zamen f 21207.86. Voor zoover deze ont
vangsten niet voldoende zijn om de onder »buiten-
gewoon" over te brengen uitgaven (ƒ683011.005)
te dekken, zal de post »Geldleening ter voorzie
ning in de kosten van buitengewone werken"
moeten worden verhoogd.
Eene dergelijke verhooging is slechts eene
administratieve begrootingsregelinghet bedrag
toch van ƒ661803.145 (ƒ683011.005—21207.86)
is reeds begrepen in de leening van 1917, waar
van de opbrengst geheel op dat dienstjaar is
geboekt.
Deze verhooging bedraagt mitsdien 661803.14®
~T~683011.00®
Uit het bovenstaande blijkt, dat de gewone ontvangsten
van 1917 met 35719.995 kunnen worden verhoogd, terwijl
de gewone uitgaven slechts met 12105.13 zullen worden
belast, zoodat de post voor Onvoorziene Uitgaven van 1917
met het verschil of f 23614.865 zou kunnen worden verhoogd.
Aangezien evenwel uit de door den Gemeente-Ontvanger
ingediende rekening over het jaar 1916 blijkt, dat de gewone
ontvangsten en uitgaven een nadeelig saldo van 51481.935
hebben opgeleverd (dat geheel ten laste van het dienstjaar
1918 zoude moeten komen), stellen wij U voor om het bedrag
van 23614.86® niet te doen strekken tot verhooging van
den post voor Onvoorziene Uitgaven, dienst 1917, maar het
te bestemmen tot gedeeltelijke dekking van het nadeelig saldo
van de gewone ontvangsten en uitgaven van den dienst 1916,
waardoor het dienstjaar 1918 met 23614.865 minder zal
behoeven te worden belast. Indien toch de ontvangsten en
uitgaven, die thans op het dienstjaar 1917 worden overge
bracht, nog op den dienst 1916 geboekt hadden kunnen
worden, zou ook meergenoemd nadeelig saldo, thans ƒ51481.935
bedragende, 23614.86® lager zijn geweest.
Wij geven U alsnu in overweging te besluiten tot vast
stelling van den hierbij overgelegden suppletoiren begrootings-
staat, model C, dienst 1917 en van den mede hierbij ge-
voegden staat, model A, dienst 1917, strekkende tot betaling
van de bedragen sub 17, tot een gezamenlijk bedrag van
12105.13, uit den post voor Onvoorziene Uitgaven van 1917,
met welk bedrag deze post, blijkens den staat model C, eerst
wordt verhoogd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.