152
DONDERDAG
20 JULI 1917.
10°. Verzoek van W. Prins, om eervol ontslag als onder
wijzer aan de Jongensschool 2e klasse en aan de Meisjes
school 2e klasse.
11°. Advies van den Inspecteur van het Middelbaar Onder
wijs, in zake de toekenning van traktementsverhooging aan
A. M. Overeijnder, als leeraar in de wiskunde aan de Hoo-
gere Burgerschool voor Jongens en aan Mej. Dr. S. Hofker,
als leerares in de Nederlandsche taal en letterkunde aan de
Hoogere Burgerschool voor Meisjes.
Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter stelt vervolgens voor:
1°. om de jaarwedde van A. M. Overeijnder vast te stellen
op f 3000.en zijn pensioensgrondslag voorloopig te bepalen
op hetzelfde bedrag, in te gaan op 1 September 1917;
2°. om de jaarwedde van mej. Dr. S. Holker vast te stel
len op f 2100.— en haar pensioensgrondslag voorloopig te
bepalen op hetzelfde bedrag, in te gaan op 7 September 1917
3°. om den pensioensgrondslag aan Mej. H. Pel, als leerares
in de handwerken aan de Afdeeling A der Kweekschool voor
Onderwijzers en Onderwijzeressen, te verhoogen en voorloopig
te bepalen op f 900.—, gerekend te zijn ingegaan op 1 Juli
1917, en zulks in verband met de vermeerdering van haar
aantal vaste wekelijksche lesuren.
Wordt achtereenvolgens dienovereenkomstig besloten.
Aan de orde is nu
I. Onderzoek van de geloofsbrieven der nieuwbenoemde
raadsleden.
De Voorzitter. Mag ik de heeren van der Eist, Pera en van
Romburgh verzoeken de commissie te vormen tot onderzoek
der geloofsbrieven van dé nieuwbenoemde raadsleden Intus-
schen schors ik voor eenige oogenblikken de vergadering.
De vergadering wordt na eenigen tijd heropend.
De Voorzitter. Ik geef het woord aan den heer van der
Eist tot het uitbrengenvan het verslag der Oommissie van
Onderzoek.
De heer van der Elst. M. d. V. De Commissie heeft alle
stukken, die aan haar zijn overgelegd, ernstig onderzocht.
Tot haar genoegen heelt zij in de geloofsbrieven niets kun
nen vinden, wat niet in orde was, waarom zij dan ook advi
seert deze heeren tot lid van den Raad toe te laten.
De Voorzitter. Kunnen de leden van den Raad zich met
het rapport van de Commissie vereenigen?
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt daarop
achtereenvolgens tot toelating van de heeren Mr. P. J. M. Aal-
berse, Dr. H. J. Zwiers, A. L. Reimeringer, Mr. A. J. Fokker,
J. Botermans, S. de Boer Azn., F. B. J. Wilmer, D. Jaeger,
Dr. B. D. Eerdmans, P. Boot en J. Roem besloten.
(Gedurende de behandeling van dit punt, voor zoover het
betrof het onderzoek en de beoordeeling van hnnne geloofs
brieven, hadden de heeren Aalberse, Zwiers, Reimeringer,
Fokker, Botermans en Roem tijdelijk de vergadering verlaten.)
De Voorzitter. Ik dank de heeren leden van de Commis
sie voor den verrichten arbeid.
II. Benoeming van een opzichter van Gemeentewerken.
(Zie Ing. St. No. 153.)
De Voorzitter. Mag ik de heeren A. Mulder, Reimerin
ger, Hartevelt en van Romburgh verzoeken het stembureau
uit te willen maken?
Wordt benoemd met 14 stemmen de heer H. J. Barentsen.
10 stemmen waren uitgebracht op den heer Neuteboom.
III. Benoeming van een leerares in de wiskunde en de wis
kundige aardrijkskunde aan de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes.
(Zie Ing. St. No. 171.)
Wordt benoemd met 22 stemmen Mej. A. W. Scheltema.
Mej. P. J. Fluyt verkreeg 1 stem, terwijl 1 biljet in blanco was.
IV. Benoeming van eene onderwijzeres aan de school der
3e klasse, No. 8.
(Zie Ing. St. No. 164.)
Wordt benoemd met 23 stemmen Mej. J. M. Koornhof.
Mej. M. Th. J. Reuser verkreeg 1 stem.
V. Benoeming van een len amanuensis bij het onderwijs
in de natuur- en scheikunde aan de Hoogere Burgerschool
voor Jongens.
(Zie Ing. St. No. 172.)
Wordt benoemd met 23 stemmen de heer J. D. Wilschut.
1 biljet was in blanco.
De Voorzitter. Ik dank de leden van het stembureau voor
de genomen moeite.
VI. Verzoek van Mej. C. F. Ie Clercq, om eervol ontslag
als onderwijzeres aan de school der 3e klasse, No. 3.
(Zie Ing..St. No. 170)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.
VII. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1916, van het
Openbaar Slachthuis.
(Zie Ing. St. No. 173.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.
VIII. Balans en verlies- en winstrekening, dienst 1916, van
het Openbaar Slachthuis.
(Zie Ing. St. No. 173.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.
(De heeren van der Lip en Zwiers hadden tijdens de be
handeling van dit punt tijdelijk de vergadering verlaten.)
IX. Verzoek van de Commissie voor den in September a.s.
te houden bazaar, ten behoeve van de Zendingsschool te
Oegstgeest, om het gebruik van de Stads-Gehoorzaal, hetzij
kosteloos, hetzij tegen verlaagd tariet.
(Zie Ing. St. No 174).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer J. P. Mulder. M. d. V. Ik wil even opmerken
dat het praeadvies mij wel wat heeft teleurgesteld. Burge
meester en Wethouders spreken over deze quaestie alsof het
geen zaak van algemeen belang geldt. M. i. gaat het hier zelfs
om een groot algemeen belang, een nationaal belang, n.l.
de zending. Het is mijn bedoeling niet, dat Burgemeester en
Wethouders de zaal voor niets afstaan, maar ik had gaarne
gezien dat men de zaal voor een lager bedrag had gegeven
dan nu wordt voorgesteld.
De heer Pera. M. d. V. Ik kan mij in deze niet begrijpen
het verschil dat men maakt tusschen een pluimveetentoon
stelling en dezen bazaar. Waarom wordt de zaal voor den
bazaar niet beneden het minimumtarief afgestaan, terwijl men
dat wel doet voor de pluimveetentoonstelling. Ik ben het eens
met den heer Mulder, dat men in dit geval de zaal ook zij
het niet kosteloos, dan toch tegën een prijs beneden het
minimumtarief in gebruik moest geven. Omdat hier de geheele
zaal in gebruik wordt genomqn vereischt dit voor belang
hebbenden een belangrijke uitgave. Ik heb geen bepaald voor
stel willen doen om den voorgestelden prijs te verminderen
maar ik wil toch even doen uitkomen, dat het gewenscht is
naar mijn oordeel, dat Burgemeester en Wethouders tegen
over adressanten een meer tegemoetkomende houding aan
nemen dan op het oogenblik het geval is.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders hebben over
wogen, hoe hier gehandeld moest worden om onpartijdig te
blijven en zich te plaatsen op een algemeen standpunt.
Ik betwist aan den heer Mulder niet, dat de zending een
nationaal belang zou zijn. Zijn korte rede was mij evenals
die van den heer Pera zeer sympathiek. Er kunnen evenwel
menschen zijn, die de zending uit een ander oogpunt bezien
en wanneer wij dit verzoek toestonden, zou hierdoor wel eens
een lastig precedent kunnen geschapen worden. Voor iedereen
is de zending geen algemeen belang. Dit verzoek gaat in alle
geval niet uit van eene vereeniging, die op een algemeen
standpunt staat. Nu zou men kunnen zeggen: het algemeen
belang kan zeer goed'behartigd worden zelfs door eene ver
eeniging van eene bepaalde richting, bv. dooi het houden
van een bazaar ten behoeve van de algemeene armen. Dit
zou nog een ander geval zijn dan dit. Veronderstel, dat een
gelijk verzoek werd gedaan van andere zijde, dan zouden er
misschien menschen zijn, die het doel van deze vereeniging
niet van algemeen belang zouden achten. Men zou dan tot