97
de electriciteitsbedrijven overeenkomstig het bovenstaande
wordt gehandeld, terwijl ik U ten slotte verzoek zoowel van
de getroffen regelingen mededeeling te doen aan de Rijks-
kolendistributie als U voor eventueel gewenschte nadere
inlichtingen rechtstreeks tot de Rijkskolendistributie te wenden.
De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel,
Posthuma.
Aan Heeren Burgemeesters.
Leiden, 26 Mei 1917.
Bij schrijven van 7 Mei j.l. No. 52 brachten wij rapport
uit over een adres van de Vereeriiging voor den handeldrij-
venden en industrieelen Middenstand houdende verzoek tot
opheffing van het verbod van étalageverlichting des Zater
dagsavonds, terwijl in ons schrijven van denzelfden datum,
No. 54 dezelfde kwestie werd behandeld naar aanleiding van
een missive van de Kamer van Arbeid voor de Winkel- en
de Grossiersbedrijven.
Ons advies luidde toen om op Zaterdagavond een matige
étalageverlichting toe te staan.
Inmiddels echter hebben wij kennis genomen van de circu
laire van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel
van 29 dezer, No. 39757 betreffende distributie van gas en
electrischen stroom.
Naar aanleiding hiervan hebben wij ons afgevraagd, of ons
advies ter zake van étalageverlichting nog kan worden ge
handhaafd, en zijn wij tot de overtuiging gekomen, dat thans
onder den druk der Ministerieele circulaire ons advies moet
worden herzien en op de verzoeken van den Middenstand en
de Kamer van Arbeid afwijzend behoort te worden beschikt.
Waar door den Minister op de uiterste zuinigheid bij het
gebruik van gas wordt aangedrongen, gaat het o. i. niet aan
thans aan de gasverlichting uitbreiding te geven. Ofschoon
voor de electriciteit de bezwaren niet in die mate gelden als
voor het gas, zouden wij toch om redenen van billijkheid
beide lichtbronnen op dezelfde wijze willen behandelen en
dus niet voor electriciteit een uitzondering willen maken.
Ware het, dat étalageverlichting thans reeds toegestaan
was. dan zou het al onbillijk zijn haar alleen voor gas voort
aan te verbieden.
Die onbillijkheid klemt echter te meer, nu beiderlei ver
lichting thans verboden is.
Het toestaan van étalage verlichting door electriciteit zou
thans het karakter krijgen van een positieve bevoorrechting.
Commissarissen der Stedelijke Fabrieken
van Gas en Electriciteit,
J. A. Bots, Voorzitter.
J. Draaijer, Secretaris.
Aan den Heer Voorzitter van de Commissie
voor de Strafverordeningen, alhier.
N°. 138. Leiden, 14 Juni 1917.
Zooals U bekend is, werd bij de vaststelling van de ge-
meentebegrooting voor het loopende dienstjaar de post „Hoof
delijke Omslag" uitgetrokken op ƒ765.898. De „Onvoorziene
LTitgaven" werden toen geraamd op ƒ137.000, terwijl een
post wegens bijdrage uit de Oorlogswinstbelasting voorloopig
nog niet op de begrooting werd gebracht. Bij de vaststelling
van het kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1917,
en het z.g. vermenigvuldigingscijfer zou hieromtrent nader
worden beslist.
Intusschen zijn door Uwe Vergadering verschillende besluiten
genomen, waarvan de financiëele gevolgen nog niet op de
begrooting zijn geregeld, zij het ook, dat op enkele- uitgaven
bereids bij de vaststelling van den post voor „Onvoorziene
Uitgaven" werd gerekend. Verder is de raming van eenige
posten gebleken aanzienlijk te laag te zijn. Omtrent de raming
van het nadeelig saldo van het levensmiddelenbedrijf was dit
trouwens reeds bij de behandeling der begrooting bekend.
De hoogere uitgaven, die wij hier op het oog hebben, zijn
o.m. de volgende:
1. De kosten der salarisherziening voor de
onderwijzers bij het lager onderwijs, het her-
halingsonderwijs, het bewaarschoolonderwijs en
het onderwijs voor zwakzinnigen (raadsbesluit
van 1 Februari 1917)53.735.
2. Levensmiddelenbedrijf59.500.—
Het nadeelig saldo van dit bedrijf is volgens de
begrooting (volgn. 233a) geraamd op ƒ40.500.
Over het 4e kwartaal 1916 bedraagt het tekort
24.720.Hoeveel het nadeelig saldo in het
jaar 1917 zal bedragen kan de Directeur thans
onmogelijk met eenige juistheid opgeven. Aan
nemende, dat het tekort viermaal het tekort
over het laatste kwartaal 1916 of in ronde som
ƒ100.000.zal bedragen, moet dus de post met
759.500.— worden verhoogd. Wij vreezen echter
zeer, dat ook eene raming van ƒ100.000.voor
1917 te laag, zal blijken te zijn.
3. Varkensvleeschvoorziening25.000.
Op volgn. 231 zijn de uitgaven voor deze voor
ziening geraamd op ƒ10.000.De maandelijksche
uitgaven als basis nemende, zullen de uitgaven
in 1917 bedragen f 35.000.Eene verhooging
van den post met 25.000.— achten wij derhalve
noodig.
4. Brandstoffen voorziening15.000.
Volgens onze praeadviezen, opgenomen onder
no. 212 der Ingekomen Stukken van 1916 en
onder no. 30 van 1917 zullen Uwe besluiten
betreffende de goedkoope cokesvoorziening eene
uitgave van f 15000.-j- 5000.— ten laste
van het dienstjaar 1917 medebrengen. Laatst
genoemd bedrag is bereids van den post voor
«Onvoorziene Uitgaven" afgeschreven. Het be
drag van f 15000.moet dus nog op de begroo
ting worden geregeld. Het onder volgn. 231
uitgetrokken bedrag van 20.000.— voor uit
gaven in verband met de voorziening van brand
stoffen en de daartegenover staande ontvangst-
post (volgn. 57) ad f 16.500.zijn bestemd
voor den aan- en verkoop van turf.
4. Renten van geldleeningen10.500.
Wegens rente der leening 1917'moet worden
betaald 4x/2 van f 800 000 over 10 maanden
of 30.000. Daar staat echter tegenover, dat
op den post voor rente voor tijdelijk ter voor
ziening van kasgeld opgenomen gelden, welke
op f 35.000.is uitgetrokken, vermoedelijk
slechts f 18.000.benoodigd zal zijn. Verder
is een gedeelte van de opbrengst der leening
1917 a deposito gegeven en zal de gemeente
dientengevolge aan rente f 2500.ontvan
gen. Hoewei dus volgn. 214 met f 30.000.
moet worden verhoogd, behoeft alles dooreen-
genomen slechts op eene hoogere uitgave van
f 30.000.f 17.000.f- f 2500.-)
10.500.— gerekend te worden.
5. Salarissen gymnastiekleeraren1.180.
Bij verhooging van de jaarwedden van de
leeraren in de gymnastiek met ingang van
1 Juli 1917, overeenkomstig ons voorstel, opge
nomen onder no. 131 der Ingekomen Stukken,
moet de desbetreffende post der begrooting met
de helft van 2360.— of f 1180.worden
verhoogd.
6. Lichtfabrieken 107.000.—
Volgens eene globale raming van Commissa
rissen der Lichtfabrieken kunnen, rekening hou
dende met de onderstelling, dat de electriciteits-
levering zal kunnen blijven geschieden als thans
plaats heeft en dat de bezuiniging op het gas
verbruik niet tot het uiterste behoeft te worden
doorgevoerd, de saldo's van de exploitatie der
fabrieken voor 1917 nader als volgt worden
begroot: Gasfabriek: nadeelig saldo 150.000.
Electriciteitsfabriekvoordeelig saldo f 45.000.
d.i. een meerder verlies voor 'de Gasfabriek van
f 136.000.en een mindere winst voor de
Electriciteitsfabriek van 22.000.of tezamen
158.000.Hier staat echter tegenover, dat
de gemeente voor verlichting f 18.000.minder
zal behoeven te betalen wegens geringere straat
verlichting en een bijdrage van f 27.000. - in
de kosten van den duurtetoeslag van de licht
fabrieken zal ontvangen, benevens 6000.
meer aan rente wegens na de vaststelling der
begrooting geleende gelden. Dooreengenomen
lijdt de gemeente dus een nadeel van f 107.000.
7. Meerdere uitgaven voor salarissen als ge
volg van de voorstellen der commissie van onder
zoek in zake de salarissen20.000.—
Aangezien de commissie ad hoe ons heeft mede
gedeeld, dat haar rapport binnenkort gereed zal
zijn, meenen wij, dat het raadzaam is er rekening
mede te houden, dat de mogelijkheid niet' uit
gesloten is, dat ook nog in 1917 voor een gedeelte
van dat jaar meer aan salarissen zal moeten
worden uitgekeerd, dan waarop tot nog toe ge-
gerekend is. Yerhooging van den post voor «On
voorziene Uitgaven" met 20.000.achten wij
dus uit dien hoofde gewenscht.
291.915.-