104 DONDERDAG 10 MEI 1917. Wat de heer van Romburgh over de woningen heeft op gemerkt, kan ik zoo maar niet accepteeren. De heer Vergouwen heeft zijne bewering reeds bestreden, dat het daar eene achter af buurt zou zijn, ik ben bet geheel met hem eens. Dit terrein ligt niet verder dan een 100 M van den Maresingel, waar heen men toegang heeft door de Mauritsstraat en aan de andere zijde door de Koningsstraat. Het is eene buurt, die keurig netjes bebouwd is, het is eene arbeidersbuurt, die gezien mag worden. L)e heer Sijtsma heeft gevraagd, of het niet mogelijk is deze zaak nog wat uit te stellen. Ik zou willen vragen: geeft dat wel iets? De teekeningen hebben in de Leeskamer ter visie gelegen, iedereen heeft dus kunnen zien, wat de bedoeling van het voorstel is. Als men dat terrein wil gaan bezien, zal men ontdekken, dat het er stuift, maar dat is ook al de wetenschap, die men op dat terrein op zal doen. Ik heb' hiermede het voornaamste beantwoord van wat is opgemerkt en ik wil dan ook eindigen met het voorstel van Burgemeester en Wethouders ten zeerste bij den Raad aan te bevelen. De heer Fokker. M. d. V. Een enkele opmerking zou ik nog willen maken. Burgemeester en Wethouders stellen voor om over te gaan tot vaststelling van bijgaanden suppletoiren begrootingsstaat, groot met inbegrip van de kosten van over dracht enz. 55466. Laten wij evenwel goed bedenken, dat wij er met dit bedrag niet af zijn. Er wordt zeer door Burgemeester en Wethouders de aan dacht op gevestigd dat men het terrein geheel ol althans ten deele kan verkoopen aan een der hier ter stede gevestigde vereenigingen tot bevordering van den "bouw van arbeiders woningen voor denzelfden prijs indien die vereeniging voor den door haar voorgenomen bouw van arbeiderswoningen de noodige voorschotten van Rijk en gemeente overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de Woningwet kan bekomen. Verkoopen ja, maar rnet geld dat weer uit de kas der ge meente. komt. Ik ben niet tegen den aankoop van grond, maar ik wil hier even de aandacht van Burgemeester en Wethouders vestigen op het feit dat wij' hier niet over moeten gaan tot een uit gave van ƒ55000.zonder ons vooraf ter dege rekenschap te geven van de gevolgen. In dat verband zou ik aan Burge meester en Wethouders willen vragen kan de gemeente Leiden wanneer straks een voorschot gegeven moet worden, de hulp van het Rijk krijgen voor het bouwen van woningen, die liggen buiten bet territoir van de gemeente Leiden? Er wordt nu wel gezegd dat de gemeente Leiderdorp binnenkort bij Leiden zal worden gevoegd. Maar hoeveel jaren men dat al niet heeft gezegd, weet ik niet en nog hebben wij niets gezien van die verwezenlijking van die annexatieplannen. Daarvan moeten wij ons toch ook rekenschap geven. Wanneer wij een voor schot verleenen en wij krijgen het niet terug, dan wordt het des te bezwaarlijker voor den Gemeenteraad om hierop nu in te gaan. Daarom zou ik dus willen vragen: kunnen wij voor woningen die worden gebouwd buiten het gebied van de ge meente Leiden ook steun van het Rijk verwachten Wanneer dat het geval is, heb ik tegen dit voorstel geen bezwaar. Burgemeester en Wethouders zullen de zaak zeker wel goed hebben onderzocht, zoodat mijne vraag het College niet on voorbereid zal vinden! De heer van Hamel. M. d. V. Het is niet aangenaam om dit voorstel te bestrijden. Men denkt al licht, dat men daar door weinig voelt voor verbetering van de arbeiderswoningen. De heer Fischer heeft het nog eens uitdrukkelijk doen uit komen, dat men dit voorstel in het belang van de volkshuis vesting zou moeten aannemen. Wat dat betreft zou ik gaarne mijn steun aan het voorstel toezeggen, want ik voel zeer veel voor een goede volkshuisvesting. Bij mij geldt echter de overweging, dat de gemeente dergelijke terreinen niet tot eiken prijs moet aankoopen. De heer Vergouwen heeft gezegd, dat hij den prijs niet te hoog vindt, maar ik beweer volgens mijn ervaring hier ter stede, dat ik den prijs buitengewoon hoog acht. De vennootschap bestaat natuurlijk uit zaken- menschen. Zij hebben gedacht: «wanneer wij maar wat aan houden, krijgen wij wel den gevraagden prijs." Ik ben echter van meening, dat men nog wel wat at had kunnen dingen en dat de vereeniging, aan wie het terrein behoort, wel bereid zou zijn het tegen lageren prijs af te staan. Zij krijgt toch van niemand anders dien prijs. Ik wil niet tot eiken prijs met dit voorstel medegaan. De prijzen worden steeds hooger en altijd redeneert men: houdt de strengen maar vast; de gemeente is er goed voor. Zoo zouden wij op den duur de prijzen steeds zien stijgen en de gemeente wordt daarvan de dupe. Daarbij komt nog, dat ik er niet zeker van ben, zoolang dit terrein behoort tot bet territoir van een andere gemeente, dat. de gemeente Leiden daarvoor, volgens de Woningwet subsidie van het Rijk zal kunnen krijgen. Op grond van een en ander blijf ik persis- teeren bij mijne meening, dat het niet gewenscht is dit voor stel aan te nemen. De heer Botermans. M. d. V. Ik heb daar straks gezegd, dat ik met het voorstel van Burgemeester en Wethouders mede zou gaan, omdat ik den prijs, die gevraagd is geworden, niet te hoog vond. Nu is mij bekend, wat er indertijd voor dat terrein betaald is en dan verklaar ik, dat de winst, die gemaakt wordt, niet zoo hoog is. De reden, dat men dit terrein aan de gemeente te koop heeft geboden is, dat er op dit oogenblik door particuliere bouwondernemers niet wordt gekocht, daar er niet gebouwd kan worden. Met dezen grondaankoop is de woningnood echter nog niet opgeheven. Ik ben van meening, dat er vooreerst niets van bouwen zal komen, noch vanwege de vereeniging Eensgezindheid, noch van de bebouwing van het Kooiterrein of van dit terrein. Tengevolge van de hooge prijzen der materialen zal men beslist 1,50 a 2,— per week op iedere woning moeten toeleggen. Evenwel ga ik toch mede met het voorstel tot aankoop van dit terrein, omdat zoodra de prijzen en tijden weer normaal zullen geworden zijn, men grond moet hebben om te kunnen bouwen. De heer A.' Mulder. M. d. V. Al de argumenten, die ik gehoord heb, pleiten voor den aankoop van dit terrein, zelfs al zal er nog niet gebouwd kunnen worden, zooals de heer Botermans beweert. Laten wij nu zorgen, dat terrein in ons bezit te krijgen. Als er straks gelegenheid tot bouwen zal komen, zal ieder er op aanvallen. Ik zou gaarne nog meer willen zeggen, maar over aankoop is het niet gewenscht om in eene openbare vergadering te spreken. Men moet hiervoor oppassen. Op zoo iets wordt gelet en ook wel misbruik van gemaakt. De heer Fischer. M. d. V. Door den heer Fokker is gevraagd, of het wel zeker is, dat Leiden voorschot zal krijgen voor het bouwen buiten de gemeente. De kans daarop is zeer groot, al kan ik de absolute verzekering daarvan niet geven. Ër zijn voorbeelden, dat dit gebeurd is. Zoo heeft o.a. Utrecht een voorschot ontvangen voor het. bouwen van een tuindorp in Zuilen. Ik geloof dus niet, dat men zich daarover ongerust behoeft te maken. De heer Botermans heeft gezegd, dat z. i. er wel niets zal komen van de bebouwing van het Kooiter rein en van het bouwen door Eensgezindheid. Ik hoop, dat het niet waar zal wezen, wat de heer Botermans verwacht. Er komt evenwel dit bij. De heer Botermans heeft iets gehoord van een crisisbijdrage, maar hij vergeet, dat een heel groot gedeelte hiervan door het Rijk wordt bijgedragen. Den heer van Hamel zou ik willen zeggen: ik heb niets kwaads tegenover den heer van Hamel persoonlijk bedoeld. Het is hier slechts eene kwestie van verschil van standpunt, dat wij innemen. Bij mij staat op den voorgrond de verbete ring van de volkshuisvesting. De heer van HameUmeent uit een financieel oogpunt bezwaar te moeten maken tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Dit is het stand punt, dat wij tegenover elkaar blijven innemen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en aangenomen met 22 tegen 3 stemmen. Vóór stemmen de heeren Bots, Reimeringer, A. Mulder, van der Pot.-Hartevelt, Fischer, van der Lip, Botermans, van der Eist, Pera, Fokker, J. P. Mulder, Sijtsma, Sasse, Aalberse, van Gruting, Huurman, Hoogenboom, Fabius, Vergouwen, van Tol en Zwiers. Tegen stemmen de heeren van Hamel, Roem en van Romburgh. X. Motie van de heeren K. Sijtsma c. s. in zake de afschaffing van het ambulantisme op verschillende openbare lagere scholen. (Zie Ing St. No. 83). De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter. Zooals de heeren weten is het praeadvies van Burgemeester en Wethouders om in aansluiting met het advies van de Plaatselijke Schoolcommissie de motie van den heer Sijtsma niet aan te nemen. Ik geef thans den heer Sijtsma het woord om zijn motie toe te lichten. De heer Sijtsma. M. d. V. Iri onze motie spreken wij ons uit voor de afschaffing van het ambulantisme bij de openbare scholen met 6 jaarklassèn of 12 halfjaars-klassen, omdat wij dat in het belang van het onderwijs en in het belang van de financiën der gemeente achten. Onze taak is nu deze uitspraak te maken tot een door den Raad gevoelde waarheid, opdat de leden dan met volle over tuiging voor onze motie zullen stemmen. Om dat te berei-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 8