G2 c. De wekelijksche rustdag. Zooals terecht in het verslag wordt opgemerkt, kunnen bepalingen omtrent rustdagen het best worden opgenomen in de instruction der diverse ambtenaren. Volgens art. 14 der concept-verordening zal een en ander dan ook in die instruc- tiën, welke door den Raad of door Burgemeester en Wet houders worden vastgesteld, moeten worden geregeld. Bij die regeling kan met de in het verslag geuite wenschen rekening worden gehouden. Natuurlijk zal voor de meeste ambtenaren van dienst op Zondag buiten dringende noodzakelijkheid geen sprake zijn. Eene algemeene regeling, zooals bij de werklie den, is hier echter niet te treffen. Speciaal met het oog op de brugwachters is dit moeilijk. Bij het vaststellen hunner instructie zal echter zooveel mogelijk op de Zondagrust wor den gelet. Definitief kan een en ander slechts geregeld wor den na de opening van het nieuwe Rijn- Schiekanaal en de daarmede gepaard gaande omlegging van de vaart. Daardoor toch zal weldra eene belangrijke wijziging in den dienst der brugwachters noodig worden, zoodat thans feitelijk slechts eene voorloopige regeling kan worden getroffen. d. De regeling omtrent borgtocht en pensioen. De bevreemding, door een lid in een der secties uitgedrukt, dat in de concept-verordening elke regeling omtrent borg tocht en pensioen wordt gemist, is ons niet recht duidelijk. Zooals zeer juist van andere zijde in het verslag wordt opge merkt, zal, indien een ambtenaar borgtochtplichtig is, de aard en het bedrag der door hem te steller zekerheid inge volge art. 14 in zijn instructie geregeld worden. Overigens is de zekerheidstelling door gemeenteambtenaren geregeld in de wet van 30 December 1909, S 417. De regeling der pension- neering voor de gemeenteambtenaren en hunne weduwen en weezen treft men aan in de Pensioenwetten van het jaar 1913. ARTIKELEN. Art. 1. Hierbij werd in een Sectie gevraagd op grond van welk wetsvoorschrift het personeel dat den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand bijstaat, mede wordt uitgezonderd. Een lid dier Sectie wilde ook het verplegend personeel van de gestichten »Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest" onder dit art. opnemen en vroeg tevens waarom de politie ook niet vallen kon onder de bepalingen van Scheidsgerecht of Com missie van Advies. Met betrekking tot den uitgesproken wensch aangaande het verplegend personeel werd opgemerkt dat daarvoor geen algemeene regelen kunnen worden gegeven. Wordt echter deze verordening vastgesteld, dan zullen ongetwijfeld voor ambtenaren die er buiten vallen ook regelingen worden ge troffen. Gevraagd werd wie den staat vaststelt onder letter h dit artikel vermeld. van Voorts werd nog gevraagd of de woorden»wier bezoldi ging bij de maand of langer is bepaald" bepaalde categoriën uitsluiten, die reeds door e zijn uitgesloten, m.a.w. of er na de totstandkoming van deZe verordening nog personen in dienst der gemeente zullen zijn wier rechtspositie noch door deze verordening noch door het Werkliedenreglement is geregeld en die niet behooren tot de met name genoemde uitzonderingen, is zulks niet het geval, dan zou dit lid de bedoelde woorden willen schrappen. Art. 1. Zooals wij in de memorie van toelichting hebben uiteengezet, zullen ingevolge dit artikel, behalve de werklieden en daar mede gelijk te stellen personen, niet onder de verordening vallen die ambtenaren en beambten, wier rechtspositie reeds bij de wet (Gemeentewet of andere wetten) is geregeld of voor wie bij de wet is aangegeven, door welke macht hun instructie wordt vastgesteld. Op grond hiervan zal de ver ordening niet toepasselijk zijn op het personeel, dat den ambtenaar van den burgerlijken stand bijstaat. Ingevolge art. 149, 12e lid der Gemeentewet toch ontvangt dit personeel van den ambtenaar van den burgerlijken stand, onder wiens leiding het arbeidt, zijne instructie en is het aan hem onmid dellijk ondergeschikt. De ambtenaar van den burgerlijken stand is dus bij de wet aangewezen, om de rechtspositie in deze te regelen. Het antwoord op de verder gestelde vragen kan men in hoofdzaak vinden in de memorie van toelichting. Tegen de opneming van het verplegend personeel van de gestichten «Endegeest", Voorgeest" en »Rhijngeest" in de verordening bestaat bij de Commissie wan Beheer en ook bij ons College ernstig bezwaar met het oog op den eigenaardigen werkkring van dit personeel. Ook in verschillende andere ge meenten heeft men dergelijk personeel daarom buiten de algemeene regeling gelaten. Zoo zijn b.v. in den Haag dege- neesheeren en het verplegend personeel van het Gemeente ziekenhuis, in Haarlem het personeel van gemeentelijke in richtingen voor armenzorg en ziekenverpleging en in Maastricht de rector, de assistenten-geneesheer, de zusters van liefde en de dienstboden in het gesticht Calvariënberg uitgezonderd. Thans is. de rechtspositie van het verplegend personeel in onze gestichten bij afzonderlijke, door de Commissie van Beheer vastgestelde, reglementen en in instructies geregeld. Na aanneming der algemeene verordening, zullen de afzon derlijke reglementen en instructies, gelijk gezegd, daarmede voor zooveel mogelijk in overeenstemming worden gebracht en aan de goedkeuring van Uwe Vergadering worden onder worpen. De staat, bedoeld waarvan sub h van dit artikel melding wordt gemaakt, zal worden vastgesteld door den Raad. Vóór het in werking treden der verordening zal hij, zooals wij in de memorie van toelichting schreven, aan Uwe Vergadering ter vaststelling worden aangeboden. De vraag, of er na de totstandkoming van de algemeene verordening nog personen in dienst der gemeente zullen zijn, wier rechtspositie noch daarin noch in het werkliedenregle ment is geregeld en die ook niet behooren tot de met name genoemde uitzonderingen, kunnen wij overeenkomstig het in de memorie van toelichting medegedeelde, bevestigend beant woorden. Tezijnertijd kan worden overwogen, of voor hen eene aparte regeling moet worden getroffen, dan wel of zij alsnog onder het werkliedenreglement kunnen worden gebracht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 4