CO Verder begreep dit lid niet hoe B. en W. niets voor zoo danige regeling kunnen gevoelen en schreef dit hier aan toe dat geen hunner ooit als ambtenaar in loondienst was. Aan de hand van uitspraken van minister Loeff en anderen doet hij uitkomen dat de werknemer individueel zwak staat tegen over den werkgever, ook waar de overheid als zoodanig op treedt. Een wel omschreven regeling van plichten en rechten (ook van plichten) geeft een gevoel van rechtszekerheid en dus van veiligheid. Het gevolg van het ontbreken eener rege ling heeft op verschillende karakters een verschillende uit werking en kan leiden tot een algemeenen toestand van ontevredenheid en schadelijk worden voor den dienst zelf. Daarom zou hij de regeling over zooveel mogelijk ambtenaren willen doen uitstrekken. Ten opzichte van het scheidsgerecht sloot dit lid zich aan bij het vorig lid. In een andere Sectie werd door een lid gevraagd of een regeling der rechtspositie voor de ambtenaren in het belang der gemeente wel noodig is? Hij zou wel eens willen weten hoe zoodanige regeling in andere gemeenten werkt. Het had dit lid getroffen dat b. v. in een gemeente als Amsterdam een rechtsregeling der ambtenaren ontbreekt. Naar aanleiding van den uitgesproken twijfel aan de wen- schelijkheid dezer vei ordening werd nog opgemerkt dat bekend is dat B. en W. het nut, laat staan de noodzakelijkheid ervan nooit hebben kunnen inzien. Sommige leden gingen in hun twijfel aan de goede strek king der verordening nog verder. Ze meenden dat deze vooral zou zijn in het belang der minst bekwame en zwakkere ambtenaren en dat de meest verdienstelijke er niet naar ver langen. Daartegen werd weder opgemerkt, dat men het uitnemend vond dat nu rechten en plichten van de ambtenaren zullen worden omschreven en in een regeling vastgelegd, hetgeen ook het geval iu bij de verschillende bonden. Een ander lid vond deze laatste aanbeveling al zeer zwak. Aan eischen van vakvereenigingen en bonden heeft de gemeente in dit verband zich niet te storen. Ook werd opgemerkt, dat men, welke veranderingen in deze regeling nog mochten worden aangebracht, voor machts verplaatsing moest waken. In een andere Sectie was men algemeen van oordeel dal de concept-verordening den indruk maakte goed doorwerkt te zijn, al achtte men wijziging en aanvulling van sommige artikelen gewenscht. Men maakte daar de algemeene op merking, dat het meer practisch zou geweest zijn, indien B. en W. het oordeel over de voorstellen ook ingewonrien hadden van de betrokken ambtenaars-vereenigingen. Het zou nakomende critiek voorkomen hebben. Daar deze thans tijdig ingekomen is, konden de raadsleden daarmede wel hun winst doen, maar het zou gemakkelijker voor hen geweest zijn, indien in de concept-verordening de adviezen van gemelde afdeelingen reeds voor zoover dit mogelijk was, verwerkt waren. ln alle Secties beschouwde men het als een leemte dat het concept niets omtrent eene loonregeling vermeldt. Waar de Commissie ad hoe werkzaam is om verband te brengen tusschen de verschillende salarissen, begreep men eenerzijds, dat het moeilijk was in de aanhangige voorstellen een vol ledige loonregeling op te nemen. Anderzijds achtte men, dat de grondslagen der loonregelingen, alsmede een stelsel voor periodieke verhoogingen, daarin gevoegelijk opgenomen hadden kunnen zijn; zelfs werd gevraagd, of het niet beter was ge weest met de indiening dezer voorstellen te wachten, tot de Commissie ad hoc met haar arbeid gereed was. In allen ge valle achtte men het wenschelijk dat de loonregeling, door gemelde Commissie voor te stellen, na aanneming door den Raad in de verordening, regelende de rechtspositie der ambtenaren, werd opgenomen. ln verband daarmede werd nog gevraagd, of het in de be doeling van B. en W. ligt om in het vervolg de bepaling van alle salarissen ook van werklieden aan den Raad over te laten en niet langer zooals thans geschiedt, gedeeltelijk door den Raad, gedeeltelijk door andere lichamen, wat volgens sommigen in strijd is met Art. 136 G. W. Een lid achtte het wenschelijk dat in de verordening voor alle ambtenaren een wekelijksche rustdag werd gewaarborgd, al kan deze niet altijd op Zondag vallen. Een rustdag per week komt ieder mensch toe, meende hij. Misschien is zulk een regeling, met name voor de brugwachters thans moeilijk te treffen, doch dan behoorde daarmede gepaard te gaan een vermeerdering van werkkrachten. Een ander lid sloot zich bij dit betoog met warmte aan. ln een andere Sectie werd algemeen betreurd, dat de voor zaak, die wij noch in het belang der gemeente, noch in dat der ambtenaren noodig achtten, weder bij onze vele gewich tige werkzaamheden als 't ware op bestelling aan ons College op te dragen. Een lid noemt blijkens het verslag dit verwijt onbillijk, aangezien raadsleden niet de beschikking hebben over de ambtenaren ter secretarie, terwijl er z. i. ook overigens niets onbehoorlijks in ligt, dat de Raad. als hebbende het recht van initiatief, bij wijze van motie Burgermeester en Wet houders tot iets uitnoodigt. Daargelaten nu, dat het geenszins onze bedoeling is geweest in de memorie van toelichting onbillijke verwijten tot de raadsleden te richten, meenen wij hiertegen in het midden te moeten brengen, dat, indien van uit den Raad het initiatief was genomen, om eene verordening, regelende den rechts toestand van de ambtenaren te ontwerpen en niet enkel bij wijze van motie een uitnoodiging tot ons College was gericht, hetgeen bezwaarlijk gebruik maken van het recht van initiatief kan worden genoemd, dat dan de betrokken raadsleden de noodige hulp van de ambtenaren ter secretarie hadden kunnen krijgen. Een dergelijk verzoek is nimmer geweigerd. De bewering, dat van het advies der Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen over het haai' in 1909 toege zonden voor-ontwerp, weinig notitie genomen is bij de in 1914 aan U overgelegde concept-verordening moeten wij tegen spreken. Zooals uitdrukkelijk in de memorie van toelichting (Ingek. Stukken No. '123 van 1914) is gezegd, hebben wij met het advies dier commissie wel degelijk rekening gehouden en zijn in verband daarmede verschillende veranderingen in het voor-ontwerp aangebracht. Evenmin kunnen wij toegeven, dat de memorie van toe lichting te sober is. Zooals toch reeds uitdrukkelijk in de memorie van toelichting is vermeld, behoefde de toelichting niet zoo uitvoerig te zijn, omdat het ontwerp overeenkom stig den in Uwe Vergadering geuiten wensch, toch vooraf in de afdeelingen zou worden onderzocht. Raadpleging van de betrokken ambtenaarsvereenigingen over de concept-verordening, alvorens, deze in 1914 bij Uwe Ver gadering werd ingediend, leek ons niet noodig. De vakver eenigingen hebben intussehen vóór de indiening van de ge wijzigde concept-verordening in September 1916 (Ingek. Stukken No. 192) voldoende gelegenheid gehad om zich te uiten en hebben daarvan dan ook een ruim gebruik gemaakt. Ad. II. Opmerkingen betreffende de al dan niet wenschelijk- heid, om den rechtstoestand der ambtenaren bij ver ordening te regelen. In ons praeadvies van 6 November 1907 (Ingek. Stukken No. 305) over de op 31 October 1906 bij de behandeling der begrooting voor het jaar 1907 door den heer Aalberse inge diende motie, betreffende de wenschelijkheid, om de rechts positie van de ambtenaren ter gemeente-secretarie en ten kantore van den gemeente-ontvanger bij verordening te rege len, zijn de redenen, waarom ons College tegen eene derge lijke regeling gekant is, uitvoerig uiteengezet. Thans kan derhalve met het volgende worden volstaan. De behoefte aan een ambtenarenreglement heeft zich in de praktijk nimmer doen gevoelen. Daarom alleen al is ons College dan ook nooit voor de tot stand koming daarvan geweest. Men vergeet toch, dat tegenover de in het verslag opgenoemde voordeelen van eene verordening als deze, ook nadeelen staan. De verhouding tusschen het gemeentebestuur en de ambtenaren wordt er allicht stroever door, terwijl aan eene voor allen gelijkvormige regeling een schaduwzijde ver bonden is. Immers, het heeft dikwijls veel voor, naar om standigheden te kunnen handelen, zonder dat daarom nog van willekeur sprake behoeft te zijn. Overeenkomstig den in het verslag geuiten wensch, om ingelicht te worden, hoe de regeling van den rechtstoestand der ambtenaren in andere gemeenten werkt, hebben wij ons gewend tot de besturen van verschillende gemeenten, alwaar eene dergelijke regeling bestaat, met verzoek ons te dezer zake eenige mededeelingen te doen. Aangezien de ontvan gen antwoorden meerendeels te uitvoerig zijn, om hier te worden vermeld en een weergeven in het kort zijne bezwaren heeft, zijn de ingekomen brieven bij het dossier in de Lees kamer ter inzage gedeponeerd. Ad. III. Opmerkingen over speciale onderwerpen. Een viertal onderwerpen moeten in deze rubriek onder oogen worden gezien, n.l. het scheidsgerecht, de loonregeling, de wekelijksche rustdag en de regeling omtrent borgtocht en pensioen. a. Het scheidsgerecht. Zooals uit de concept-verordening blijkt, heeft ons College geen vrijheid kunnen vinden U te adviseeren, om wanneer Uwerzijds mocht worden besloten, om den rechtstoestand

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 2